876 W O R T E L . W O U W 1.
bollen noemt. De knobbelachtige, Radix tu-
berofa , zyn die gene , die uit een vleezige,
en harde knobbel beftaan , en die meer als
den fteel groeijen; zy zyn aan een draad vaft-
gehecht of opgehangen , en hebben verfchü-
S?daantens. De vezelachtige wortels,
Radix fibrofa, zyn uit verfcheide andere kleinder
wortels te zamengeftelt, die veel kleinder
zyn als de ftam uit welke zy voortkomen
: deze ftam is de moeder Wortel.
3Men zecht Vezelige Wortel, wanneer hy
uit vezelen te zamen ge ft el t is , die geheel
of ten naaften by dezelve groote hebben.
De voornaamfte Wortel van een boom ,
word Spil genoemt , om dat hy doorgaans
een gelykvormige ftrekking met de ftam heeft.
Eindelyk de Wortelen zyn de eerfte werktuigen
der Planten ; het is aan hen dat de
aarde het voornaamfte gedeelte van het fap
mededeelt, ’ t geen nodig tot voedzel van de
geheele Plant is. Want de Planten zuigen
vooraamentlyk het voedent gedeelte uit dé
Wortelen , endeze Wortelen zyn o f Spils-
wys o f Kruipende. Zoo zy fpilswys zyn ,
Zoo fchieten zy diep in denaarde in ; maar
zoo zy kruipende zyn, zoo verlengen zy zich
byna horizontaal, zonder zich van het op-
. per vlak der aarde te verwyderen. Het is aan
den aart van het zaad , aan de hoedanigheit
•van den grond, en aan de konft van den Aan-
kweker, dat de Planten hare uitbreiding,
vermeerdering , en vooral hare Wortelen
verfchuldigt zyn.
W y zeggen , \ dat men onder de naam van
Wortelen alle die deelen der boomen verstaat,
die men in het Veld, inde Boflcheri,
en in de Tuinen van de aarde ontbloot, die
hen bedekt: de Wortelen fchynen tot de
.wezentlykfte deelen van de Planten te be-
hooren; want men ziet geen planten, die ’er
^een hebben: de Wrange is ’er zelfs niet van
uitgezond er t. Het is met de Wortelen op
dezelve wyze niet, als. met dz Bhemen ge-
ftelt. , Zie dit woord.
Vermits de Wortelen gefchikt zyn om de
Planten in de duifte'rnis van nut te zyn , zoo
zyn zy geheel van alle Sieraden ontbloot 5
maar wanneer men hen onder andere oogpunten
befchouwt, zoo zal men gemakkelyk hunne
nuttigheit ontdekken.
Ue Wortelen der Boomen, met zich in de
aarde, volgens den aart der hinderpalen ,
die zy in hunnen aangroei ontmoeten , te
krommen zyn- veel bochtiger en knobbelachtiger
* als het overige van den Boom. Deze
deelen, waar van de vezelen zich op duizenderlei
wyzen gebogen hebben , en dan eens
zeer droog geweeft zyn , en dan weder met
verfchillende vochten , befproeit geworden
zyn, verfchaffen aan de Schrynwerkers geaderde
ftukke'n , die met zoo veel kleuren
geichakeert zyn , dat zy ’e r , zecht de Heer
Pluche , werken van vervaardigen , die uit
de handen van een Schilder fchynen voort te
komen.
De Timmerlieden en Wagenmakers , vinden
in deze zelfde deelen der Boömen, ftuk-
ken , die natuurlyk boogswys gefchikt zyn ,
en andere die een hardheit hebben , die hen
byna ónverdefftyk , en zeer gefchikt maakt,
tot dat gedeelte van hun werk , ’ t geen het
grootfte gewéld lyden moet.
De Verwers maken mede van vêrfcheide
Wortelen gebruik ; tot dezen behoren , die
der Kurkuma, Smal Mezeroen^ enz.
Men bedient zich in de Geneeskonft van
een zeer groot getal Wortelen , die men van
de Boomen , Heefters o f Planten bekoomt;
tot deze behooren de Pareira brava, de Ipe-
cacuanha, de Gember, de Galanga, de Gen-
feng , de yalappe , de Rhabarber, enz. Zie
deze woorden.
De Reukwerkers maken mede van verfcheide
Wortelen gebruik ; gelyk die van de
Calmus, Florentynfcb Lifcb, Wilde Galïgaan>
Angelika , enz.
Men heeft medé Wortelen die men in de
Moeshoven aankweekt, en als met kruiden
e e t , tot deze behboren dé Scorfonero , de
Rapen , de Beetwortelen , de Pinxtenakelen y
de. Peen9 de Aard-appelen , de Truffels , 'de
Ajuinen, enz. Zie deze woorden,^ en dat van
P l a n t .
W O U D , zie B osch-.
W O U W , K i e k end -i e f , Milvus. Dezen
naam geeft men- aan verfcheide Roofvogels:
men onderfcheid onder andere de Ko-
ninglyke Kiekendief, en de Zwarte Kieken-
dief
De- K on jn&l y k e K iekendj-e f , is
een fterke Vogel * die twee voeten lang is
en een vlucht van v y f voeten heeft: zyn bek
heeft omtrent twee duimen lengte , het bo-
venftuk, \ geen het langde is , is gelyk dat
der Roofvogelen gekromc ; zyne oogen zyn
breed, en de regenboog is fchoon bleek geel,
zyn been en en pootenzyn geel | en de midd
elite
W O U W E. W R A N G E .
delfte klaauw , heeft inwendig een fcherpe
rand : zyn kop, hals en kin , hebben-een
kleur als eflchenhput, en zyn met zwar-r
te ftreepen gefchakeert; de borft , buik en
dyen , zyn foodachtig bruin, en met -zwar,t
-gevlakt; de rug is donker bruin, ais mede
de vederen naby den ftaart. .Hy verbergt zich
des winters ; deze Vogel is aan de jicht onderhevig.
