
Namens den Keizer werd deze voorslag door de landvoogdes der
Bourgondische Nederlanden gretig aangenomen, waarop George Schenk,
stadhonder van Friesland, den 8 Ju n i 1536, van de Groningers en Ommelan-
ders den eed van hulde en trouw ontving. De landzaten gaven het bewijs
dat zij met hart en ziel ’s Keizers belangen omhelsd hadden. Met ijver onder-
steunden zij Schenk's pogingen om de Gelderschen te verjagen, zoodat de
kasteelen te Termunten en Delfzijl door ’shertogs benden eerlang aan de
Oostenrijkers (of Bourgondiers) moesten overgegeven worden. Yervolgons
won Schenk het kasteel te Wedde, drong door tot het naburige Coe-
vorden en won eindelijk de sterkte de Kinkhorst bij Meppel.
Deze voorspoed der Bourgondische wapenen deed Hertog Karel naar
verzoening neigen. Bij den vrede, die den 10 December (1536) werd getroffen,
onderschreef de Geldersche vorst den afstand van Groningen, de
Ommelanden, Westerwolde en Wedde, nevens die van Drenthe, Coe-
vorden en Diepenheim.
Onder Keizer Karel V en zijn zoon Koning Filips I I werd Groningen,
nevens Friesland en Drenthe, door denzelfden stadhouder bestuurd, tot-
dat de provincie zieh bij de Unie aansloot. Het eerst deden dit de Staten
der Ommelanden, t. w. in Januari 1579, doch in Ju li daaraanvolgende
bewerkte George van Lalaing, Graaf van Bennenberg, dat ook de stad
Groningen dit voorbeeld volgde.
Deze aansluiting van het geheele gewest bij de Unie duurde echter slechts
körten tijd, want reeds den 3den Maart 1580 verliet Eennenberg, op ver-
raderlijke wijze, de zijde der Staten, en stelde de stad Groningen weder
in de macht des Konings van Spanje. Hij zocht de Ommelanders mede
tot zulk een afval over te halen, doch deze sloegen zijn voorstel met veront-
waardiging van de hand en bleven der Unie trouw. Een feile bin-
nenlandsche krijg was een der eerste gevolgen van die omwenteling.
Veertien jaren bleven de stad en Ommelanden gescheiden, tot Prins
Maurits voor de hoofdstad kwam en door zijn krijgsbeleid de Spanjaarden
tot de overgave dwong. Bij het vermaard traktaat van reductie, den 23 Juli
1594 in het leger te Helpen gesloten, werd niet alleen Groningen aan
de Vereenigde Provincien hergeven, maar werden tevens de betrekkingen
tusschen beide deelen der provincie zoodanig geregeld, dat dit tractaat
sedert de grondwet uitmaakte voor de samenstelling der Staten en het
gewestelijk beheer.
Ongelnkkigerwijze kon de stad het kwalijk vergeten, welke overmacht
zij gedurende de binnenlandsche en Saksische oorlogen over het platteland
had bezeten. Mocht het haar door het verdrag van 1594 onmogelijk
zijn, dat hooge aanzien terug te winnen, zij zocht toch steeds een overwegenden
invloed uit te oefenen. De Ommelanden daarentegen, door de
verandering van zaken geen behoefte aan de meerderheid der stad meer
gevoelende, kantten zieh met geweld tegen alles aan, wat zij als eene aan-
matiging der stedelingen beschouwden en poogden in het bestuur van het
gewest der stad haar overwicht te betwisten. Van hier hoogloopende geschil-
len, die de Algemeene Staten ten jafe 1600 het besluit deden nemen, om
de stad Groningen met krijgsvolk te bezetten en er een kasteel te bouwen.
Gelukkigerwijze werden die verschillen van lieverlede uit den weg geruimd,
vooral nadat in 1607 het kasteel met goedvinden der Algemeene Staten
geheel werd gesiecht. Evenwel van tijd tot tijd vlamden de twisten weder
op, vooral in 1640, toen de Ommelanders klaagden over verscbillende
proceduren door de stad den Oldambsters aangedaan. Te vergeefs poogde
Prins Willem II, toen hij den 1 September 1649 te Groningen was geko-
men, het vuur te blusschen: het duurde tot het einde van 1653 eer party
en het verschil bijlegden.
Bij de omwenteling van 1795 werd de heerlijkheid Westerwolde, die
sedert de afschudding van ’t Spaansche ju k als een generaliteitsland
werd beschouwd, en in 1619 door de stad Groningen was aangekocht,
bij de provincie Groningen ingelijfd. Drie jaren later echter werd uit
deze provincie, benevens u it de noordelijke en westelijke deelen van Frie sland
en eenige Drenthsche kerspelen een Departement-van-de-Eems ge-
vormd, met de bepaling, dat te Groningen het departementaal gerechts-
hof zou geplaatst worden.
In 1801 werd de naam Stad-en-Lande weder hersteld en onder dien
naam een afzonderlijk depaitement in ’t leven geroepen dat na de oprich-
ting van het koninkrijk Holland in 1810 Groningen werd geheeten, en
waaraan Lodewijk Beiderland (het deel van Oost-Friesland tusschen de
Aa en Eems) toevoegde.
Bjj Holland’s inlijving in ’t Fransche keizerrijk werd dit alzoo vergroot
departement uitgebreid door de aanhechting van Drenthe, om daarmede
het Departement-van-de-Wester-Eems uit te maken.
Bij de oprichting van het koninkrijk der Nederlanden ontving de provincie
Groningen haar ouden naam en vroegere grenzen terug. Zij maakte
tot de afscheiding van Belgie de zestiende provincie des Bijks uit. Sedert
is zij vergroot door eenige indijkingen naar de zijde van den Dollard
en de Wadden.
Groningen is thans ruim 229,268 bund, groot, hetgeen overeenkomt
met ruim 412/3 Vierkante geographische mijl.
Groningen is nagenoeg geheel vlak, en de uitzonderingen, — een hooge
zandrug van de Drenthsche grens tot de stad Groningen, eenige heuvelen
in Westerwolde en eenige duinen o p ’t eiland Bottumeroog — verheffen zieh
niet meer dan weinige eilen boven het omliggende läge land. De Doesc-
berg, een der Westerwoldsche heuvelen, is bijna 10 el, het Groningcr
deel van den Hondsrug 5 tot 6 el hoog. Het hoogste deel der provincie
in het uiterste zuidoosten verrijst nog niet tot volle 12 el. Zelfs be-
neden A. P . ligt een deel van het gewest, t. w. de streek zuidoostwaarts
van Delfzijl en Appingedam in de richting naar Finsterwolde.
Het grootste deel van het gewest bestaat uit zeeklei. Laag veen
breidt zieh uit om het Leekstermeer en in het oord van het Zuid-
laardermeer tot het Schildmeer. Hoog veen ligt voornamelijk op de
Drenthsche en Pruissische grenzen, zandgrond in Westerwolde, het Wold-
Oldambt, het middeldeel van ’t Gooregt en omstreeks Zuidhorn en Marum.
De hoofdrivieren van Groningen zijn de Hunse, die hier de namen van
Drenthsche-Diep, Schuitendiep en Beitdiep voert. De Westerwoldsche