
de hoofdplaats van het graafschap Eode, dat, volgens Grammaye, 14
dorpen omvatte. In het midden der 14e eeuw wordt van st.-Oedenrode
als eenigermate versterkt gesproken, en Hertogin Johanna sprak in 1403
van hare „poirters van Rode.” In 1870 telde het binnen de kom 1279
inw. De R.-Kath. hebben er eene prächtige kerk, de Herv. eene bede-
hnis in de wijk Eerschot. Daarenboven is er eene Synagoge. Het voorm.
adel. huis Dommelrode is tbans een nonnenklooster. In 1472 werd st.
Oedenrode door den Heer van Gennep, Reinald van Brederode, tendeele
verbrand. Den 21 Ju li 1S42 werd het door Maarten vanRossem geplunderd. In
de Spaansche oorlogen heeft het vooral in September 1572, in 1576, 1581,
1583 en 1587 veel geleden. In Dee. 1595 behaalden de Staatseben er
eene overwinning op de Spanjaarden.
Oeffelt, gem. in N.-Brab., tusschen Cuyk-en-st.-Agatha, Haps en
Beugen, mede in N.-Brab., en Gennep en Ottersum in Limb. Oudtijds
behoorde Oeffelt tot de heerl. Cuyk, doch bet werd daarvan afgescheiden
en aan de heerl. Gennep geheebt, waarmede bet sederi alle latere lot-
gevallen deelde. Uit dien hoofde is Oeffelt eene der jongste gem., die
met de provincie N.-Brab., vereenigd werden. De gem. die in het
noordoosten en oosten door de Maas wordt bespoeld en in het midden
door de Oeffelterbeek, het middelpand van de Viltsche-Graaf, wordt
doorsneden, hestaat längs de rivier uit kleigronden, doch voor het grootste
deel uit diluvisch zand, dat echter zeer wèl is ontgonnen. Oeffelt is ruim
944 bund. groot. In 1822 had deze gem. 816, in 1840 910, in 1875
992 inw. Men vindt er alleen R.-Kath. Zij bestaan bijna uitsluitend
van den landbouw. De gem. bevat het d. Oeffelt, de b. Hoogeind en
Kevelaarsveld, benevens het geh. Werveld.
Het d. Oeffelt, welks naam tijdens het Pruissisch bestuur Uffelt werd
geschreven, is eene fraaie plaats aan den weg van Boxmeer naar Nijmegen.
Het telde binnen de kom in 1870 274 inw. De ruime, schoone
R.-Kath. kerk en het station van den N.-Brab.-Duitschen spoorweg zijn
de voom. gebouwen.
Oegstgeest, gem. in Z.-Holl., bepaald door Leiden, Leiderdorp,
Warmond, Sassenheim, Voorhout, Rijnsburg, Katwijk, Valkenburg, Voor-
schoten en Zoeterwoude. De oppervlakte — in het geheel 1695 b u n d .—
bestaat grootendeels uit klei, doch in het noordoosten uit laag veen en
alluvisch zand. De gem. telde in 1811 871, in 1822 988, in 1840 1332, in
1875 2456 inw. Bij de telling voor 1870 onderscheidde men e r: 1022 Ned.-
Herv., 1 W.-Herv., 2 Presb., 105 Chr.-Geref., 39 Ev.-Luth., 1 Herst.-Luth.,
16 Doopsgez., 1 Rem., 1039 R.-Kath., 14 Ned.-Isr. en 5 ongen. De bevolking
bestaat deels van den landbouw, veefokkerij en zuivelbereiding, deels van ver-
schillende burgerlijke bedrijven, daar onder de ingezetenen velen zijn, die in
h e t aanpalende Leiden op Winkels en fabrieken arbeiden. De gem. bevat
het d. Oegstgeest, benevens de b. Hooge-Morsch, Lage-Morsch, Poelgeest
en den Marendijk. Ook bestaan er v erscheidene groote landgoederen, als
Endegeest, Oud-Poelgeest, Abtspoel, Duinzigt, Rijngeest en Rijnhof,
verder het militair detentiehuis en het station Leiden van den Hollandschen
Spoorweg.
Het d. Oegstgeest strekt zieh in de lengte längs den weg van de Post*
brng naar de Haagsche-Schouw uit, wordende het zuidel. deel, waar de
R.-Kath. kerk Staat en een zijtak van den Haarlem-Haagschen straatweg
naar Leiden voert, de Leidsche-Buurt genoemd. In het noordelijk
deel, dat door het nieuwe afwateringkanaal van Rijnland, van het zuiden
is gescheiden en waaraan den naam van Kerkbuurt wordt gegeven,
Staat op eene verheven piek de Herv. kerk, eene der oudste gebouwen
van Rvjnland. De beide dorpswijken van Oegstgeest, de Kerkbuurt
en de Leidsche-Buurt, hadden in 1840 te zamen 631, in 1870 718 inw.
Oeken, b. in de Geld. gem. Brummen, in 1840 met 485, in 1872
met 549 inw.
Oene, d. in de Geld. gem. Epe, waar reeds in 1176 eene kapel
gevestigd was. Thans vindt men er. eene Herv. kerk. In 1840 had het
235, of met Hothoek, Dijkerroth en Oost-Oene 867 inw. In 1872 telden
deze samengevoegde plaatsen 1223 inw.
O e n k e r k , d. in de Eriesche gem. Tietjerksteradeel, in 1811 met 448,
in 1840 met 691, in 1875 met 1022 inw., die van het Moleneind (in
1840 250) medegerekend. Het is eene bevallige plaats, wier kerk, die
tot de Herv. gem. van Oenkerk-Giekerk-en-Wijns behoort, met merk-
waardige grafsteenen prijkt. De staten Heemstra en Stania dragen
veel tot het schoon der plaats bij, Oudtijds vond men er ook de state
Eysinga.
Oensel, b. in Geld., deels in de gem. Zalt-Bommel, deels in de gem.
Hnrwenen. In 1840 waren er 123 inw. als 72 in het deel van Zalt-
Bommel, 51 in het deel van Hurwenen.
Oensel, b. in Limb., deels in de gem. Beek, deels in Schimmert, in
1840 met 222 (als in Beek 145, in Schimmert 77), in 1870 met 186 inw.,
als 83 in Beek en 103 in Schimmert.
Oer, b. in de Geld. gem. Gendringen, in 1840 met 299 inw.
Oerie, gem. in N.-Brab., tusschen Oirschot, Zeelst, Yeldhoven en
Vessem c. a. Zij beslaat 1711 bund., alles diluvisch zand met vele
moeren. Een groot deel is nog beide. De gem. telde in 1822 618, in 1840
649, in 1875 653 inw. Bij de volkstelling voor 1870 vond men er geene
dan R.-Kath. ingezetenen. Zij bestaan meest van landbouw. Behalve
het d, Oerie, bevat do gem., de b. Hoogeind en het geh. Berkt. Al die
plaatsen liggen zoo verstrooid, dat zij zieh in verscheidene kleinere
buurten of gehuchten smaldeelen.
Het d. Oerie, vroeger eene vrijheid of smalstad, is thans ver van een
steedsch voorkomen te bezitten. Het wordt verdeeld in Kerk-Oerle
en Zand-Oerle, die te zamen in 1840 384 inw. hadden. In 1325 werd het
d. Oerie door Hertog J a n I I I tot eene vrijheid verheven, en den 8 Maart
58