Reizigers de naam van Os gegeeven hebben;
maar hen geen tot een foort behoort dat van
onzen Os en van den Urus verfchilt.- Zie dit
woord.
De Bifons o f Bultige Stieren hebben een
bult op den rug: zy zyn natuurlyk in Indiën,
als méde in dat gedeelte van Afrika in welk
onze OfiTen niet hebben konnen aarden en
zélfs in Amerika , tuffchen Florida en de
Rivier de Palma, enz. Dit is'een Dier wiens
hoornen een voet lang zyn : zyn hair is lang
over het geheele lichaam, en zyn kleur evenaart
zeer wel , die van den wilden Muil-
Ezeh . .
De Heer Brijfon maakt van drie foorten
van Bifons gewach.
ï. De Amerikaanfebe Bifon , deze is zoo
hoog niet als onze gemeene Runderen : zy-
Bè dyen en beenen zyn kort en dik : zyn
kop is breed, zoo ook zyn borft: zyn
achterfte is fmal: zyn ft aart, die een voet
lang is , beeft geen hairen als een bos lange
maanen aan het einde : zype hoornen zyn
zwart, en hebben dezelve vorm als die van
.de gemeene Oflen : zyn hair is zwartachtig
bruin , en valt in den zomer u i t ; men ziet
zyn huit, die zwartachtig en gerimpelt is ,
alsdan ontbloot: zyn kop blyft alleen het geheele
]aar door met hairen bezet. Het hair
’t geen op het voorhoofd der mannetjes geplaatft
is , heeft de lengte van een voet, het
is dik en geferonkelt: zyne oógen zyn groot,
woeft , verfchrikkelyk en vuurig: zyn tong
is zoo ruuw , dat hy in hét likken het. vel
wegneemt,- êu doet bloeden: de hairen van
zyn hals hebben een muskusachtige reuk.
Dit Dier is gevaarlyk en wreed: het onthoud
zich alleen in dé onbewoonde plaatzen.
2. De Schotze ■witte bultige Stier. Deze
verfchilt alleen van onze gemeene Stieren ,
om dat hy geheel w it, en zyn hals met zeer
lange hairen bezet is , die hy draagd, ge-
Jyk den Le euw /zyne manen doet.
3. De Duitfcb'e bultige Stier. Deze heeft
ten haaften by de grootte van een gemeenen
O s : hy verfchilt ’er afleen van door de grootte
van zyne hoornen , door die van zynen
baart, en door de lange hairen, met welke
zyn lichaam tot aan de fehomvderen bedekt
is; eindelyk door den bult die hy op den rug
heeft. Zie daar alles wat men van den Bifon
weet, die den Calainitus Os van Gesner is.
De Bonafus is mede noch een foort van
wilde Stier, die aan Indiën byzonder is. Hy
omhoud zich in Pasonie , en heeft de grootte
van een Stier, maar hy is zoo lang niet:
zyn kop en hals zyn met lange geele manen
b ed e k td ie langer en zagter als die der Paarden
zyn : zyne hoornen zyn inwaarts ge-
kromt, in diervoegen dat zy hen niet van
veel'nut zyn konnen om zich te verdedigen:
zy zyn fchoon blinkent zwart. Het hair van
zyn lichaam is afchverwig graauw , en trekt
op het ros : zyn huit is zeer hard , en byna
onkvvetftbaar. Hy loeit gelyk de Olfeir: hy
heeft geen tanden in de opperkaak , en zyn
ftaart is klein. Hy trapt de aarde met zyne
pooten wanneer hy toornig is. Het vleefch
van dit Dier heeft een uitnemende fmaak.
. S T I E R V O G E L , zie S terr evo-
GEL.
S T O K R O Z E N , zie op het artikel
M a l uwe .
S T O K V I S C H ', zie op bet artikel Ka-
BELJAAUW.
S T O M P V I S C H , Sidderv i s ch,
K r a m p v i s c h , T r i l - R o c h , Torpedo.
Di: is een Zec-Vifch , die dus om zyne zonderlinge
eigenfehap genoemt word, die hy bezit
om de leeden te verdoven van die gene,
die hem aanrakenl Men vind hem op de
Kuften van Poitou, Aunis , Gascbgne, en
Proven9e.
