
O v e rg eul, b. in de Limb. gem. Wittem, in 1870 met 94 inw.
O v e rh a e len , b. in de Limb. gem. Haelen, in 1840 met 109, in 1870
met 116 inw.
Over-Heikop, b. in Z.-Holl. deels in de gem. Leerdam, deels in de
gem. Schoorewoerd. Het deel der eerstgen. gem. had in 1840 72, dat
in laatstgen. gem. 89 inw.
Over-h8t-Water, b. in de N.-Brab. gem. Moergestel, in 1840 met
326 inw. Zij is in 3 geh. of wijken: Heikant, Stokske en Hilt, gesplitst.
O v e rh o e v en , pold. in de Z.-Holl. gem. Hagestein, 64 bnnd. groot.
Ov er-Ho lland, prächtig landg. in de Utr. gem. Loenen, aan de Vecht
en door den straatweg van Amsterdam naar Utrecht doorsneden.
O v e rh o v en , b. in de Limb. gem. Sittard, in 1840 met 575, in 1870
met 586 inw.
O v e r ijsse l, achtste prov. van het Koninkrijk. Zij wordt in het noord-
westen bespoeld door de Zuiderzee, die ook het, Overijsselsche eiland
Schokland omringt, en paalt in het noorden aan Friesland en Drenthe,
in het noordoosten aan de Pruiss. provincie Hannover (het graafschap
Bentheim), in het zuidoosten aan de Pruiss. prov. Westfalen, in het
zuiden en zuidwesten aan Gelderland.
Overijssel ontleent zijn naam aan de ligging van het grootste deel der
prov. op den rechteroever des I Jssel’s en in betrekking tot de prov. Utrecht,
waarmede het eeuwen lang een kerkelijken Staat, het bisdom Utrecht, uit-
maakte. Toen droeg het den naam van Oversticht, die later in dien van
Overijssel overging.
Ten tijde dat Nederland onder de Saksen, M e z e n en Pranken was
verdeeld, maakte het tegenwoordige Overijssel de landschappen Umbalaha
of Vollenhove, Salon of Salland en Tuvanti of Twenthe, benevens een
deel van Hameland nit. Niet onwaarschijnlijk is het, dat de meest
noordwestelijke streken, die van Kuinre, Oldemarkt en Steenwijkerwold, tot
Priesland, wellicht ook tot Drenthe hebben behoord.
De voornaamste landschappen stonden onder verschillende door den
keizer aangestelde graven, tot zij door schenking of aankoop aan den
Bisschop van Utrecht kwamen, en w e l:
Vollenhove, in 943 door gift van Keizer Otto 1 aan Bisschop Balderik;
Oldenzaal, met de naasten omtrek, in 970, door overdracht van
Bisschop Balderik, laatsten graaf van Twenthe;
het land ten oosten en noord-oosten van het eigenlijke Vollenhove,
in 1042, door gift van Keizer Hendrik I I I aan Bisschop Bernulf;
Deventer, met een graafschap in Hameland, in 1046, door gift van
Keizer Hendrik III aan Bisschop Bernulf;
een gedeelte van Salland, dat in het bezit der Geldersche graven was
gekomen, in ruil tegen Eist in de Betuwe en van st. Odilenberg aan
de Boer, bij verdrag van den 27 Januari 1226 ;
Islegouwe, in 1086, door gift van Keizer Hendrik IV aan Bisschop
Koenraad;
het graafschap Goor, in 1248 door gift van den Eoomsch-Koning
Willem van Holland aan Bisschop Otto I I I ;
de heerlijkheid Diepenheim, door aankoop in 1331, toen Bisschop
Jan van Diest, voor deze bezitting en voor het daarmede verbonden
graafschap Dalen aan heer Willem van Boekstelle 11,0Q0 zware tournoisen
(ru im /5 7 ,0 0 0 ) betaalde;
de heerlijkheid Almelo, in 1406, door opdracht van Evert van Heecke-
ren van der Ese aan Bisschop Frederik van Blankenheim, sinds welken
tijd de heeren van Almelo, ofschoon in het bezit van verschillende hoog-
heidsrecbten gebleven, leenmannen waren van het Sticht;
het graafschap Kuinre, in 1407, ten gevolge van een weinige jaren te
voren gesloten koop, tusschen Bisschop Frederik van Blankenheim, en
Graaf Herman van Kuinre.
de kerspelen IJsselham, Paaslo en Oldemarkt, in 1408, door afstand
van de Stellingwervers aan Bisschop Frederik van Blankenheim.
Onbekend is do tijd waarop het noordoostelijk gedeelte van Salland bij het
Over-Sticht werd ingelijfd. Alleen weten wij, dat Bisschop Willebrand van
Oldenburg in 1227 een nieuw kasteel te Hardenbergh stichtte, en Bisschop
Otto III in 1248 stedelijke rechten aan Ommen verleende. Deze streek komt
in oorkonden van 1240, 1346 en 1362 voor als een van Salland onder-
scheiden landschap, onder als naam v a n ,de Marken aan de Vecht.
Ook heerscht eenige duisterheid omtrent den tijd waarop Enschede met
het Utrechtsche bisdom werd vereenigd, want had Bisschop J a n van Diest reeds
in 1235 aan Enschede stedelijke rechten verleend, zes jaren later kocht
dezelfde kerkvorst de rechten af, die Hendrik graaf van Solms, heer van
Ottenstein, op Enschede beweerde te bezitten.
Het Over-Sticht bleef aan de Utrechtsche Kerk tot 1527, toen Bisschop
Hendrik van Beijeren door den Hertog van Gelder en diens aanhang
in Overijssel in bet nauw gebracht, den Staten aanried om Keizer Karel
V tot hun beschermer en landsheer te kiezen. Sedert ging de benaming
van Over-Sticht in dien van Overijssel over.
Na de oprichting der Unie van Utrecht in 1579 werd Overijssel de
zesde in rang • onder de Vereenigde-Nederlanden en bleef met de
overige gewesten op dien voet verbonden tot de groote omwenteling van 1795.
In 1798 werden bij Overijssel gevoegd het zuidoostelijk deel van Friesland,
bijna geheel Drenthe (alleen waren uitgezonderd de kerspelen Boden, Eoder-
wolde, Peize en Eelde), het noordelijk ged. der Veluwe, benevens de Holland-
sche heerlijkheid Emmeloord. Dit nieuw-gevormde landschap kreeg toen
den naam Departement-van-den-Ouden-IJssel.
In 1802 hield dat Departement op als zoodanig te bestaan en werd
„Overijssel” als Departement hersteld, doch nu saamgesteld uit de voor-
malige provincie Overijssel met het landschap Drenthe.
Den 19 Juli 1805 werd Drenthe weder van Overijssel gescheiden.
In 1807 verloor Overijssel aan Gelderland: Marie, Welsum, het
grondgebied van Deventer dat ten westen des IJssel’s ligt, en nagenoeg
al het land ten zuiden van de Schipbeek. Daarentegen verwierf het
van Holland andermaal Emmeloord.