De Saakervalk en Oor-Uil , beoorlogen
hem met verwöedheit; weinig andere
Vogels , als de Saaker-Vglk, konnen
zich zoo hoog opheffen als deze , en hem
naar de aarde dryven, door de flagen die zy
hem met deiibek en pooten toebrengen. Wanneer
deze Vogel vliegt, zoo fpreid hy zyne
vleugelen uit, houd zich in de lucht op , en
blyft om dus • te fpreeken, een geruime tyd
zonder zich te beweegen, hangen , zonder
dat zyne vleugelen zich verroeren , en hy
klieft de lucht van de eene plaats tot de andere,
zonder zich veel te beweegen. Men
onderfcheid hem van de andere Roofvogels,
door zyn en gevorkten ftaart: men zecht, dat
hy alle jaargetyden van Land verandert : dit
is een’ vernielder der Kiekens, jonge Eenden
en Ganzen die zeer té dochten is ; hy \^ilc
hen in de Steden met dezelve onverfchrok-
kenheit, als op het Land, aan.
De Z wa r t e K i e k end i e f . Wanneer
deze Vogel gebrek aan vleefch heeft, zoo
voed hy zich met vruchten. Belon zecht,
dat hy hen des winters, Dadelen van de Palm-
boomen heeft zien eeten. Te Cairo is hy
zoo ftout, dat hy tot in de vengfters der huizen
koomt. .Zyn- vlucht is zeer fne], en fchoon
hy kleinder als de vorige is, zoo mat hy echter
de Saaker-Valken- in hunne onderlinge
gevechten af. De Kiekendief word voor een
Roofvogel van het derde foort gehouden. Op
de Goudkuil gaat zyne,ftoutmoedigheit zoo
verre, dat hy op den vollen dach de Negers,
de vilch en andere fpyzèn , uit de handen
haalt-, en vooral , doet hy dit de Vrouwen.
W O U W E , Luteola falicis folio* Men
kweekt deze Plant zorgvuldig voorde Verw-
konft in Spanje eri Vrankryk aan. Z y groeit
natuurlyk in alle de Landfchappen van dit
laatfte Koningryk; maar de aangekwéekte
Wouwe, overtreft de wilde, verre , voor de
Verwkonft.
Deze Plant, fchiet fteelen ter hoogte van
drie o f vier voeten uit: zy zyn met lange en
% 7?
fmalle bladeren bezet, die zagt in ’t aanraken
zyn ;;d e toppen der .fteelen onderfteu-
nen lange airen van kleine geele bloemen,
die doof blaadjes van een ongelyke grootte
gevormt worden; de vrucht is een zaadhuisje
; dat kleine ronde zaden bevat.
Deze Plant groeit volmaaktelyk in de gronden
die voor de Hennip nuttig zyn. Men
kweekt haar mede op dezelve w y s , als de
Hennip aan. Zie dit woord.
Men zaait de Wouwe in de maand Maart;
vermits het zaad van deze Plant’ by uitftek
fyn is ; zoo moet men het met aftche vermengen
, om het gelyker te konnen zaaijen. Men
plant de Wouwe in de maand J u ly ,.o f Au-
guftus ; men dorfcht haar om ’er het zaad
van te bekoomen , en men plaatft haar in
fchoven ; deze Plant is alsdan , 'gr9enachtig
geel.
De Verwers, houden de dunfte Wóuwe
voor de befte. Deze Plant geeft een geele
verf van een goede kleur. Z y word in dé
Geneeskonft nuttig gefchat om het vergift te
wederftaaiL- Haar wortel is afzettende ,
wanneer hy in een afkookzel gebruikt word:
men lecht hem op derf arm der koortzige
Lieden, gedurènde de verheffing der koprts,
om haar te verdryven.
W R A A T , zie V r a a t .
W R A N G E , o f W r a n g e k r u id ,
Cuscuta. Dit is een opfchuimlopende.Plant
van een zonderling’ fóórt, óm dat zy zulks
niet word, dan na dat.zy haar eerfte. voedzel
uit de aarde getrokken heeft door middel van
een vezel die haar tot wortel verftrekr: Deze
Plant heeft- geen bladeren , maar fchiet
alleen roodachtige vezelen o f hairen uit. Deze
hairen dringen zich door zekere knobbeltjes
die tot wortelen verftrekken in de lchors
der andere Planten in, die zy bereiken kan, in
diervoegen, dat zy de vaten verbreken , die
’er het voedent fap door verfpreiden, en zoo
veel Zuigers worden , die dit fap in de opfchuimlopende
Plant overbrengen , ten kosten
van die gene' aan welke zy zich vaftge-
hecht heeft. De Wrange hecht zich aan alle
Planten, die voor haar het zelfde zy n ,’tgeen
de aarde voor die .gene is, die ’er hare wortelen
infchie.ten. Het zoete en lymerige vocht
van de vlinderswyze en lipswyze Planten ,
is haar zoo nuttig als hét fcherpe en brandende
fap. van de. kruis wyze Planten. Zy fchiet met
de’uitérfte kracht öp de netelen u it , en by-
S ss s s 3 zon