Viflchen niet gelegen die zich in de volle
Zee onthouden, deze.konnen om den groo-
ten afïland de ft rand en niet naderen ; maar
zy fchieten ’er hunne kuit uit , die op de
golven dryft, en in het Zee-Wief uitgebroed
word* Wat de vilFchen van het foort der
Walvijfcben betreft* deze hebben warntbloed,
zy zyn leventb arende, paren zich en zoogen
hunne jongen.
In China , geen van alle Landen * dat
gene is , alwaar men de grootfte overvloed
van Vifch heeft, zyn de Rivieren , de Meeren
, de Vyvers,en de Kanalen zelfs ’er mede
vervult. Men heeft ’er by'na alle de Europeaan
fche VilTchen , die men zelfs in een
ongelooflyke meenigte in de gragten vind die
men in de Velden graaft, om het water te
behouden , *t geen tot het planten van den
Ryft dient. Deze gragten zyn met kuit o f
eitjes van VilTchen vervult, waar van de eigenaars
der V elden een voordeel trekken , ’t
geen zomtyds de kollen bondertvoud overtreft
, met hen met de maat aan de Kooplieden
te verkoopen , die met een verbazent
getal Barken aankoomen , vooral op de R i - .
vier Yang^tlè-Kyang. Omtrent de maand
M e y , Hoppen de Inwoönders de Rivier op
verfcheide plaatzen, met matten en horden
op , in een uitgeftrektheit van tien uuren ,
om de kuit te keeren , die zy op het eerfte
gezicht weeten te onderfcheiden , en zy vullen
hier verfcheide vaten mede o p , na dat zy
haar met water vermengt hebben. Men vervoert
deze Kuit naar verfcheide Landfchap-
pen, en dit is een tak van Koophandel , .die
des te aanmerkelyker is , om dat het gemee-
ne Volk in China zich byna alleen met vifch
voed. Men bewaart de groote VilTchen , in
dat Land, in gelei.
De duuring van het keven der Vijfcben ,
hunne Oorlogen, en hunne Tochten.
Zoo-de veranderingen van de lucht, gelyk
de Kanfélier Bacon wi l , de voornaamfte oorzaken
van de vernietiging der levende Wezens
zyn , zoo is het zeker dat de VilTchen ,
die van alle de Dieren die gene zyn , die ’er
het minfte aan blootgeftelt zyn , veel langer
als de andere leeven moeten ; maar het gene
noch meer tot de lange duuring van hun leeven
toebrengt, is dat hunnè beenderen van
een veel zagter zelfftandigheit als die der
andere Dieren zyn. - Z y worden niet hard,
en veranderen byna met den ouderdom niet.
Hunne graaten verlengen zich , nèetnen in
dikte to e , en groeijen zonder dat zy vaftheit
verkrygen, ten minften niet merkbaar. Een
der zaken die zeer veel toebrengt om het
leeven der VilTchen te verkorten , is, wanneer
zy genoodzaakt zyn , om onder het
ys te leeven: men heeft ’er zelfs die ’er door
omkoomen by gebrek van de buiten- lucht
gelyk de Walvijfcben. Zie dit woord. Men
heeft mede opgemerkt dat de VilTchen derven
wanneer men hen te veel aanraakt , of
hen te veel in de vyvers kwelt. Deze Dieren
vreezen in ’t algemeen het Schiet-geweer,
de Donder , de Stormwinden , en de rook-
van Pik o f T eer.
De VilTchen be-oörlogen elkanderen onderling;
de zwakke verftrekken de fterkllcn
ten prooi. Men ziet geheele banken van Vis-
fchen, die , door een Wet der Natuur , gedrongen
worden, om de afgronden van den
Oceaan te verlaten, in welke zy in veiligheic
leeven, en de ftranden te naderen , alwaar
men hen ftrikken fpant : andere wyken uit
het midden der Zee , niet alleen om.de vervolgingen
der groote Zee-viJTehen te ontwy-
ken; maar zy vluchten noch naar de Kullen,
om dat zy door geheele troepen Duikers en
Meeuwen vervolgt worden, die over het oppervlak
van het water vliegen : het'is alsdaa
dat z y in de netten der VilTchers, verlinkt
worden. Andere , gelyk de Kabbeljaauwen'
en Haringen , begeeven zich van het eené’
voorgebergte naar het andere , en trekken
even als heirlegers vo o r t, hunne togten zyn
geregelt. Deze VilTchen vertöonen zich op
bepaalde'lyden , langs zekere Kullen , door
een oneindig getal Wormen en kleine Vilch-
jes aangelokt, welke deze plaatzen Bewoo-
nen : zie op de woorden K ae b e l ja auw
en Ha r i n g , de omfiandige Befchryving vcui
deze zoo w e t é n sw a a r d ig e tochtent
De Bevolking der Vyvers met Vijfcben.
