’er echter door hare zwarte kleur, v an , die
aan het uit-einde van den Haart met wit ge-
fpïklcelt.is: zy heeft een foorc van angels die.
wit en getant zyn; haar Haart is dik aan den
oorfprong; haar tong is gevorkt; zy voed
zich gaarne met eijeren, maar verdraagt echter
den honger metgedult. More gr ave zecht,
dat men het vleefch van dit Dier , in Braz.il
eet*
Se ba , geeft de naam van T eju g u a cu , aan
verfcheide foorten van Haagdiffen van ver-
fchillende Landen , onder welke hy onder
anderen de Zee-Haagdis der Fianfchen telt,
als mede de Taguixin , ’ t geen een foort van
Haagdis is , die men Sauvegarde noemt. De
Heer Linmeus , van de Taguixin fpreeken-
dë, zecht, dat deze Haagdis een ronde Haart
heeft, die meer als twee maaien het lichaam
in lengte overtreft-, en uit omtrent twee honden
afdeelingen te zamengeHelt is : hare vier
pooten hebben ieder v y f vingeren ; de nagelen
zyn zeer fcherp en een weinig gekromt;
haar kleur ia w it, met blaaxiw ge mengt, over
welke Hreepen van een graauw-bruin löopen;
de rug en de dyen , zyn met witte eironde
vlakken gefpikkelt.
T E L G , zie H ou t .
T E M A P A R A . Dus noemt men een
zeer fchoone Amerikaanfche Haagdis, die
een lange Haart heeft: haar huit is roodachtig
graauw ,. haar kop groot, witachtig , en
met groote zwartachtige fchubben bezet, die
met bruin gemengt zyn; haare oogen glinfle-
xen, het inwendige van haare ©oren is rood,
de onderkaak de geheele onderbuik en de
dyen zyn ligt afchverwig, gelyk mede de
fchubben van het opperfte van het lichaam
en van den Haart. Seba , Tbef. Tab. 88.
zu 4*
T E N D R A K .' Dit is een foort van Ste-
kél-Varken van het Eiland Madagaskar. De
Inwoonders vinden deszelfs vleefch uitmun-
tent. Fl'acourt■ zecht echter | dat het la f ,
dradig en zagt is. Z ie S t e k e l - V a r k e n .
T E N E B R I O . Deze naam geeft de Heer
Zrinnceus aan een foort van Tor , die langzaam
voortgaat, en die de B la tta fóetida der
Natuurkundigen is.
T E N T H R E D O . De Heer Lïnnizm
gc.eft dezen naam aan. verfcheide foorten van
Zaag-en Boor-Vliegen, die van verfchillen-
de .foorten van Rupzen voortkoomen : hv
telt 'er tot acht en twintig foorten van op;
Zie Zaag-Flieg, op het artikel V l i e g.
T E P E L T J E S d e r Z E E - E G E L S
Ecbinorum Acetahula. Men geeft dezen naaia
aan de vyf-hoekigë o f ze's-hoekige deelen
die zich van een foort van Gerepelde Zee-
Egels ; affeheiden , en op ieder welker men
een foort van uitwafch vind , dat men Tepeltjes
noemt., en die in het leeven van het Dier
dienen om de punt te omvatten , op welke
het Heunt om voort te gaan. Zie Z ee-
E-g e l .
T E R F E Z . Deze naam geeft men aan
de Afrikaanfche Truffel ; haar fchors is witachtig.
Lemèry zecht, dat zy in de Woeity-
nen van Numidiën, in het zand voortkoomt:
men braad haar onder de affehen o f kookt
haar in water : men maakt ’er. een pap met
melk van; zy is zeer voedzaam : haar ftnaak
evenaart die van vleefch. Zie Truffel op het
woord P a d d e s t o e l .
T E R P E N T Y N ( V e n e è t s ch e of
S.c h io s c h e ) zie op het woerd L orkenb
o o m , en achter het woord P i s tassenboom.
Wat de andere foorten van gemeene
Terpentyn betreft, zie op de woorden Pyn-
b o o m en D e n n e b o o m , De Bi jon en de
maagdenTerpentyn, zyn niets anders als zeer
zuivere én zeer vloeibare foorten van Terpentyn,
die men uit de Pynboomen trekt.
Men' vind zomtyds in de Winkels v een
Perziaanfche Terpentyn ; maar alle die wy
onder deze naam gezien hebben , is verre
beneden die geene, waar van de Oo-fterlingen
zigbedienen, en die van die van Cyprus ofScio
niet verfchilt: men vergadert hem in de Bergen
en in de Woeffynen , in. de omliggende
Streeken van Smachia in Mediën , en van
Schiras in Perziën , in het Gebied van La*
reftan, en vooral op den Berg na by het beroemde
Dorp Majim , ’t geen een dachreis-
van Sjirafo lecht,. op welke een groote overvloed
van,Terpentynboomen o f wilde Piftas-
fenboomën groeijen. _
De Inwoonders verzamelen een groote menigte
van dit harffachrige vocht, ’c geen ge-
duurende de groate hitte , uit de boomen-
vloeit, in welke men een infnyding maakt,,
o f anderszints natuurlyk uit de barffen der
Hammen, die. verderven*. Zy laten dit vocht
e.e.n
een weinig op een zagt vuur koóken , en
gieten het over , voor dat het Herk kookt,
wanneer het koud geworden is , verkrygt
het de kleur en zeifHandigheit van wit Pik.
