
Delfshaven prijkt in de zoo even vermelde wandelplaats aan de Achter-
haven met het standbeeid van zijn beroemden inboorling P ie t Pieterszoon
Heyn. Het is gehouwen van TJedelfanger steen en 3 meters hoog. De wakkere
zeeheld is blootshoofds voorgesteld, in het oogenblik, waarop hij het kommando
geeft om den vijand aan te vallen. In de uitgestrekte rechterhand houdt
h'J ^ en bevelhebberstaf. De linker rust op de greep van zijn slagzwaard.
Hij staat met het rechterbeen voornit, te midden van eenige attributen,
kanonstukken, enz. Het voetstuk is van steen, uit de Belgische gemeente
Escaussines aangevoerd, 2.8 meter hoog, en aan den ondevkantmede 2.8 meter
breed. Op de voorzijde, die naar de Haven is gekeerd, prijkt het wapen van
den held, met de woorden: argentum auro, utrumque virtuli cedit (goud
gaat boven zilver, dengd overtreft beiden). Aan de achterzijde leest m en :
Aan den Luitenant-Admiraal Pieter Pieterszoon Heyn, het dankbare nageslacht.
Onthuld 17 October 1870. Aan de rechterzijde van het beeid ziet men het
wapen van Holland, en daarboven: Hen heldendoodgestorven 20 Juni 1629;__
aan de linkerzijde het wapen van Delfshaven, en daarboven: Gehören te
Helfshaven, 27 Nov. 1677. Het beeid is vervaardigd door Jos. Graven te
’s-Hertogenbosch, het voetstuk door J . H. Yerhoogh te Botterdam. De
plechtige onthulling vond plaats in tegenwoordigheid van Koning Willem
I I I en Prins Hendrik dev Nederlanden.
D e lfsh a v en sch e -S ch ie , vaart van Overschie naar de Maas te Delfshaven,
gegraven naar aanleiding van het privilegie, door Graaf Albrecht
in 1389 verleend.
Delfstrahuizen, d. met een Herv. kerk, in de Priesche gem. Scho-
terland, aan de zuidoostzijde van het Tjenkemeer. Het had in 1811 184,
in 1840 287, in 1872 348 inw ., daaronder gerekend die van het geh.
Vierhuizen en het noorderdeel van Echterbrug.
Delft, Bijks-kiesdistrict voor het afvaardigen van Leden naar de
Staten-Generaal. Het bevat, volgens de wet van 6 Mei 1869, de 25 gem.:
Delft, Hof-van-Delffc, Pijnacker, Nootdorp, Vrijenban, Vlaardingen, Vlaar-
dinger-Ambacht, Kethel-en-Spaland, Stompwijk, Voorburg, Venr, Zeg-
waard, Zoetermeer, Berkel, Wateringen, de Lier, Schipluiden, Naaldwijk,
8 Gravesande, Monster, Maassluis, Maasland, Schiedam, Overschie, Schie-
broek. Het had in 1869 92,259 inw. en 2,650 kiesgerechtigden.
D e l f t, prov. kiesdistrict in Z.-Holl., bevattende de 4 gem. Delft, Hof-
van-Delft, Vrijenban, Schipluiden.
Delft, tweede kanton van het arr. ’s-Gravenhage (Z.-Holl.), bevattende
de 5 gem. Delft, Vrijenban, Pijnacker, Schipluiden, Hof-van-Delft.
Delft, kerk. ring van de Z.-Holl. klasse ’s-Gravenhage der Herv.
Kerk, bevattende de 7 gem.: Delft, de Lier, Nootdorp, Pijnacker, Schipluiden,
’t Woud, Zoetermeer-en-Zegwaard.
Delft, klasse der Chr.-Ger. kerk, bevattende de 10 gem. Delft, ’s-Gravenhage
(2), ’s-Gravesande, de Lier, Maasland, Maassluis, Naaldwijk,
Schiedam, Zegwaard.
