men bekleed hem met een laag van het Sap j
en ftelt hem voor den rook van een vuur
bloot, *t geen men hier toe'ftookt, zoo ras
men bemerkt dat hét Sap een geele kleur ver-
kreegen-hééft j- zOCK bekleed men de vlefch
met een tweede laag , die men op dezelve
wyze behandelt, en men herhaalt dit zoo
lang, tot dat zy de behoorlykè dikte verkree-
gen heeft. Wanneet den harft gedroogt is,
zoo verbreekt men den vorm met de vlefch
te drukken , en men g ie t ’er water in om de
Hukken van den vorm te ontbinden , en uit
den hals te doen uitgaand
De Volkplanting op Cayenne , ontdekten
omtrent hét Jaar 1744, dat zy mede dén boom
bezaten, uit welke men den Veefkrachtigen
Harft trekt. Men moet dezen Harft op de
plaats zélve Vormen , alwaar hy uit de böo-^
men v lo e it, om dat het melkachtige Sap
fchielyk verdikt en droogt , wanneer het uit
den boom uitgevloeit is ; dit kan waarfchy-
nélyk een-nitfluitefide tak van* Koophandel
voor de Volkplanting worden, die deze boo-
mën-bézitten. Het laauwe water, o f een hitte
van 20 o f 30 graden , doet deze ftoffe zagt
worden , en maakt haar buigzaam , in evèn-
redigheit van de meer o f mindere dikte die
zy heeft: maar zy geeft haar die trap van zagt-
heit n ie t, dat zy weder gekneed o f gevormt
kan worden. De werken die van dezen Veer-
krachtigen Harft gevormt worden , hebben
van de geringfte V o r ft, aandoening; maar
de hitte der Zon , maakt ’er geen de minftè
indruk op. De Heer F r e sheaudie alle deze
navorfchingeriop deCaoutihouc gedaan heeft,
is eiridelyk geflaagt, om hem in Noten-olie
té ontbinden, met hem langen tyd in een
zand-bad, op een zagt vuur te laten kooken.
Achter-eenvolgende Proefneemingen', en herhaalde
poogingen , zullen ons- mogelyk noch
veel andere eigenfchappen van dezen Harft;
doen ontdekken.
’Er groeijen in Amerika • noch* verfcheide
andere foorten van Boomen , uit'welke men
melkachtige'Tappen trekt , diede;eene met de
andere in zekere evenredigheden, vermengt
zynde , bekwaam zyn oüi ’ er werken1 van té
vormen, welke 'naaf dié gene gelyken , die
men van dë Veerkrachtige Harft vormt, maar
zy bezitten een zoo uitnéemendé eigenfchap
niet.
• V E E R Z E , yuvenca. j Dus noemt men
de kleine'en jonge Koéycn , tot den ouderdom
van twee o r drie jaaren , o f tot dat zy
door dé Stieren befprongen zyn. Zier op bet
woord St ier.
V E I L , zie K l im .
V E L , zie Huit .
• V E L D - A J U I N , Ornithogalum. Dit
is een Plant die in de heggen en op deKoorn-
akkers groeit. Haar wortel die een troswy.
Ze bol is , is wit en1 vezelachtig , en met een
lymerig Sap doordrongen dat op het bittere
trekt; men eet hem bywyze van Ajuin , op
dè plaatzén' alwaar hy groeit de bladeren
van dezë Plant gelyken eenigzins naar die van
het. Honds-gras ,- zy zyn hol en hebben een
witte ftreëp in haaré geheele lengte. De fteel
is een half voet hoog; en brengt aan zyn top
verfcheide vöetfteeltjes , by wyze van een
Zonnefcherm voo rt, welke roos wyze bloe-
men onderfteunen , die uitwendig groenachtig
, en inwendig witachtig zyn; op dezelve
volgen rondachtige vruchten , die aan drié
'zyden verheeven, en inwendig in drie zaadhuisjes
verdeelt zyn , en zwartachtige zaaden
bevatten. Men gebruikt de Veld-Ajuin in
de Geneeskonft, om de fluimen en pis te verwekken.
V E L D - C Y P R E S , Chain&pitis• Dit
is een kleine laage Plant,waar van men twee
foorten heeft.
De G em e en e V e l d -G y p r e s ,
mcepitis lütea vulgaris. Deze Plant, die op
de onbebouwde, en zandachtige plaatzén
groeit, heeft een reuk als den Harft die uit
de Pynboomen en Lorkenboomen v loeit, baai'
wortel -is dun, vezélachtig , 'en w it; hy fchiet
verfcheide fteelen uit die op de aarde leggen,
wolachtig, en negen duimen lang zyn. De
Bladeren koomen uit de knoopen der fteelen
voort; z y zyn ingefneeden , wolachtig, en
geelachtig groen. Haare bloemen , die uit
den fchoöt der bladeren' voortkoomen , zyn
geel ;■ zy worden vari langwerpige zaaden ge*
volgt y waar van ’er vier in: .een zaadhuisje
beflooten zyn.
' Dé Mu sku sAci-ïfiGE': V e l d -C y-
p r e s , CbdmapitW'Mófcb'dta j 'groeit in de
omliggende ftreekéri van A ik 'éfi Möntpellier^
in de Olyf-boifchen: haaré Itèelen , diehoui*
achtig en wollig zyn , fpreiden zich over de
aarde uit;-haare bloemen hebben een piirpër-
IVacht>
achtige-kleur ; haare zaadèn zyn zwart, ge-
rimpfeki en een weinig, gekromt: deze geheele
Plant is zeer bitten; en heeft een Muskusreuk,
vooral in de grooté hitte en in deZui-
delyke Landen.
