
Delft, ongeveer 100 bund, g ro o t, is door verscheidene grachten door-
sneden, van welke twee, die de stad van het noordwesten naar het
zuidoosten doorsnijden (het Oude-Delft, de Voorstraat, Hypolitusbuurt en
Korenmarkt), veelal door fraaie huizen zijn bezoomd. De Groote-Markt
is een schilderachtig pi ein, terwijl de oostelijke en westelijke wallen door
fraaie beplantingen aangename wandelwegen opleveren.
Delft heeft 3 Ned.-Herv. kerken, een Waalseh-Herv. kerk, een Luth.
kerk, 1 Rem. kerk, 1 Chr.-Geref. kerk, 2 R.-Kath. kerken en eene synagoge.
Van deze bedehuizen behooren de beide Hervormde kerken tot de
merkwaardigste gebouwen der stad. De Nieuwe- of Ürsulakerk, in 1381
aangevangen, bevat onder anderen het Praalgraf van Willem I, den
Vader des Vaderlands, met den grafkelder der Vorstelijke Familie van
Oranje. Dit praalgraf, door Hendrik de Keyser op kosten der Unie in
1609 begonnen, is van zwarten toetssteen en zwart marmer. Van het
beroemde beeidwerk munt de Faam uit, een zwaar metalen gevaarte, dat
slechts op een enkel punt (een teen) rust. Een tweede praalgraf is aan
den grooten staatsman Hugo de Groot gewijd, die te Delft den 10 April
1583 het eerste levenslicht aanschouwde. De toren, gebouwd van witten
zandsteen, tot 93 eilen hoogte opgetrokken, werd door het onweder van
29 September 1872 geschonden.
In de Onde of Hypolituskerk, waarvan de stichting tot 1240 opklimt,
is in sierlijke monumenten hulde bewezen aan den overwinnaar der zil-
vervloot, P ie t Heyn; aan den overwinnaar in den zeeslag bij de Downs
(Duins), Maarten Harpertsz. Tromp; aan den natnuronderzoeker Anthonie
van Leeuwenhoek en aan de gade van den grooten Marnix van st.-AIde-
gonde, Elisabeth. De toren met zijn spitsen, ofschoon sterk overhellenden
top, wordt voor een hecht kunststuk gehouden.
Een Nederlander van den echten Stempel, die te Delft verblijft, ver-
geet nooit een bezoek a f te leggen aan het st.-Agathaklooster, sinds 1572
het Prinsenhof genoemd, en later in twee deelen gesplitst, waarvan het
eene tot eene liefdadige inrichting, het andere tot eene kazerne strekt.
In het laatste wijst een steen de piek aan, waar het schelmstuk, door
Koning Filips I I uilgelokt, den 10 Ju li 1584 het Vaderland van zijn
„Vader” beroofde.
De belangrijkste inrichting voor onderwijs te Delft is de Polytechnische
School, opgericht in 1864, bestemd ter opleiding van aanstaande indus-
tri'eelen of technologen, die eene grootere mate van kennis verlangen dan
aan de hoogere burgerscholen verkregen kan worden, en van ingenieurs
voor alle maatschappelijke en burgerlijke ondernemingen. — Voorts heeft
Delft eene gemeentelijke instelling van onderwijs in de Indische taal-,
land- en volkenknnde, een gymnasium, eene hoogere burgerschool, een
burger dag- en avondschool en welingerichte scholen voor lager onderwijs.
Het geneeskundig gesticht voor krankzinnigen is een der talrijke in-
stellingen van weldadigheid, waarop Delft roem draagt. In het Charitaat-
hnis, het westerdeel van het oude Prinsenhof, is bij gelegenheid der
feesten van 1 April 1872 een gedenkteeken aan Prins Willem I (een
borstbeeld) geplaatst.
