digheit vermengt zyn. Men vind in het W oor-
Öenboek der Scheikunde, de omfchry ving van
de eigenfchappen en gebruiken die men van
den Wynfleen in de Schéikonften Verwkonft
maakt.
De Heer Montet, een bekwaam Apotheker
te Montpelüer , -en een goed Scheikundige
, heeft aan de Akademie der Wetenschappen
van Parys , een zeer omftandige
Memorie, over het zuiveren van den Wyn-
J:e^n:5. °ver gegeeven ; waar in hy de wyze
befchryft, om ’er door middel van de kriftal-
mhieting, dat gene van te bereiden, dat men
Room van Wynfieen noemt. Zie het gene wy
er in onze Mineraalkunde over gezecht hebben
, benevens de algemeene Waarneming,
by wyze van een Aanhangzel , over de we-
zentlyke Zouten.
a W Y N S T O K* Fitis vinifera. De Wyn-
ftok is , na het koren, het aan merkel ytfte
voorwerp van den Landbouw in veele landen
, en voornamentlyk in_.Vrankeryk, dat
gene dat het grootfte getal Landbouwers onledig
houd , en waar in het grootfte getal
Inwoonders belang hebben. Wie zou voor
dat de ondervinding dit geleert heeft, gedacht
hebben, dat een gering hout, dat, het
breukigfte is , en het minfte tot eenig gebruik
dienen kan, een zoo uitmuntent vocht kon
voortbrengèn ? Het is genoeg dat men het in
een drooge grond plant, die fteenachtig, en
onvruchtbaar fchynt; en welras zal dit zand,
door een wéinig daaüw befproeid zynde ,
een menigte troffen voortbrengen , die in
overvloed een fap bevatten, ’ t geen voor ons
een menigte bekoorlykheden en krachten bezit.
Waar door verkrygt het deze hoedanigheden
die zoo verre boven zyne lagen
oorfprong, en boven de dorhèit van de aar-
de verheven z yn , die het voortbrengt; wie
heeft ’er zoo veel geeft en vuur ingelecht?
Hoe kan dit vocht zoo veel kracht en gees-
tigheit met zoo veel aangenaamheit gepaaft
bewaren, dat het verfcheide jaren zyne uitnomen
the it behoud; dat het de fchokkingen
der reituigen, en de langdurige tochten over
zee wederftaat, dat het door de difteleer-
konft, in een noch fterker en veel doordringender
vocht kan verandert worden, ’ t geen
door de weetluft en proefnemingen tot duizenderlei
foorten gebracht is?
Hifiorie van den Wynftok en zynen ook*
fprong.
Men heeft redenen om te vermoeden, dat
het gebruik van den Wyn zoo oud als de
Wereld is. Men vind byna by alle Volken
zelfs in de vroegfte tyden , dat een voornaam
gedeelte van den Godsdienft hier in
beftond, om aan God brood en wyn op te
offeren, om hem te danken dat hy den menfch
het leven, en het gene tot deszelfs onderhoud
nodig i s , gefchonken heeft.
De Wynftok is uit Azia in Europa overgebracht,
De Pheniciers, die reeds in zeer
vroege tyden , alle de, kuften van de Mid-
dellandfche Zee bereisden, brachten hem op
het grootfte gedeelte van hare Eilanden over
en verfpreiden hem op het vafte land : hy
Haagde by uitnememheit op de Eilanden van
den Archipel: vervolger^ wie'rd hy uit Griekenland
naar Italiën overgebracht.
Plinius was overreed, dat de befproeijin-
gen met melk , die dopr Romuhis ingeftelt
waren, en het verbod van Numa, dat men
de dooden .niet mocht vereeren , met wyn
op hunne brandftapels te plengen, bewyzen
zyn dat, in die tyden, de Wynftpkken zeer
zeldzaam in Italiën waren. Z y Wierden ’er
in. de volgende eeuwen vermenigtvuldigt,
en eenige Gaulen, die ’er het vocht van ge-
fmaakt hadden, fmeden toen reeds het ontwerp,
om zich op,de plaa'tzen te komen vestigen.
alwaar dit vocht voortkwam. » Om een
genoegzaam getal andere Gaulen over het
Alpifchegebergte te lokken,maakten zy geen
gebruik’van brieven o f vermaningen. Maar zy
zonden eenige kruiken met wyn naar verfcheide
plaatzen: hier, op zag men geheele
heirlegers van Berruyanen , Chartrainen en
Auvergnaten , de eikels van hunne boffchen
vergeten.