De Stompvifch is een Kraakbeenige Vifch,.
die ten naaften by dé gedaante van een Roch
heeft; zyne o ogen-en mond zyn zeer klein,
deze is zeer wel met tanden ge wapent, en
gaat halvemaans-wys tot de helft van het
lichaam voo rt, van welke hy zelfs niet onder!
cheiden is : boven den mond ziet men
twee kleine openingen die tot neusgaten ver-
ftrekken : de mg van dit Dier is geheel wit;,
zyn ftaart is kort , maar vleesachtig , gelyk
die van de ft Tarbot ; zyn huit is zeer dun.,
en heeft .geen mèrkbare fchubben. De-groot-
fte Stoir.pviftchen zyn geen twee voeten lang.
Wannéér men hen met een vinger aanraakt,
zoo ómftaat ’er niet altoos, maar echter zeer
dikwyls , een fmertelyke verdoving in de-
hand en in den arm tót -aan den elleboog
en zomtyds tot aan den fehouwder: de groot-
fte kracht doet zich in den beginne gevoelen,
zy duurt niet lang, en verdwynt geheel. Deze
verdoving is van een byzonder foort, ten-
opzichten van de pynelyke aandoening; maar
yer is niets waar mede zy meer o-vereen-komft
heeft y
heeft, als met het gene dat men gevoelt wanneer
men zyn elleboog met geweld ergens tegen
ftoot.
Wanneer men den Stompvifch niet aanraakt,
hoe na men ’er de hand ook by houden
mag , zoo gevoelt men echter niets ;
wanneer men hem met een ftok aanraakt ,
zoo word men ^en geringe aandoening gewaar;
zoo men hem door tuffchen komltvan
eenig dun lichaam aanroert, zoo is de verdoving
vry merkbaar ; zoo men hem fterk
drukt onder het aanraken, zoo is de verdoo-
ving minder , maar altoos fterk genoeg om
genoodzaakt te zyn van „het Dier los te l a -
andere aan de linker zyde geplaatft zyn ,
het grootfte gedeelte van zyn lichaam. Z y
hebben dé gedaante van een Sys, en nee-
men hun begin daar den kop eindigt, en eindigen
daar den ftaart begint. Zyn hunne vezelen
w é l zelfs fchynbare fpieren? Het zyn
kegel vormige buizen, die de dikte van een-
Ganzen-fchacht hebben , en onderling even-
wydig, en loodlynig met den rug en buik
geplaatft zyn, zy maken even als twee even-
wydige oppervlaktens u i t , gelyk zy byna
zyn; eindelyk, zy zyn ieder in v y f en twintig
o f dertig celletjes verdeelt, die zelfs kegelvormige
buizen zyn , die den zelfden voet-
fteun, maar een mindere hoogte hebben, en
met een zagte en .witte ftoffe vervult zyn.
Wanneer het Dier zich plat maakt, trekt het
alle de vezelen in; dat is te zeggen , dat het
de hoogte van alle deze buizen vermindert,
en haare voetfteunen uitbreid ; en wanneer'
het zynen gewoonen fchok geeven w il, zoo
laat het de natuurlyke veerkracht van alle deze
deelen werken , die het alle te gelyk los
laat; en met hen hunne voorige hoogte weder
te geeven, zoo heft het hen alle te gelyk'
°P*
Deze plotzelinge ,. en herhaalde ftooten ,
die door een zagte ftoffe gegeeven worden,
doen de zenuuwen fchudden ; zy fchorten
den loop van de dierelyke geeften op , o f
veranderen denzelven , o f wel die van een
diergelyke vloeiftof, o f zoo men anders wil,
deze fchokken brengen in de zenuuwen een
golvende beweeging voort, die niet overeen-
ftemt met die gene, die wy hen moeten geeven
om den arm te beweegen. Hier uit ont-
ftaat de onmacht in welke"men bevind om .’er
gebruik van te maken , en de fmerten die
men gevoelt.
De Heer de Reautnur heeft mede waargenomen,
dat, wanneer men dén Stompvifch
recht booven zyn twee groote fpierën aanraakt
, die uit kegel vormige vezelen zamen-
geftelt zyn , het alsdan is , dat men de aan-
merkelykfte verdovingen gevoelt. Hoe verder
de plaatzen op welke men hem aanraakt
hier van verwydert zyn, hoe minder de krachten
van dezen Vifch te duchten zyn. Men
kan hem onbefchroomt aan den ftaart aanvatten;
en de Viïïchersdie dit zeerwel wee-
ten , verzuimen nooit om hem op deze wys
aan te grypen.
Mogelyk zyn ’er Stompviffchen die zoo
krachtig zyn , dat zy een verdoving doen gevoelen,
zelfs wanneer men hen met een lange
G g g g 3 ftok