
1350 tot 1362 gebouwd. Graaf Hendrik van Nassau deed den bouw van
het tegenwoordige kasteel in 1536 aanvangen, doch eerst in 1696 voltooide
het de beroemde bouwmeester Jacobus Romans, op kosten van Koning
Willem I II. Sedert 1828 dient het tot eene Militaire Akademie. Het schoonste
vertrek is de uitspanningszaal, waar door de officieren, beambten en ka-
detten eene galerij tot stand is gebracht van de portretten der meest beroemde
helden die Nederland heeft opgeleverd, en van enkele afbeeldingon van
belangrijke oorlogsfeiten. — Op het Raadhuis, dat in de eerste helft der
16de eeuw werd gebouwd, doch in 1776 zijn tegenwoordigen voorgevel
ontving, prijken eenige portretten van Heeren van Breda, inzonderheid
Oranj e-V orsten.
Breda heeft 4 R.-Kath. kerken, eene Herv. kerk, eene Waalsch-Herv.
kerk, eene Luth. kerk en eene Synagoge. Het ruime Beggijnhof is van
hoogen ouderdom, daar de oorsprong tot 1240 opklimt.
De Groote- of O.-L.-Vrouwekerk, sedert 1637 bij de Hervormden in
gebruik, is een der schoonste kerken van Noord-Brabant en heeft den
hoogsten toren van dat gewest. Zij is ruim 80 el lang, bijna 37 el breed
en 21 el hoog, terwijl de hoogte des torens 85 el beloopt. Een fraai
koperen doopvont verdient opmerking, maar de kostbaarste sieraden zijn
twee praalgraven, die van Engelbert van Nassau en van Hendrik
van Nassau. Het eerste, veelal voor een werk van Michael Angelo Bu-
anarotti gehouden, vertoont zes levensgroote beeiden van doorschijnend
manner, zoo stont en uitvoerig tevens gebeiteld, dat de kunstvriend met
moeite van het weergaloos meesterstuk afscheid neemt.
Als wandelplaats bezit Breda den voormaligen tuin van het Kasteel,
Valkenberg genoemd.
Na de Militaire Akademie is de voornaamste inrichting van onderwijs,
de gemeentelijke hoogere burgerschool.
Breda’s fabriekmatige inrichtingen zijn talrijk en veelal bloeiend. Zij
leveren tapijten, meubelen, hoeden, stoomwerktuigen, metaalwaren, olie,
zeep, bier, gemaakte lijfgoederen, enz.
Bredasche-Gat, mond van de Roode-Vaart in het Hollandschdiep.
B r e d a s c h e -H e id e , naam waaronder de verschillende heidevelden in
de Baronie van Breda meermalen voorkomen.
Br ed a sch e -p o ld e r , pold. van 112 bund, in de N.-Brab. gemeenten
Klundert en Zevenbergen.
B r ed e la a r , geh. in de Geld. gem. Eist.
B r ed e rod e , voorm. heerl. in Holland, die uit een aantal gerechten
in de duinstreek en aan het I J bestond, welke later het baljuwschap van
Brederode vormden, benevens de ambachtsheerl. Sloten-Sloterdijk-Osdorp-
en-de-Vrije-Geer, die in 1529 door koop van de heerl. werd vervreemd. De
Heeren van Brederode zijn voorts in het bezit geweest van goederen
te Waddinxveen, verder in de gemeenten Nieuwer-Amstel, Vianen, Ameide,
Goudriaan, Giessen-Nieuwkerk, Hardinxveld, Hofwegen, Papendrecht, Peur-
sum, Slingeland, Wijngaarden.
De oorsprong der Heeren van Brederode is onzeker. Vleiende geslachts-
lijsten vermelden dat Holland’s Gravenzoon Sicco, de broeder van Dirk III,
hun stamvader is geweest. Andere verhalen wijzen op eene afstamming van
Graaf Willem I of spreken van het geslacht Brederode als zijtak van de
Teilingen’s. De oudste Heer van Brederode is ontwijfelbaar Dirk Dros-
saet, wiens zoon Willem van Brederode in 1252 door den Roomsch-
Koning Willem zijn bloedverwant werd genoemd: De Heeren van Brederode
Stegen tot grooten luister en hebben in de geschiedenis der Neder-
landen eene groote rol gespeeld. Reinoud I I I van Brederode, die van
1531 tot 1556 Heer van Brederode was, nam zelfs het wapen en den
titel „Graaf van Holland” aan, tot een vonnis van Keizer Karel V dit
belette.
Brederode, voorm. baljuwschap in Holland, gevormd uit verschillende
gerechten, waarover de Heeren van Brederode in den grafelijken
tijd het hooge rechtsgebied bezaten, t. w. Zandvoort, Tetrode-Albrechts-
berg-en-de-Vogelenzang, Schooten, Zuid- en Noord-Akendam, Haarlem-
merliede, Noord-Schalkwijk, Hofambacht, Ve lsen, Schoorl-Hargen-en-
Kamp. Het werd opgericht nadat Wolfaard I II, Heer van Brederode, den
19 Juni 1679, was overleden, wijl men, ofschoon ten onrechte, meende,
dat deze edelman, kolonel in Staatschen dienst, het laatste wettig manne-
lijk oir der Brederode’s was.
Brederode, vervallen adell. huis op de zuider grenzen der gem.
Velsen, waarschijnlijk in de 18de eeuw gebouwd. Het werd in 1426 door de
Kabeljaauwsche Haarlemmers ingenomen en verwoest, zoodat slechts een
bouwval overbleef. Een deel daarvan werd echter hersteld. Nog in 1478
verstrekte het kasteel Brederode tot woning aan Johanna van Lalaing, we-
duwe van Heer Reinoud II van Brederode. In 1573, tijdens den grooten
vrijheidskamp, ging het herstelde gedeelte door het bedrijf van Spaansche
legerbenden weder in vlammen op, zoodat, toen de Heeren in rüstiger’ tijd
weder een rentmeester op hun kasteel plaatsten, men voor eene woning
van dien beambte nieuwe gebouwen moest oprichten. Ook deze rent-
meesterswoning is weder vervallen, en niets dan een kleine behuizing
is nog tusschen de bouwvallen overgebleven. De bouwvallen zelven
zijn zeer uitgestrekt en maken nu een der merkwaardigste punten van
Velsen’s schoone omstreken uit. Door tusschenkomst van vrienden der
oudheid, zijn zij in de laatste jaren door opgravingen en het aanbrengen
; van schadelooze herstellingen meer genaakbaar geworden.
Bredevoort, of Bredevoorde, voorm. heerl. in Geld., bestaande uit
[de ambten Bredevoort, Aalten, Winterswijk en Dinxperlo. Zij maakte in
de 12de eeuw een deel uit der Westfaalsche heerl. Lohn, die aan het
i stift Münster toebehoorde. Bisschop Werner liet tusschen 1131 en 1151
een slot te Lohn bouwen, hetwelk hij ter bewaring gaf aan den edelen
t Heer Godschalk van Lohn, zoon van Gerhard van Lohn. Na den dood van
( Werner beweerde Godschalk met deze heerl. beleend te zijn. Hij en zijne
ppvolgers handhaafden zieh in ’t bezit daarvan en bemuurden ook Brede