Deze beide foorten van Veld-cypres worden
in de Geneeskonft gebruikt, en bezitten
dezelve afzettende , wondfoeelendé-,: en op-
ftygingkeerende krachten, en zyn nuttig voor
de zenuwen ; ben verwekken op een zoo
krachtige wyze de maandftonden , en dryven
de dood©'vrucht zoo fterk a f , dat men ’er
het gebruik van aan de zwangere vrouwen
veroied uit vrees , dat zy ’er een miskraam
door krygen zouden.
V E L D H O E N , zie Patr y s .
V E L D - K R E K E L , of W I L D E -
K R E K E L .. Dit is eeu zwart I n f e c f t 3
geen een ronde ,' zwarte en blinkende kop
heeft. De ftaart yan de wyfj.es heeft de -gedaan
te van een Drie-tand; de oogen van dit
önfect zyn groot, en Zyne hoornen wolach-
Rig,en zyne vleugelen gedachtig; zyn buik is
[groot, en word door zes-pooten onderfteunt
die met klaauwtjes ge wapent zyn ;d e achterste
zyn dikker en langer, en dienen het om
pTpringen: het heeft boven ieder oog , eeif
Jruuvyeborftel, die een groot getal gewrich-
Ken heeft , en zich in allerlei richtingen bé-
iv eegbDeze borftel: is hol ,:.en bevat een'
lebui mach tig vocht. De onderkaak is «met
|en knoopachtige knevel bezet, maar die dun
§ei1 beweegbaar is ; de. opperkaak beftaat uit
■ twee (tukken, die met tanden gewapent zyn*
peze zyn krom , en eindigen in- een driehoe-
Pige punt : deze kleine Dieren houden het
pene zy aan vatten zeer fterk vaft.
I ^ en gelooft dat de Krekel herkaauwt; hy
fetzeer gaarne Mieren : men kan de Krekels
r a^eu , met hen tot aas*' een Mier voor te.
■ ouden| die :om hét midden van het lichaam
Pan een hak vaftgehecht is-.;
P. Deze In-feétên zyn zeer g u l z i g z v eeten
| e malfehe bladeren a f e n wanneer- zy ver-
■ ongert zyn befparen zy hunnes-gelyken niet.-_
poratyds mengt zich de minnenyd onder dè
■ annetjes * die met verwoedheid vechten ;
fep .A d e ren doodeti;: zy zingen- geduuren-
| :n' S i S M l i ’ en na dat zy éê overwin-
I pIwjS S E r ih diervoegen, dat hun
p S l è ZQ0 wel hunne vrèugd I a.ls toorn,, _
I Da. Veld;- Krekels, vormen, hunne hooien>.
gaarne aan.het hangen van een heuvel: zy
Hiaaken hen altoos evenwydig met het oppervlak
yan.de aarde, in diervoegen ,-dat ’er
de zonneftraalen gemakkelyk in doordringen
konnen. De mannetjes maaken deze hooien
veel wyder als de w y fje s , -op dat ’er deze
in de paartyd , in zouden konnen koomen.:
Vermits de wyfjes afzonderiyk leeven , zoo’
bedienen de mannetjes zich van hun foort
van gezang.om haar te roepen. Deze kleine
Dieren (laan achter uit en ftooten met hunne
pooten alles -weg wat hen hinderlyk i s ; zy
vliegen met huppelingen en- fprongen , en
gaan zoo wel achterwaarts als voorwaarts.
De Heer Linnaus zecht , dat wanneer de
Zweedfche Boeren wratten hebben , z y ’er
Veld-Krekels op plaatzén die-ze; byten, eu
ei een vocht op uitftorten, ’t geen ze doet
vèrdroogen/
.Fhomas^BanjooUrt■ * haalt noch andere Krekels
aan , die .gevleugelt én - kruipende zyn
men vind hen in de Suiker, R y ft5 en andere
koopwaren, die men mét fcheepen vervoert:-
de-Matroozen- beklagen zich zeer , over dé
fchaaden die zy aanrechte. ' -
-■ In het algemeen is hst onderfcheidbaré ken-^
merk van de Krekels ,• dat zy borftèlachtigé
fprieten, vlieszehtige fchilden, by wyze vaiï-
fmalle vleugelen-, de borft in een gedrongen-
en hoekachtig', en pooten hebben die °tot
fpringen bekwaam zyn.-
V E L D - M-U S C H, Pa(fer arboreus. D it
is een kleine Vogel *, die één kórte, zwartachtige
, en eenigzins'dikachtige, bek heeft.-
Zyne voeten , been en en-kóp zyn , gelyk-
die van de Muur-Müfch ; e'enige gelóóveh'
dat dit-dezelve Vogel i s , die^men Boom-
Mufeh"noemtv De Veld-Mufch- huppelt en
fpringt geftadig. op de boomen..
• V E LD -M U rS '.- Dit is een klein Dier,-
’t geen gemeender en meer algemeen verfpreid
als de Bofch-Muis isi Deze laatfte vind mem
zeldzaam anders als op dè verheeven landen.-
Men vind-de Veld-Muis-alomme in de 'Z elden,
Boftchen , Weiden’, enzelfs in de-Tui-
nen. Z y is-aanmerkelyk om de grootheit van
haaf kop,. en om ha aren korten en afgeknot—
ten ftaart,. die niet meer als een’ duim - lang,',
en methairen bedekt is; in plaats dat die der'
Böfch-^Muis• ’èrz vanf ontbloot is. - Dit Dier’
gelykt'geheel dóór dè vorming der inwèndi
ge - deelèm,. naar de Water-Rot maar uk--
wendjg/ verfchilt het.’èr' zeer v éél van’,. alsmede