W E S P , W E S P * P
dige van den neft voor de vochrigheit van
de aarde, en den regen die ’er doordringt
te befchutten. Deze papierachtige ftoffe ,
fchynt ’er zeer weinig toe gefchikt te zyn ,
maar men ziet hier een zonderling zamen-
ftel, de zw.akheit van het werk vervangen;
alle de bladen papier, dié den omtrek van
het Wespenneft uitmaken , zyn , in plaats
van plat en naauwkeurig op elkanderen te
leggen, van een gefcheiden, en vormen een
verzameling van kleine gewelven : ;op deze
wyze vloeit het water gemakkelyk af: het
eene gewelf befchut het andere, en het wa-
ter kan ’er niet doordringen, gelyk hét zulks
doen zou, zoo de bladen .op elkanderen lagen.
Deze wyze van bouwen heeft noch
het voordeel, om veel ftoffe te befparen,
en bygevoïg mede veel arbeid aan de W erk-
lieden. . - _
. Het is niet boVen duizend jaren geleden,
dat men het gebruik van het papier gekent
heeft; voor dezen tyd bediende zich onze
Voorvaderen alleen van boombladen, boom-
fchorfen ., en tafeltjes van Wafch om op te
fchryven, dit waren zeer verveelende en lastige
ftoffe-n tot dit gebruik. Het Perkament
o f Pergament, ’t geen een Koning van Per-
gamus uitgeyoijden had , was een zeer koft-
bare ftoffe , en die alleen voor werken van
gewicht gefchikt waren. Zoo de menfchen
kundigheit genoeg bezeten hadden om de
W espen gade te flaan , zoo zouden z y van
haar de konft om papier te maken hebben koppen
leeren.
Men ontmoet zeer dikwyls de Wespen ,
die op het oude latwerk, oude ramen , of
ander oud hout zitten ; zoo men haar gade
flaat, zoo ziet men dat zy onledig zyn om
het hout met hare tanden af te knagen, ’ er
de vezelen van af te neemen , haar te fche.r-
pen, ’er ronde hoopen van te vormen , en
deze vervolgens naar het Wespenneft over,
te brengen. Zoo ras zy een genoegzame
yoorraad van deeze eerfte ftoffen tot haar papier
verzamelt hebben , zoo beginnen zy
haar te bereiden. Hier toe bevochtigen zy.
haar met een vocht dat zy uitfpuwen , en
waar van zy zich bedienen , om alle deze
kleine vezelep aan elkanderen te hechten ,
zy kneden haar met hare pqoten, jen brengen
ze , met behulp van haare tanden, tot dunne.
plaatjes, om ’ er het omkleedzel, en zelfs de
celletjes van het neft van te vormen,
. De ftoffe die de Wespen gebruiken, en die
gene Waar van wy ons bedienen., verfchilien
zoo weinig van elkanderen, dat het algemeene
nut vordert, dat men-’er acht'op gééft-,
De Papiermakers klagen dat de oude vodden
van dach tot dach zeldzamer worden ,. om
dat het gebrek van het papier toeneemt, waar
tegen dat van het lynwaat, waar van het be>-
reid word, byna het zelfde bl.yft. DeWes»
pen geeven ons vooruitzichten om dezen handel
uit te breiden ; zy leeren ons dat men ’er
de eerfte ftoffe elders als-in het oude- lynwaat
van vinden kan ; haar voorbeeld geeft
ons een les die ons moet aanfporen, om onder
de nuttige Planten , en zelfs onder de
boo.men o f het oude'hout, een ftoffe.te zoeken
die het gebrek van het oude lynwaat vergoeden
kan, en om onder de planten die gene
uit te kiezen , waar van men onmiddelyk
papier maken kan, met een wyze van bereiden
te bedenken, die overeenkomftig met die
der Wespen is. . Zïe hier achter het artikel
Wespen bordpapier-maakfters.
Het inwendige gedeelte van het Wespenneft
, is een gebouw dat zomtyds meer als
twaalf o f vyftien verdiepingen heeft, maar
waar van de onderfte , het liatfte gebouw,
worden ; zy zyn alle van een papiefachtige
ftoffe, gelyk het omkleedzel, gevormt. ;Tus-
fchen iedere verdieping heeft mén een galde-
ry die op pilaren r u f t d e z e worden door
banden gevormt, welke dienen om de raat
inwendig op te hangen , en haar aam die gene
vaft te hechten die ’er boven geplaatft is.
Deze verdiepingen zyn evenredig met de ge-
ftalte van de Wespen , en by gevolg niet
zeer verheven, dit zyn een foort van openbare
plaatzen. . Iedere raat is uit een zeker,
getal van zeshoekigecelletjes tezamengeftelt,
die regelmatig gebouwt, en in een vlak ge-
p.laatft zyn, ’ c geen eyenwydig met den gezichteinder
is. De gebouwen 'zyn des te
volmaakter, hoe meer zy met het óógmerk
pvereenftemmen , ’ t geen men gehad heeft
met hen op te rechten: die der Wespen zouden
groote gebreken bezitten , zoo zy naar
het model van die der Byën gebouwt warén;
ook zyn zy zulks niet. De raten der Byën
zyn uit twee ryën celletjes te zamengeftelt.
die met de ruggen tegens elkanderen geplaatft
zyn; die der Wespen hebben maar eene rei
celletjes, waarvan de openingen.nederwaarts
geplaatft zyn ; de fondamenten zyn opwaarts
gekeert, en vormen met elkanderen die openbare
plaatzen die met pylaren verzien zyn.
