i i i i
middelmatige grootte , en ’ t geen naar een
kleine Kreeft gelykt : men onderfcheid ’er
negen foorten door de verfcheidenheit dér
kleuren van. Men heeft vvitachdge geele,
zwartachtige, rofle, asverwige, roeftkleuri-
ge, groene, wynkleurige, en die zoo donker
ros, als roet zyn.
Men merkt voornaarnentlyk vier deëlen aan
dit Dier op ; te weeten, de kop, de borft ,
de buik en de ftaart. De kop is een weinig
breed, en uitspringende •; hy fchynt met de
borft en het borftfchild voort te lqopen, en
’er mede vereenigt te zyn". Men mérkt eerft
twee oogen aan dit Dier op, die aan het yoor-
fte gedeelte van de kop ofhorftgeplaatftzyn;
deze oogen zyn zoo klein dat men hen naauw-
lyks gewaar worden kan: de bek is met kleine
hairen bezet, en van twee kaaken voorzien
, waar van de onderfte in twee deelen
gefpleeten , en met een foort van twee kleine
getande nypers- gewapent is , die de Schorpioen
tot tandeif fchynen te vêiftrékken , dm
zyn voedzel te vermaalen, en die het Dier
zoo verre intrekken kan § dat zy onmerkbaar
worden., /
Ter wederzyden van het hoofd ziet men
twee .armen voörtkQOmeny die iecjér uit vier
gewrichten beftaan|' waar van de laatfte.vry
groot is,- en fterke fpieren b^vat, deze hebben
de vorm van'een nyptang , -gelyk het uiteinde
der armen van de Rivierkreeften. Ön-'
der de borft heeft dit Dier acht pobten, vier
aan iedere zyde, zy zyn ieder in zes leedjes
verdeelt, waar van de laatfte op dezelve wys
geyorkt, en van kromme nagelen , o f kleine
nypers voorzien zyn , deze, .zyn met hairen
bezet, gelyk mede het foort wan fchild,. dat
het toe een huit verftrekt,.'
De buik verdeelt zich in zeven ringen en
de ftaart koomt uit den katften voort, deze
is lang en «knoopachtig: de laatfte ring is; ee-
nigzins ruig, en uit zes kleine knoppen %a-
mcngeftelt, . die rondachtig en wollig zyn ,
zy zyn met ide einden tegens êlkanderen ge-
plaatft , even als de kralen van een rooze-
kvans, en z y vzy n oeweegbaar en hól ;de laatfte
is met een lange, gekromde, zeer fpitze,
harde, holle, en aan het. einde met een kleine
opening doórboorde angel bezet, uit welke
het Dier wanneer het fteekt, een kleine
droppel witachtig , 'etterachtig , vergiftig.,
fcllerp en bytent vocht uitgeeft; waar .van
de bewaarplaats een klein blaasje: is , dat aan
het einde van den ftaarc zyn plaats heeft.
■ ©e. wyf],es, Schorpioenen, zyn veel grooter,.
veel dikker, veel ronder, en veel zwarter als
de mannetjee: deze laatfte zyn fcheutig,- dim
en roodachtig. Redt bericht ons., dat onder
verfchcide W y f j*es - Schorpioenen , die ieder
afzonderlyk itfglafen vaten géplaatft wierden
een, .acht en dertig jongen voortbracht , die I
alle vblkoQmcn gevornu, en melk-wit ft
ren, fjjfwierdèh var
dachv, cot dach. ■veèl taai
kleuriger ; een and
:re bi;.:a.cht.fél’;..zeyen c
twintig voort, die .