Delft bezit belangrijke werkplaatsen onder het beheer van he t departe-
ment van oorlog, zoo als ’s L ands constructiewinkel, waar, met uitzonde-
ring van het gieten van geschut, alles wordt vervaardigd, wat ten dienste
der artillerie en het vervoeren daarvan wordt vereischt, benevens den zadel-
makerswinkel, waarbij aan het kleeding- en tentenmagazijn eene plaats is
aangewezen. Deze werkplaatsen geven duizenden arbeid en brood. Voorts
bevat de stad 1 geweerfabriek, 2 tapijtfabrieken, 2 aardewerkfabrieken, 1
azijnmakerij, 1 bergblauw- en lakmoesfabriek, 2 branderijen, 2 distilleerderijen,
1 bierbrouwerij, 3 mouterijen, 1 spiritusfabriek, 1 gasfabriek, 1 houtzagerij,
1 huidenzouterij, 1 koffijstroopfabriek, 4 leerlooierijen, 1 meel- en brood-
fabriek, 3 oliemolens, 2 tabak- en sigarenfabrieken, 1 steenbakkerij, 1 tras-
molen, 2 zeepziederijen, 1 zinkfabriek, 1 ijzergieterij, enz. Den 31 Mei
1847 werd het spoorwegverkeer met ’s Hage en Rotterdam geopend.
Delft, geh. in de Geld. gem. Druten, aan den Waaldijk.
D e lfz ijl, kerk. ring der klasse Appingedam van de Herv. Kerk, in de
prov. Groningen, bevattende de 10 gem. Bierum, Delfzijl, Godlinze, Hol-
wierda, Jukwert, Krewert, Losdorp, Solwert-en-Marsum, Spijk, Uitwierda.
Delfzijl, gem. in Groningen, die, in het oosten door de Eems be-
spoeld, naar de landzijde wordt bepaald door Bierum, Appingedam,
Slochteren en Termunten. Hare grootte beloopt 4674 bund., hebbende
het land over het geheel een vruchtbaren kleibodem. Alleen in het uiterste
zuiden, bij het Proostmeer, zijn eenige perceelen laag veen. Behalve dit
grensmeer heeft Delfzyl nog 2 andere binnenlandsche plassen, het Meet-
huizermeer en het Kleine-Meer.
De gem. bevat de vesting Delfzijl, de dorpen Farmsum, Weiwerd, Uitwierda,
Heveskes, Oterdum en Meethuizen, de buurt Biezum, en de geh.
Amsweer, Zomerdijk, Heveskesklooster, Geefsweer, de Warven, Tuik-
wert, Nieuwenhuis, Schaapbnlten, Overtocht, Ideweer, Opmeeden.
Hare bevolking beliep in 1811 3183, in 1822 3368, in 1840 4499 en
in 1872 5346 inw. In 1870 rekende men 4371 Ned.-Herv., 1 Waalsch-
Herv., 14 Ev.-Luth., 14 Doopsgez., 742 Chr.-Geref., 220 R.-Kath. en
131 Israelieten.
De meeste ingezetenen vinden hun bestaan in landbouw en veeteelt,
anderen in koophandel, scheepvaart, winkelnering en ambachten. Als fa-
brieken komen in aanmerking ■ 10 steen- en pannenbakkerijen, 2 houtzaag-
molens, 6 korenmolens, l cementmolen, 1 oliemolen en 2 kalkbranderijen.
Delfzijl, de hoofdplaats der gemeente, ontleent oorsprong en naam aan
de kunstwerken, waardoor het water uit Fivelgo in de Eems wordt af-
gevoerd. De Dorpsterzijl, de jongste der drie sluizen, waardoor deze
afvoering plaats vindt, was waarschijnlijk reeds in 1272 in wezen. De
beide oudere zijn de Scharmster- en de Slochterzijl. Daar aan het on-
derhoud dezer sluizen veel gelegen ligt, werd aldaar ten tijde der Sak-
sische beroerten (in de löde eeuw) een blokhuis gesticht. De Hertog van
Alva aehtte die sterkte van zoo veel gewicht, dat hij na den slag van
Jemgum besloot, haar in eene meer uitgebreide vesting te herscheppen,
waaraan hij ter eere van den oorlogsgod der Romeinen den naam van