De celletjes bevatten , noch honing , poch
wafch , zy zyn alleen gefchikt om ’er de
Wor-
W E S P . W E S P . 825
Wormen , Poppen , en jonge Wespen , in
te huisveften. Men kan tien duizent celletjes
in een Wespenneft van een middelmatige
grootte tellen; en vermits ieder celletje; ach-
tervolgens tot .een wieg voor drie jonge Wespen
verftrekken kan , zoo kan een Wespenneft
dertig duizent Wespen in een jaar vóórtbrengen.
Zeden den W e sp en , haar Voedzel, de wyze
op welke zy Geboren worden, en op welke
zy bare yon gen opvoeden.
Een Gemeenebeft van onderaardfehe. Wespen
, hoe talryk hét ook zyn mag, is byna
alleen het werk van een eenige moeder , die
in den herfft bevrucht is,, en die in de lenre
getracht heeft om zich van haren laft van
vruchtbaarheit te ontflaan. Z y delft voor
een gedeelte de holligheit alleen die het Wespenneft
bevat; o f wel zy bevoordeelt zich
van het hol van een Mo l, in welk zy celletjes
vormt, en ’er telkens hare eijeren in legt.
Ten einde van twintig dagen , zyn de eitjes
door den ftaat van wormen en poppen gegaan,
en in Wespen verandert. , De Moeder-Wesp
heeft .haar alleen gevoed , verzorgt, en bewaakt;
maar naauwlyks zyn zy uitgekomen,
of zy zyn haar in dé huishoudelyke bezigheden
behulpzaam.
De Moeder-Wesp brengt drie foorten van
Wespen voort; namentlyk, mannetjes, wyf-
jes, en Muil-Wespen. Deze laatfte Wespen
worden dus genoemt, om dat zy geen Sexe
hebben , o f iVerkfters zyn , en byna alleen
met den geheelen arbeid belaft zyn. Deze?
Werkfters zyn gewonelyk van twee byzon-
de grootten: zy zyn met een angefgewapent,
waar van de fteeken veel fmertelyker als die
van diender Byën zyn. De mannetjes zyn de
middelbare Wespen in grootte, tuflehen de
Muil-Wespen en de wyfjes , en zyn mede
van twee byzondere grootten , maar zy hebben
geen angel. Eindelyk , de wyfjes zyn
de langfte van alle , en met een angel gewa-
pent, die zeer te duchten is. Deze drie foorten
verfchilien noch in getal. Onder vyftien
of zeftien duizent Muil-Wespen vind men
gewonelyk , omtrent het einde van den Zo-
toer drie hondert mannetjes, en zoo veel
wyfjes.
, Vermits de Muil-Wespen de. moeder alleen
in haar arbeid behulpzaam zyn, zoo heeft de
Natuur het wyffelyk dus gefchikt <, dat zy
het eerfte gelecht en geboren worden ; een
II. D eel.
Wespenneft word met geen mannetjes o f
wyfjes bevolkt, die tot de vermeerderingvan
het geflacht dienen, voor dat hy van een groot
getal Muil-Wespen voorzien is. Wanneer
deze tot een zoo groot getal aangëgroeit zyn,
dat zy de Moeder-Wesp van den- arbeid aan
de openbare gebouwen ontflaan konnen, zoo
houd zy zich maar alleen onledig , om hare
eitjes in de celletjes te leggen die men voor
haar bereid , en om voor net behoud van hare
nakomelingfchap te waken, Van de vyftien
o f zeftien koeken die een Wespenneft
uitmaken , bevatten de v y f onderfte , alleen
de celletjes voor de mannetjes en wyfjes.
De zorgen en oplettenheden die de moeder'en
de Oudfte kinderen voor de jonge nakomelingfchap
hebben , . zyn ten uiterften
yerjwonderingswaardig'. Wanneer. de wormen
uitgekomen zyn , zoo gaan zy voedzel
voor hén in het veld zoeken : zy aafen hen;
zy fpuwen hén ié erft een firoop van vruchtén
o f fap van vleefch in den bek,, tot dat zy zoo
fterk zyn, dat zy krachtiger voedzels verdragen
, en buiken van Infeéfcen , o f zelfs raauw
vleefch eeten konneni Men heeft redenen
om te denken, dat ’er in het duiftere verblyf
van het Wespenneft zöo veel licht indringt,
.als dezeInfeéten nodig hebben om te zien,
en dat .de eelheit van hunne werktuigen .het
gebrek van de weinige lichtftralen vergoed,
die door de aarde en andere lichamen doordringen
, en tot hen koomen. Wanneer zy
tot hunnen ftaat Van volkomenheit gekomen
zyn , zoo fpinnen zy een tonnetje, ’t geen
hun celletje bekleed en toeftopt;’ zy gaan
hier in tot .den ftaat van Popje over ; en ten
einde van eenige dagen, tot die van W esp,
die, zoo ras zy geboren is , ftraks haar onderhoud
gaat zoeken. Zie op het woord I n-
s e q t , welke wetenswaardige byzonderhe-
den deze gedaante-verwiflelingen vergezellen
.D
e Wespen onderhouden . zich. Van de
vruchten van haren arbeid n ie t, en vergaderen,
geen voorrad ; zy zyn rechte Plonder-aar-
fters, die alleen geboren fchynen om tot ons
nadeel te leeven : onze vruchten , vleefch,
en de dierbare Vliegen , die ons honing en.
wafch verfchaffen , zyn haar gelieffte voedzels.
Men ziet haar dikwyls als Sperwers
op de Byën néderftorten, haar in twee ftuk-
ken fnyden , en het achterfte gedeelte met
zich voeren , ’ t geen zy^weeten dat den honing
en de ingewanden bevat , die zeer
naar haren fmaak zyn.
Mmmmm Mes