Deze Terpentyn dient de Oofterlingen alleen,
zecht Kampher , tot een kaauwmiddel.
De. vrouwen die aan gene zyde van de Rivier
de Itidus yvoonen, hebben ’er altoos een weinig
van in den mond; zy konnen .hem niet
ontbeeren , wanneer zy ’er eenmaal aan gewend
zyn. Men zecht, dat hy met hetfpeek-
zel te doen uitvloeijen , de zinkingen wegneemt
, dé tanden wit en vaft maakt, den
eedtift opwekt, en den adem een aangename
reu.k geeft : men vind dezen Terpentyn al-
pmme in de Winkels en by. de Reukwerkers
I in Turkyen, onder den Turkfehen naam van
Sakkis, en onder den Perfiaanfchenvan Kon-
Jeruun.
De Bewoonders van den Berg Benna in
Perziën, bekoomen den ITarff van den Ter-
pentynboom , door het hout zelfs te branden
, waar door hy een bruine roode kleur
yerkrygt.r De Schilders van dit Land bedie-
iifen zich van dezen HarH, die hart, wryf-
baar-en glansryk-is. Men vind hem in de.
Winkels onder den naam van Sijah Benna,
dat is te zeggen, Zwart van den Berg Bonna,
of Rengi Sulah, ’ t geen zeggen wil, Kleur van
de Sulah.
Alle de foorten van den Terpentyn zyn
ontbindende , oploffende , zuiverende , en
nuttig om de lippen der verfche wonden zich
met elkanderen te doen vereenigen : zy zyn
inwendig balfemachtig en wondbeelende, en
nuttig in de verzweeringen der ingewanden:
zy verwekken de p is , en geeven haar een
violet reuk , wanneer men zelfs dezen harH
alleen met het uit-einde van den yingér aanraakt.
Hy is mede van een meenigvuldig. gebruik
tegens den druipert en de witte vloed.
T E R R A S Y N O P I C A . Men geeft
dezen naam , in navolging van de.-Ouden,
dan eens aan het Roode o fBloe.dk/eurige Kryt,
en dan weder aan den Roeden Oker.
T E S T E B L O E M , zie A n g e l i e r .
T E T H I Y S . Dit is een foort van Plant-
dier, dat zich aan de Rotzen hecht, enzom-
jyds mede^op de Oe fiers. Zyn huit Is zoo'
hart als die van de Holothuriën , het heeft.
!Wee gaatjes, aan ieder uit-einde , waar van
hsteene byna onmerkbaar is , .en door welk
hy het water inzuigt en uitwerpt; zyne gedaante
is langwerpig; de kleinHe opening
dient hem om zich te ledigen, en de groot-
fte om te ontvangen. Dit Zee-Infeét is ros
o f faffraanverwig , wanneer men het drukt
fpringt het water uit de beide openingen. Z)o-
nati zecht, dat deze lichamen over een kom-
Hig met de Zee-Schuimen zyn : maar dat hun
zamenftel meer werktuigelyker is , want zy
bezitten de eigenfehap om van plaats te veranderen
, en zy beweegen zich door zich zel-
ven. Het is een bezienswaardige zaak, hoe
deze vaortbrengzels, alleen door de noodza-
kelykheit van hunnen aart, en tuigwerkelyle
geftel beHuurt wordende , en beweegingen
volgen, die zy niet kennen, om dat zy noch
hooft , noch oogen' bezitten , ’ t geen onmisbare
deelen zyn , om zich meLbewuftheit te
beweegen. Onzen Schryver zecht zelfs , dat
zy geen van die ingewanden bezitten die het
noodzakelykfte fchynen om te konnen leeven
, en hun foort te vermeerderen. Deze
wezens zyn ontegenfprekelyk Dieren , ten
opzichte van het gevoel en de beweeging; en
zy gelyken naar Planten dóór de eenvoudig-
heit van hunne vorming en werktuigelyk geftel:
het is hier om dat men de Tethiys onder
de Plantdieren o f Zoopbyten plaatft. Zie
ZöOPHYTE N.
De Heer Donatï geeft, in zyn Natuurlyke
Pliftorie van de Adriatifche Zee, de Befchry-
ving van twee foorten van Tethiys.
Die van het eerfte foort zyn bolrond ? eir
hun oppervlak is uit half-ronde knobbels te
zamen geftelt, die. een wervelbeen in ’t midden
hebben. Zoo ras deze foorten van T e thiys
uit het water genomen zyn, zoo is hunne
oppervlakte zagt en glibberig : zy worden
ongelyk, nadat zy eenigen tyd aan de
lucht blootgeftelc is ge weeft :• zy hebben de
grootte en gedaante van een kaatsbal. Die
Dier is uit twee zelfftandigheden. te, zamen-
geilelt, de eene is beenaehtig , en de andere
vleesachtig: zyn wervelbeen is bolrond , en
uit zeer dunne doornen te zamen geftelt ^ deze
hebben ten naaften by de gedaante van
een fp il, en zyn zonder order geplaatft ; ee-
nige zenuüwachtige vezelen hechten hen zeer
naauwkeurig aan elkanderen: uit het middelpunt
gaan een oneindig getal Hraaien u kd ie -
met even wydige doornen bezet zyn', die zich,,
zoo lang het Dier le e ft, langs den- kortften
weg naar het middelpunt beweegen :. deze
Hraalën zyn ten »naaften by kegel vormig, en
vormen, door de regelmatige lengte yan een
L i 11 3 • zeker