D e l f t, deken. van het bisdom van Haarlem, bevattende de 13 par.
Bergschenhoek, Berkel, Bleiswijk, Brielle, Delft (2 par.1, Hellevoetsluis,
Kethel, Maasland, Maassluis, Pijnacker, Schipluiden, Vlaardingen.
Delft, gem. in Z.-Holland, palende in het noorden, oosten en zuid-
oosten aan de gem. Vrijenban, en in het zuidwesten, westen en noord-
westen aan de gem. Hof-van-Delft. Zij beslaat eene oppcrvlakte van 559
bund., grootendeels kleigrond, zijnde alleen een uithoek in het noord-
oosten (de Bieslandsche-polder) door laag veen gevormd.
Behalve do stad Delft en do meeste harer voorsteden, bevat zij rum
400 bunders weiden, die bf tot den Wippolder, bf tot den Noordpolder-
van-Delfgaauw, den Bicslandschen-polder, den Krakeelpolder en den Abtswouder
polder behooren.
Delft telde in 1496 3265 en in 1515 2733 haardsteden. In 1732 ro-
kende men het getal huizen (zonder die van Delfshaven) op 4555. In
1840 beliep het 3588, in 1860 4524.
De bevolking werd in .1740 op 22,000 zielen gescbat. In 1796 telde
men 13,737, in 1811 13,852, in 1822 13,285, in 1830 14,560, in 1840 17,514,
in 1872 22,902 inw. — Bij do telling van I860 splitste de bevolking
zieh in 10,590 Ned.-Herv., 247 Waalsch Herv., 67 Bem., 219 Chr.-Afg.
(Chr.-Geref), 12 Doopsgez., 566 E v .-L u th , 3 Herst.-Luth., 4 Episc., I
Lid der Schotsche gem, 7822 Koomsch-Kath., 50 OudBoomschen, lo7
Ned.-Isr., 10 Port. Ned.-Tsr. en 9 die tot geen dier kerkgenootschappen
behoorden. , - • , n *o
Delft schijnt reeds in 1 062 o n d e r E lo r is I bestaan te hebben, doch in 10.2
werd het door Hertog Godfried met den Bult van muren voorzien. Onder
Graaf Willem I I in 1246 en onder Eloris V, in 1268, ontving he t de
rechten eener vrije gemeente. In 1299 werd Wolfaard van Borssele er
door de opgeruide menigte gedood, en ten jare 1304 strekte het ten too-
neele van eene geweldige nederlaag der binnengedrongen Vlamingen.
Hertog Albrecht belegerde de stad in 1359 gedurende tien weken, omdat
zij zieh tegen hem verzet had, doch toen zij later bewees hem weer van harte te
zijn toegedaan, schonk hij haar in 1389 het voorrecht om eene haven
bij Schoonderloo aan te leggen. Den 13 Mei 1536 brandde do stad
grootendeels af, doch na den herbouw breidde zij zieh kraehtig uit.
Nadat Delft den 26 Ju li 1572 tot de Staatsche zijde was overgegaan,
koos Prins Willem I haar tot zijn gewoon verblijf in Holland. Hij ein-
digde er den 10 Ju li 1584 zijn belangrijke loopbaan door het schot des
sluipmoordenaars Balthasar Gerardsz. Op 12 October 1654 vloog eeu
goed deel der stad door het springen van ccn kruidtoren in de lucht,
een ramp, die aan vele menschen het leven kostte. Bij de onrustige be-
wegingen van Ju n i 1672 werd zij door de visschers van Maassluis en
de boeren van het Westland overrompeld. Ook den 29 April 1747 speel-
dcn dezelfde plattelandbewoners met het Delftsche grauw hier eon treurige
rol. Onder het Eransch bewind ging de stad in bevolking en welvaart
ontzettend achtcruit. Hare eens zoo beroemde fabriekcn kwijnden of stonden
Stil, en haar buitenlandsche handel werd gehecl vernietigd.