Vermits de VilTchen :zeer fterk vermeenig-
vuldigen, en dat zy een overvloed van voed-'
zei in het water vinden , £ want dezëHoofd-
ftof is altoos met een meenigte Infedlen verv
u lt ) , zoo zyn de Vyvers in dit opzichte zeef
voordeelig: maar men moet zorg draagen,
wanneer men hen met VilTchen bevolkt, om
’ér geen andere vilTchen in te plaatzen , als'
die gene,' die ’er in konnen leeven , en zich
vermeénigvuldigen. Men moet op den aart
der grond van den Vyver acht geeven : by
i H H | -voofyoorbceld,
de Karper , do Z o e l e d e Aal;,
de Puitaal, en andere ftymachtige VilTchen,
beminnen de Slyk cu de ftilftaan-oe Wateren:
de Forel , de Baars , de SmeerUng , en de
Grondel, het leevende Water, en de He enachtige
Gronden : de Snoek en de Barbeel,
en zelfs de Karper , beminnen de zandachtige
Vyvers ; de VilTchen van deze laacften ,
worden de befte geTchat. In een Vyver van
acht akkeren , ’t geen de uitgeftrektheit van
een Karper-Vyver is , plaatft 'men omtrent
bondert mannetjes en wyfjes Karpers , die
tien o f twaalf duimen lengte hebben ; ieder
van deze wyfjes , konnen ’ er meer als dub-
zen.t vóórtbrengen- Men moet acht geeven,
dat’er niet een eenige Snoek in de Karper-
vyver koomt. Men geeft de naam van Vy-
ver-Vifcb, aan de kleine Vifch, diefde lengte
van v y f duimen van onder het oog-, tot
aan de fplyting van den Haart heeft; hy heeft
gewoonelyk deze grootte niet , als ten einde
van drie zomers: het zyn de Vyver-VilTchen,
waar van men zich tot de bevolking der waters
bedient, "Me.n vifcht de Vyvers van drie
jaren. tot drie Jaren ui t , na dat men ze met
vifch bevolkt heeft.
Men lecht op den ore ver der Zee , uitge-
ftrek.theden aan, die met Rie:t en Biezen omringt
zyn, en met de Zee door middel van
Kanalen gemeenfehap hebben , en het is in
deze doortochten , dat men de V ilfchen vangt;
dit is het gene men, Zpute-Vyuers noemt. De
yangft der Zee-viftchen, en die van het zoete
water, gefchied op een meenigte verfchil-
lende wyzen, gelyk men in de Ruishoudely-
ke boeken , en zelfs in dit Woordenboek
zien kan.
De Lubbing der eyerharende Vijfcben.
Men vind in de Hiflorie van de Akademie
der WHenfchappen van Parys , voor het jaar
1742 , dat eenen Samuel Tuil, een V ife.h-
kooper , aan de Heer Sloane , Prefident van
de Koninglyke Sociëteit van Londen , voor-
ftelde, om hem het geheim van de Lubbing
der ^iflchen re ontdekken , en hen door die
middel vet te maken. Hy wilde dat deze
vilTchen hier door de andere zoo verre in aan-
fcenaamheit van ftmaak overtreffen , als een
Kapoen een Haan overtreft, en een vette Os
ten Stier. De vreemdheit der zaak wekte de
nieuwsgierigheit'van dezen Geleerden Natuurkundigen
op : men deed acht Hamburger
Karpers brengen , ’ t geen een foort van
kleine Karper is, die men zedert weinig tyd
van Hamburg in Engeland, overgebracht had.
Samuel Tuily deed de Operatie van de Lubbing
, met het eije.rhuis van een van deze
Karpers te openen, en met de wond met een
ftuk van een zwarten hoed op te vullen. De
gelubde Karper fcheen eerft met minder gemak
als de andere te zwemmen ; de Hee$
Sloane geloofde dat hy noch leefden wanneer
hy dit aan de Heer Geojfroi fchreef, maar
men meld ’er ons niets meerder van.
Dit uitwerkzel van de Lubbing der Vis-
fchen isvry waarfchynelyk om deszelfs over-
eenkomft met het gene de Land-Dieren over-
kooint ; en de Heer Sloane zecht, dat een
diergelyke ontdekking waardig i s , om verder
onderzogt te worden, en dat zy moge-
lyk nuttig zou konnen zyn , ’t zy om de Vis-
fchen veel vetter en aangenamer te maken,
*1 zy om ’er de vermeerdering in de Vyvers
van te beletten , die te veel jonge vifch
bevatten, en hier door in hunnen groei belet
worden. Wat de kleine leventbarende
VilTchen betreft. Stenon heeft in de Act en
van Koppenhagen beweezen , dat zy zo wel
als de vogelen, door de mond en ingewanden
, voedzel in de Ovidudtm bekoomen.
Aanmerking over de Vifchvangfi.
Het is een gewichtige aanmerking die wy
hier niet voorbygaan moeten , -dat op de
plaatzen alwaar men vifTcheryen van ver-
fchillende foort en van V ifch heeft, gelyk
Tonynen, Haring, Sardynen, enz., de Zee
vet word , gedimrende de tyd dat deze vis-
fchery duurt, en even als door den olie lang
bl-yfc;zyglinltert zelfs dikwyts!; vooral, wanneer
men haar met een riem Haat, o f liever
met zyne fcherpe zyde. . Dit vet o f olie, ’t
geen op het oppervlak dier Zee d ry ft, vind
men nooit in de Rivieren, alwaar men eenen
eindig getal Salmen vangt; en het water
word ’er nooit beroerd-of dik door.
De Nuttigheden der Vijfcben tot Spyze?
en verjchillende Gebruiken van het
Leeven.
Het vleefch en deszelfs fmaak in de ver-
feMliende VilTchen , zoo wel die van het
zoete water , als die der Zee , is zeer ver-
fchillent. De Zee-vifch is de befte van alle
om dat de zoutheit der Zee , ’er de vochtig;
heit van verbetert. Onder de Zee-viftchen
zyn