
1575 plaats vond, bezat aanvankelijk als zetel het st.-Barbaraklooster,
later genoemd het Prinsenhof. Vervolgens verkreeg zij de kerk der
gefaliede Beggijnen en in 1581 het klooster der Witte Nonnen, dat zij
tot op den huidigen dag heeft gebroikt, doch welk gebouw na een
feilen brand in 1616 eerst het tegenwoordig aanzien bekwam. De
stichtmg van een nieuw akademiegebonw is echter beraamd en als
plaats daarvoor de zuidzijde der Ruine in bezit benomen.
De wetenschappelijke hulpmiddelen der hoogeschool zijn de beroemde
inrichting waardig. De bibliotheek is rijk, vooral in Grieksche en
Oostersche handschriften. Niet minder verdient opmerking de aan-
zienlijke plantentuin of hortus botanicus. De in 1860 gebouwde sterre-
wacht, prijkt sedert 11 Augustus 1875 met de buste van den hoogleeraar
Prederik Kaiser. Het mnsenm van natuurlijke historie is een der
rijkste verzamelingen van dien aard in Europa. Verder verdienen
opmerking: het kabinet van natuurkunde, het kabinet van landbouw, het
herbarinm, het ethnologisch museum, het museum van oudheden, het
munt- en penning-kabinet, het ontleedkundig-kabinet, en het physisch,
chemisch, anatomisch en physiologisch laboratorium, van 1857 tot
1859 gebouwd. De bibliotheek van Thysius is rijk, vooral in rechts-
geleerde werken en vaderlandsche kronieken, en de bibliotheek van de
in 1766 gestichte Maatschappij der Nederlandsche letterkunde eenig in
werken van Nederlandsche schrijvers.
Leiden bezit nog verscheidene andere instellingen van hooger,
middelbaar en bijzonder onderwijs, als: ’sKijks-instelling voor onderwijs
in de Indische taal-, land- en volkenkunde, het seminarie der Remon-
stranten (in 1873 van Amsterdam herwaarts verplaatst), een gymnasium,
eene gemeentelijke hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus, eene
mnziekschool, eene kweekschool voor de zeevaart (gesticht in 1859),
teekenscholen enz.
Bezienswaardig is het in 1873 gestichte stads-museum in de voormalige.
Lakenhai, met vele schilderijen, oudheden, beeiden, enz. De Stads-Concert-
zaal en de Schouwburg, beiden nieuwe gebouwen, voldoen uitmuntend
aan hun doel. Verder behoort vermeld te worden het gebouw der Maatschappij
tot Nut van ’t Algemeen; het Societeitsgebouw aan de Ruine, dat van
1850, en het Zomer-Societeitsgebouw, dat van 1860 dagteekent; het societeitsgebouw
Minerva, naar het ontwerp van professor Gugel, in 1875 volbouwd; en
Musis Sacrum, in de Zuider Plantagie (het plantsoen op den Stadswal).
Leiden deelt ruimschoots in de eigenaardigheid der Nederlandsche
Steden om een groot aantal gebouwen aan de weldadigheid gewijd en liefda-
dige instellingen te bezitten. In de eerste plaats dienen genoemd te worden:
het in Januari 1873jgeopend Akademisch Ziekenhuis (Nosocomium),
het in 1819 gestichte Invalidenhuis, het st.-Ceciliagasthuis, he t Huiszit-
tenhuis, het Minnehuis, het Oude-Mannen- en Vrouwenhuis, het Heilige-
Geest- of Armenweeshpis, het R.-Kath. Weeshuis, het Luth. Wees-,
Oude-Mannen- en Vrouwenhuis, enz.
Reeds in vroegere eeuwen bloeiden te Leiden de weverijen, inzonderheid
die van laken. Nam deze tak van nijverheid a f op het einde der 15de en in
het begin der 16de eeuw, aangezien er omstreeks 1497 nog 350, omstreeks
1502 300, omstreeks 1505 250, en in 1515 slechts ongeveer 200 getouwen
in gang waren, na het afslaan der Spanjaarden in 1574 ontwikkelden de
laken- en andere fabrieken een heerlijken bloei, omdat Leidsch laken, Leid-
sche baai, Leidsch grein, enz. in alle oorden der wereld h et voorrecht geno-
ten boven alle, fabrikaten van dien aard gesteld te worden. Door wisseling
der mode, het te streng vasthouden aan oude instellingen, partijgeest en de
ontwikkeling van het fabriekwezen bij naburen, ging van die voordeelen
allengs zooveel te loor, dat in 1802 door de Leidsche fabrieken slechts
1086 stuks laken meer werden geleverd, terwijl de fabrieken van baai zoo
geheel te niet gingen, dat de schoone Saaihal in het begin onzer eeuw
gesloten stond. Na de omwenteling van 1813 kwam een nieuw leven, en
Staat Leiden ook niet, met betrekking tot de volksvlijt, op de hoogte der
tijden van Prins Maurits en Prederik Hendrik, het fabriekwezen is er
niettemin weder tot eene aanzienlijke hoogte gestegen. Ongeveer 70
stoomwerktuigen onders'teunen de krachten van duizenden fabriekarbei-
ders, wier arbeid vooral wollen manufacturen, inzonderheid dekens en
laken, katoenen stoffen, saijetten en garens, ijzerwaren en werktuigen,
koperwerk, boek- en steendrukwerk, zeemleder, zeep, bier, gedistilleerd,
behangselpapier, pannen en potten, enz. in den handel brengt. Leiden
heeft verder belangrijke vee- en zuivelmarkten, en geniet groote voordeelen
uit het verblijf der leeraren en Studenten aan de inrichtingen van
hooger onderwijs.
Dat Leiden het Lugdunum der Romeinen zou zijn, is eene dwaling, die
nogtans der stad in het latijn den naam van Lugdunum-Batavorum heeft
doen geven. Leiden komt in oorkonden eerst in de I ld e en 12de eeuw,
onder den naam van Levthen, Leithen, Leithon en Leithan, voor.
Tot de merkwaardige herinueringen behooren: het beleg van den bürg
te Leiden, waarheen Vrouw Ada was gevlucht voor de aanhangers van
haar oom Willem I, in 1203; de vereeniging der Loonsche en Stichtsche
krijgsbenden onder Lodewijk van Loon en Bisschop Dirk van der Ahr, in
1203 of 1204; de nederlaag der Loonschen bij Leiden, in 1204; de ge-
boorte van Jonker Willem (later Roomsch-Koning), in of omstreeks
Augustus of September 1228; de bevestiging der voorrechten van Leiden
door Graaf Ploris V, den 19 Dec. 1266 5 he* erlangen van tolvrijheid
in Holland door Graaf Ploris V, den 15 April 1290; de aanslag der
Kabeljauwschen op het leven van Jan van Wassenaar, den 17 September
1419; het beleg van het door de Hoekschen bezette Leiden, door
Hertog Jan van Beijeren, en de intocht van dezen Ruwaard van Holland,
den 18 Augustus 1420; eene nieuwe uitbarsting der Hoeksche en Kabel-
jauwsche geschillen, in Mei en Ju n i 1445; het verdrijven der Hoeksche
hoofden door de Kabeljauwschen, in Ju li 1479; de terugkeer der Leidsche
ballingen uit Utrecht, waarbij zij de stad verrasten en de Kabeljaauw-
schen weerloos maakten, in Januari 1481; de komst van Maximiliaan
van Oostenrijk en het verbeurd verklären van het privilegie omtrent de
verkiezingen der stads-regering, in April 1481; de vernieuwing van het
privilegie der veertigen, door Maximiliaan en Maria, den 20 Ju li