De Alpen konden hen in hunnen tocht
niet fluiten, en zy overweldigden de beide
oevers van de P o , alwaar zy zich op de
aankweking der Vygebomen, Olyfbomen en
vooral op die der Wynftpkken toeleiden :
dit was de beweegreden van hunne onderneming
tegens Italiën. Het is. aan de Gaulen
die zich langs de Po geveftigt hadden,
dat men de. nuttige uitvinding verfchuldigt
is , om de' wyn in houte vaten te bewaren,
die naauwkeurig fluiten, en die het ondanks
de gifting befloten houden. Zedert deze tyd,
-iii. Beeft
Beeft men dit vocht beter konnen bewaren
en vervoeren, als toen men het in aarde vaten
befloot, die aan het breken onderhevig
zyn, o f in Iedere zakken , welkers zamen-
hechtzelen verderven ,. en, die geftadig be-
fchimmelen. De konft om W yngaarden aan
te leggen vond in Bretagne, en in het Noorden
van Belgika, onoverwinnelyke hinderpalen
in de Natuur; maar men vormde hen
in alle de Landfchappen alwaar den Wynftok
flagen wilde : die van Bourgogne en
Champagne overtroffen de andere echter in
fchoonheit, om dat den aart van den grond
hen hier het gunftigfte was-. Men kweekten
den Wynftok in alle de Landfchappen
van Vrankeryk aan, en mogelyk lokten de
Wynftokken de Franken in Gaule , gelyk
zy de Gaulen in Italiën gelokt hadden. De
Duitzers , Voor welke geen Wingeweften
meer overig waren., trachten om een gedeelte
van het Zwarte Wald te bebouwen, en
zy planten Wynftokken langs den Rhyn ,
Hongaryen lag ’er mede aan; en zedert dat
zy alomme dus vermenigtvuldigt waren, zoo
hebben de Volken, over hun lot vergenoegt,
niet meer getracht om elders nieuwe bezittingen
te zoeken. Het is zedert de vermenigvuldiging
van de Wynftokken , dat de
Europifche .Volken hunne omdólingen ge-
ftaakc hebben.
Men le e ft, in de Verhandeling over de
Boomen van den Heer DuhamelL, dat de Wynftokken
natuurlyk in de boffchen van Loui-
fiana en Kanada groeijen: en dat zy ’er zich
natuurlyk vermenigvuldigen , mogelyk zom-
tyds, mede door uitfpruitzelen; maar het is
waarfchynelyk dat dit doorgaans door za-
din gefchied; dit moet het groote getal ver-
fchillende foorten voortbrengen die men ’er
vind. Geen dezer foorten heeft tot heden
toe naar de Franfchen fchynen te gelyken.
Maar men maakt ’ er geen wyn van , noch
in de eene , noch in de andere van deze
Volkplantingen. Zelfs.kweekt men in Kanada
geen der verfchillende Wynftokken van
dit Land aan, om hunne vruchten te eeten:
men fchat de Franfche hooger, fchoon het
moeijelyk is ,' om hen voor de geftrenghe-
den van den winter van deze geweften te
bewaren. De druiven van dat Land komen
zeldzaam tot rypheit in h e t.. jaargetyde in
welk men ’ér gebruik, van maken kan. Men
heeft ’er echter te Quebec gehad, die in het
einde, van September ryp waren. Derzel-
ver korlen waren zeer klein: zy hadden een
I I. D e e l .
goeden fmaak, maar hare fchellen waren
zeer dik : zy bevatten een menigte groote
kernen en zeer weinig fap, dat zeer donker
rood is.
Befchryving van den Wynftok, en zyne aankweking.
' <
De wortel van den Wynftok is lang, niet
diep in de aarde in gedrukt , houtachtig en
langlevende:.hy fchiet een Heefter uit, die
zich zomtyds tot de hoogte van een boom
verheft, en waar van den ftam mismaakt,
bochtig en met eenè bruine, roodachtige
en gebarfte fchors omkleed is, deze brengt
verfcheide ranken voort, die met klaauwt-
jes o f rankjes bezet zyn, waar door zy zich
aan de naburige boinen vafthechten* Zyne
bladeren “Zyn groot, fchoon, breed, ingefne-
den en groen, maar zy verfchillen een weinig
van vorm in de verfchillende foorten :
zyne bloemen komen in den fchoot der bladeren
voort : zy zyn klein , ieder uit v y f
blaadjes zamengeftelt, die in het ronde ge-
fchikt zyn, en een geele kleur hebben , zy
bevatten mede zoo veel helmftyltjes met enkelvoudige
toppen. Wanneer de bloemen
afgevallen zyn , volgen ’er ronde vruchten
op ; die in troffen by een gefchikt, tegens
elkanderen gefloten, en groen zyn , zy hebben
eerft een fcherpe fmaak; maar onder
het ryp worden nemen zy een witte roo-
de o f zwarte kleur aan, dit is de vrucht die
men Druif noemt, en die met een zoet en
aangenaam fap vervult is. Deze Plant fchiet
in weinig tyd tot een zeer groote hoogte
op, zoo men haar door de fnoeikonft niet
bedwingt: zy groeit zelfs zoo welig, dat zy
wel ras de hoogfte Olmbomen overtreft; zy
bloeit in den Zomer , en hare vruchten o f
druiven, zyn in den Herfft ryp. De foorten
van den Wynftok verfchillen tot in het oneindige
: wy zullen alleen van die gene fpre-
ken die voor:het befte gehouden word, ’t
zy om wyn te bereiden , ’t zy om langs latwerk
te leiden, o f om ’er de vruchten van
te eeten, o f eindelyk om haar te droogen,
en ze dus voor den Winter te konnen bewaren,
• De wyze om den Wynftok aan te kweken
, de voorzorgen en oplettenheden die
men gebruikt, om den wyn te bereiden, ge-
voegt by de goede hoedanigheit van den
grond, en de voordeeligheit van de ftand-
plaats, zyn nodige vereifchtens om zich wyn
Tt t t t van