gciy:k:• dé. e:erft(ïl.aan ',dc
buik en rug van Ru
in .e moedé]r felteërien
hangen. Iiy- voegt
’ér by||| dat hy verfche
de wyfjes g.e-öpent heef
leeft.voor ;dat zy iaa'31
jongen geworpen hadden
den, om te zie;n pp w
w y s ‘deezfi: ihfeétert in den buik van hunne
moeder géplaatft-zyn; hy vond hen hier ,; ||
verfchillende getallen , maar echter nooit
minder als: zes en twintig ,- en nöqirmeer als
veertig. De Heer Maupertuis heeft *er ech-,
ter van zevenen twintig tot v y f en zeftig opgemerkt
, die alle aan een 1 ange draad vaftge-
heeht, cn met een zeer dun vlies omkleed
’warén , in' welk de jongen door een .middel-
fchot* van elkanderen gefchéiden waren ’t j|
geèn èen by uitftëk dun vliesj'e was. Vermits^
de oogen veel zichtbaarder in de pnge-
boore vrucht als in het vol waftchen Dier zyn,
zoo kan-men ze zönder behulp van een n.i-
erpfeoop onder de gedaante van twee zwr.r.-
achttgc flippen herkennen, als medé de Haart
die onder den buik gekrómt, énde armen die.
onder den kop géboogeh, en aan het: lichaam
gekleeft zyn.
S'iva'mmerdam, gift , dat de uitwendige regel
van.':de Schorpioen , niets anders ais dé
. fcheede is , .die - den wezenilyken jgjigu c -
vat. Redt zecht, dat hy ee.ns eën co ; 1
wit vocht uk dezen angel heeft zien vóor;-
koomen.
Vroefneemingen -. die[ de He:er de Maupèrttds-
. .jver de.fieeken der Schorpioenen gedaan
heeft. .
Deze Akademift .zechf, fn ée.,.Mcfnorihr
van de Akadetmê der IVetenfebappën van Pa-
rys, voor het ja ar 1731. dat hy tweefopr-
ten van Schorpioen en gezien heeft: de eene
vind men zeer gemeenzaam in de huifen, .cn-
de andere onthouden zich in de. velden. P c
eerfté zyn veel kleindc* al$; de-,laatfte : hunne
kleur koomt met die van gebrande Rony
over een.
Ik héb geen Proefheemingen , zecht hyr
-omtrent de ScUorpioenen van dit foort gedaan.
De Veldfchorpioeneh zyn omtrent twee duimen
lang, en hebben een geelachtige witte
kleur. Men vind hen in een zoo groote mee-
njcrce naby een Dorp , dat Souvignargnes ge-,
noemt word, en ’t geen v y f uuren van Mont-
peiiier lccht, dat ?èr de 'Boeren .een fo-ort
van kleine Koophandel meede dryven. Z y
zoeken hen onder de fteenen , en verkoopen
hen aan de Apothekers van de naburige Steden
, welke :gèloven dat zy nuttig in eenige
oeneesmiddelen , tegens de fteeken der Schorpioenen
, zyn. Dit-is het foort dat de Heer
de Maupertuis onderzocht heeft.
De eerfte van zyiie Proéfneemingen was.,
om ’er een Hötid.door te doen fteekêh, welke
.drie o f vier raaiden p-\k>or een getergde
Schorpioen geftooken wierd, aan het'gedeelte
van den buik , ’ c geèn van hair-ontbloot is.
Een uur hier na, zwol hy zeer op en ging al
waggelende ; en loosde alles wat hy in de
maag en darmen had , en‘braakte van -tyd tot
tyd, geduurenderdrie uuren , een foort van
lymerig kwyl: zynibuik,,die zeer opgezwollen
was , flonk by iedere braking ; echter zwol
hy welras weder op, en wannéér dit tqt-een
zekere trap gekoomen was , braakte bet dier
weder. Deze beurtelihgfchc- opzwellingen en
Irakingen, duurde omtrent drie uuren ; ein-
delyk kreeg den Hond ftuiptrekldngen ; beet
in de aarde , kröop op zyne voerfte poó-
tèn-, en^ftierf eindelyk v y f uuren na dat hy
geftooken was. Hy had geen de minfte zwel-
lingen -aan het geftooken déél, gelyk de ftee-
ken der Byën en Wespen vcroorzaakén: de
zwelling was algemeen, en men zach alleen
op de plaats van iedere fteek, een klein rood :
vlakje, ’t geen niets anders als de wond waa
die den angel veroorzaakt had , en die met
uitgevloéit bloed vervult was. Onze'Sehry-
ver heeft het zelfde aan alle de Dieren opge-
tnerkt die hy heeft doen fteeken, en hy heeft
nooit bemerkt , dat deze fteeken hét vel doen
opzwellen.
