
den naam van West-Friesland, het zevende dien van Noord-Friesland.
Het grootste deel van het vierde heeft sedert den naam van Oost-Fries-
land aangenomen.
Het tweede dezer zeelanden is het tegenwoordig Friesland, dat zieh
toen in Oostergoo, Westergoo en Stavoren splitste, doch door de Middel-
zee en het Boorndiep ingekorven, eene geheel andere gedaante dan de
tegenwoordige provincie vertoonde.
Nadat het over het Flie gelegen West-Friesland door de Graven van
Holland overweldigd was (985—1297), en Oost-Friesland een buit was geworden
van trotsche hoofdelingen, verviel het verbond der Zeven Zeelanden.
Alleen het tegenwoordige Friesland, het middelpunt van het onde
bondgenootschap, bleef ongedeerd en vrij, daar het zieh bij voortduur
tegen de aanvallen van vreemde Heeren met veelal gelnkkige uitkomst
vèrdedigde.
Aan de Bisschoppen van Utrecht, die op het, bezit van Friesland
vlamden, gelukte het alleen eenige oorden aan de rivier de Linde
in hunne macht te krijgen. De Hollandsche Graven vatten soms
vasten voet te Stavoren, in Westergoo en in Oostergoo, doch door-
gaans slechts voor körten tijd , en niet zelden tot hun verderf.
Hunne aanspraken op deze gewesten ontleenden zij aan een giftbrief van
Keizer Lotharius van 1125, waarbij deze vorst zijn neef, Graaf Dirk VI,
Oostergoo en Westergoo in leen opdroeg. Graaf Floris V had de vol-
doening in 1292 door Stavoren, J a n I om in 1299 mede door Stavoren,
en Willem I I I in 1310 om door Westergoo gehuldigd te worden; doch
het was er ver van af, dat geheel Friesland voor de overheersching bukte.
Willem IV , die zijne rechten in 1345 door een overmachtig leger wilde
doen gelden, werd den 7 September 1345 te Wams zoo geheel ver-
slagen, dat hij met 240 zijner ridders sneuvelde en zijne vloot onverrich-
terzake terugkeerde.
De tocht die Hertog Albrecht uit den Huize van Beijeren, Graaf van
Holland, den 27 Augustus 1396, tegen Friesland ondernam, had weinig
meer dan het verlies van de Schoterzijl en eenige andere sterkten ten ge-
volge, doch van meer gewicht was de landing van Graaf Willem van
Ostrevant in Ju li 1398, daar deze de onderwerping van gansch Stavoren
en Westergoo, en van het grootste deel van Oostergoo voldong. Niet
dan Achtkarspelen ontkwam toen aan de overheersching. Drie Friesehe
plaatsen hadden echter het voorrecht, door Hertog Albrecht tot steden
verheven te worden. Harlingen ontving den 31 December 1398, Boisward
den 5 April 1399 en Workum den 19 April 1399 poorterrecht.
De veroveringen in Friesland waren den Hollandschen Graaf te eer ge-
lukt, omdat een der staatspartijen, die sedert het begin der 14de eeuw waren
opgekomen, de Vetkoopers, Hertog Albrecht òf had ondersteund, bf zieh van
de verdediging des vaderlands had teruggetrokken. Doch de tegenstanders
dier begunstigers van het Hollandsch gezag, de Schieringers, verdubbelden
des te meer hunne krachten. Zij ondersteunden de standvastig gebleven
bewoners van Achtkarspelen en rustten niet, vóór bij de verdragen van
’s Gravenhage en Boisward, van 30 September en 1 October 1401, het
grondgebied der Hollandsche heerschappij in Friesland to t Stavoren was
beperkt. Doch zelfs dit laatste overblijfsel der Hollandsche macht ging
te loor, toen de Friezen in het voorjaar van 1414 Stavoren overrompelden.
Inmiddels had het bestuur des lands berust, bf bij de oldermans, bur-
gemeesters en schepenen der steden, bf bij de grietmans en hunne bijzit-
ters of rechters in de grietenijen. Ieder goo had daarenboven een landraad
en goorechters, die de algemeene belangen behandelden en de hoofdmis-
daden berechtten. Soms, in tijden van nood, werden opperbestuurders
verkozen, onder den titel van potestaten. Alle openbare besluiten werden
echter, onder goedkeuring des volks genomen, en niet slechts in den
naam der overheden, maar ook van de gemeente of h e t geheele lichaam
des volks afgekondigd. Ofschoon de edelen Sterke huizen (stinzen) bouw-
den, kon niemand zijne volgelingen dwingen bij hem te blijven. Ieder
Fries was persoonlijk vrij, kon gaan waar hij wilde en door niemand ver-
plicht worden om buiten de grenzen zijns lands ten strijde te trekken.j
De laatste der inlandsche Potestaten was Juw Dekama, na wiens bewind
Friesland zijne vrijheid verloor. De Schieringers, beducht dat de
Vetkoopers hun te mächtig zouden worden, kozen in 1498 den Bourgon-
dischen veldheer te Medemblik, Hertog Albrecht van Saksen, tot Erfpo-
testaat, die daarop den 20 Ju li van genoemd ja a r te Franeker werd gehuldigd.
Maar de Vetkoopers, die de overhand hadden in Oostergoo en
de Zevenwouden (voor het grootste deel uit de voormalige gouw Stavoren
saamgesteld), verzetten zieh tegen die verandering, ofschoon het hun
weinig baatte, daar zij door de Saksische benden werden bedwongen.
Sedert Hertog George in 1504 door het oprichten van een Gerechtshof
en het afkondigen van een wetboek, rust, veiligheid en orde vestigde, ge-
noot Friesland onder het bestuur zijner stadhouders gelukkige dagen. Doch
nadeelen i n . een oorlog tegen de Groningers en tegen Graaf Edzard van
Oost-Friesland, drongen George in 1515 tot het besluit, om zijne rechten
aan Keizer Karel V, voor de som van 150,000 goudgnldens, te ver-
koopen. Vruchteloos poogden sommige Friezen dezen mächtigen Monarch
te wederstreven, waartoe zij Hertog Karel van Gelder tot schutsheer
aannamen. Al bleef Friesland daardoor nog jaren lang een twistappel
tusschen de vorsten van Oostenrijk en Gelder, in 1524 werden de
Gelderschen geheel uit Friesland verdreven. Keizer Karel verbond
zieh bij tractaat om der Friezen vrijheden en rechten te beschermen en
hen als E rfh ee r te doen besturen, tegen het genot van geen hoogere
belastingen, dan vroeger onder de Saksische regeering waren toegestaan.
Nadat Friesland door de Unie van Utrecht met de overige noordelijke
proyincien de grondslagen der Kepubiiek der Vereenigde-Nederlanden
had gelegd, werd het de vijfde, der Zeven Provincien, ofschoon het vaak
Utrecht de vierde plaats betwistte. Het was toen verdeeld in 11 steden
en 30 grietenijen, terwijl de heerlijkheden Ameland en Schiermonnikoog
daaraan bf eenigermate, bf nauw verknocht waren.
In 1798 bij de inrichting der departementen der Bataafsche-Republiek
werd de grootste (noord-westelijke) helft van Friesland bij het Departement
van de Eems, en de kleinere zuid-oostelijke helft tot h e t Departement
van den IJsse l gebracht.