Eènige daagen hiér na , deed de Ple.èr de
Maupertuis een andere Hond Vyf o f zes maaien
op dezelve plaats fteeken, zander dat hy.
er éenig. ongemak door fchèen te gevoelen.
Hy deet de fteeken ih een grooter aantal hef-
haalen ; en uit vrees dat de eèrfte Schor^ioe-'
nen hun verdfc mochten verfpilt hebben , zoo
deed hy andere , door verfche geeven, zoo
wel mannetjes als wyfjes. Men deed ’er ze«
ven Honden 6 uit de nabuurfchap, door ftee-
ken, die; © m dat zy beeter dopr onzen Schry-
Ver5 al$.door hunne Meefters, gevoed wierden
; zich gewillig tot nieuwe Proefheemingen
kwaamen aanbieden : maar zy hadden
geen de minfte aandoening noch van het vergift,
noch van de fteeken der Schorpioenen;
zy aatén volgens gewoonte : eindelyk herhaalde
men Sé Proefneeming aan drie Kiekens
, die men onder de vleugelen , en aan
de borft, deed fteeken ; maar geen van deze
vogelen gaf eenige blyk van ongefteltheit.
Dit alfe deze Proelheemingen , moet men
beftuiten , dat fchoon de fteeken van de
Schorpioencn -zomtyds doodelyk zyn, zy die
echter' maar alléén zomtyds zyn : ’er word
moogelyk hier toe een zamenlopp van ver-
fchëideomftandigheeden yeretfcht, ' welke
moeijelyk; te bepaal en -zyn. Den aart der vaten
die' den angel van de Schorpioenen ontmoeten,
het voedzel dat de Schorpioen kan
gebruikt hébben , en een langdüurige vaften,
’ t geen zy óndergaan heeft, kohnen mede
werken om de uitwerkzelen van _ de ft eek te
verydélen : moogelyk vloeit het vergiftige
vocht telkens niet ui t, wannéér de Schorpioen
fteekt ; maar het is genoeg dat men
voorbeelden van derzelver fchadelykheit heeft
óm ’er zifch van té. wantrouwen. Voor t
overigéV'ZOO js mogelyk €è geringe fchade-
lykhcjt der< Schorpioenen;, de reeden , dm
yérfcheide tegengiften in Languedoc, m achting
gebracht'hebben. " - t ’ .
Men verdrinkt eenige Schorpioenen in.
Olie die men 'lier n a , ais een zeker middel
t^èhs: dn fteeken l'djzfer Dieren bewaart,
'wanneer hy op het gekwetfte deel , gelecht
WOrd ■ men fchat een verplette Schorpioen
tot het zelfde oogmerk nuttig;: men zecht,
dat men ’ ef de kwaade uitwerkzelen van de
fteek door voórkoomt: men- gevoelt zelts
„een in-.: voor het hart,'noch flaauwtens,
efi mogelyk dat het vertrouwen;, het kwaad
eeneeft , ’t geen de vrees uitgewerkt had ;
maar -.mm gelooft echter, dat men zyne behoudenis
aanhet gewaande geneesmiddel,
nfchiildigt is. . . ,
De Me.er de: Maupertuis , heeft zich van-
: W e z e n tjyke vorm van den angel der
■ horpioenen willen verzeekeren , fchöon
ay l Redi, Leeuwenhoek en Swammerdam,
■ m befchreèven hebben. Zyne Befchrfvm-
n verfchillen een weinig ; deze Akademift
i l , dat dé laatfte knoop yan den ftaart der
ihorpioenen , een klein viooltje Van een
-ort yan hoorn i s ,- dat in een; zwarte hals