
andere plaatsen onder denblooten hemel bijeenkwamen. De bisschoppen moes-
ten bij hunne inhuldiging op den Bisschopsberg bij Havelte, of aan de kapel
te Hulsvoorde bij Coevorden, het handhaven van ’s Lands rechten bezweren.
Ten gevolge der oorlogen der bisschoppen van U trecht met den hertog
van Gelderland, Karel van Egmond, werd Drenthe in 1522 onder Gel-
dersche heerschappij gebracht, en deze omwenteling door den Gorinchem-
schen vrede van 3 October 1528 bevestigd.
Doch deze Staat van zaken duurde slechts kort, daar Coevorden in
1536 op last van Keizer Karel V werd veroverd en met geheel Drenthe
aan de Bourgondische Nederlanden toegevoegd. Het behield echter zijne
zelfstandigheid, die ook bewaard bleef, toen de Republiek der Vereenigde
Nederlanden gevormd werd. Doch, ofschoon als een onafhankelijk land-
schap aangemerkt, gelukte het Drenthe niet, om als achtete provincie te
worden aangemerkt. Het was toen, even als vroeger, in 6 dingspillen
afgedeeld: Zuidenveld, Beilerdingspil, Dieverderdingspil, Rolderdingspil,
Noordenveld en Oostermoer, terwijl Coevorden en Ruinen bijzondere heer-
lijkheden vormden.
Nadat in Eebruari 1795 de omwenteling, die aan de Republiek der
Y ereenigde-Nederlanden een einde maakte, tot Drenthe was uitgestrekt,
werd ten gevolge der staatsregeling van 1798 Drenthe voor het grootste
deel bij het Departement-van-den-Ouden-IJssel en voor den noorder uithoek
(die tusschen het Leekstermeer en het Hoornsche-Diep) bij het Departement-
van-de-Eems ingedeeld. In 1801 werd Drenthe aan het Departement Overijssël
toegevoegd, doch het verkreeg in 1805 zijne oude zelfstandigheid weder.
Onder Koning Lodewijk kreeg het gewest den naam en rang van Departement
Drenthe en was in 2 kwartieren afgedeeld : Assen en Meppel
(1807). Doch na vier jaren (1811) werd het onder het Eransch bestuur,
in een arrondissement (Assen) van het toen opgerichte Departement-van-de-
Wester-Eems herschapen.
Toen Nederland op ’t einde van 1813 zijne plaats in de rij der volken
hernam, werd Drenthe eene provincie van het Koninkrijk der Nederlanden.
Zijne zelfstandigheid werd zoowel bij de grondwet van 1814, als bij die
van 1815, 1840 en 1848 gewaarborgd.
Drenthe is 266,272 bund. of ruim 4 8 i geogr. mijl groot.
Over het geheel is deze prov. vlak, bestaande de grond meest uit diluvisch
zand, verder ait hoog veen, laag veen en klei. Uitgestrekte heidevelden en
woeste gronden bedekken nog een groot deel des bodems, maar terwijl deze
in 1808 nog meer dan omstreeks vier vijfden des Lands uitmaakten, heb-
ben krachtige ontginningen deze verhouding belangrijk gewijzigd. In 1871
beliep het bouwland 31,883^, het weiland 31,855 en het hooiland 27,993
band. Daarbij komen uitgestrekte bosschen, terwijl vroeger ontoeganke-
lijke veenen aan de snede zijn gebracht. Een der meest vermaarde heuvels
van Drenthe is de Bisschopsberg op de Overijsselsche grens. Doch
noch deze, noch de Havelterberg, de hoogten van den Hondsrug, de Bram-
mershoop of de heuvelen bij Schipborg gaan de hoogte van 20 el te boven.
Alleen in het Bargerveen, op de Arembergsche grens, rijst de grond
langzaam glooiend tot 24 el op.
Rivieren of stroomende wateren die voor het geheel bevaren kunnen
worden, zpn er in Drenthe niet, buiten het Meppelerdiep, waarvan echter
alleen het noordoostelijk pand in deze provincie is gelegen of haar be-
zoomt. Dit diep is van veel belang omdat het de eenige waterweg is
naar de Zuiderzee. Het Hoornsche-Diep, in het noorden, is belangrijk geworden
sedert het ten deele in het Noord-Willemskanaal is opgenomen
en daarmede den waterweg uaar Groningen vormt. Van minder belang
zijn de Hunse of Oostermoersche-Vaart, het Peizerdiep, het Eelderdiep,
de Beilerstroom, (die onder den naam van Oude-vaart zijn loop eindigt),
de Wold-Aa, de Echtingerstroom, de Reest, het Loodiep, het Drosten-
diep, hot Schoonebeekerdiep, de Kleine-Vecbt, de Mussei-A, de Runde
enz. Slechts enkelen daarvan zijn bevaarbaar. Daarentegen zijn sedert
1613, doch inzonderheid na de troonsbestijging van Koning Willem I I I ,
talrijke kanalen gedolven, die meerendeeis voortreffelijke waterwegen ople-
veren. De Drenthsehe-Hoofdvaart of Smildervaart, als een onbeteekenend
vaartje, in 1613 aangevangen, werd van 1767 tot 1780 gegraven. De
Hoogeveensche vaart dagteekent van 1623, de Beilervaart van 1790. In
onze eeuw zijn daarin toegevoegd: de Norgervaart, het Grevelinks- of
Annerveen-Kanaal, het Kanaal van Erederiksoord, de Zuidlaardervaart,
de Verlengde-Hoogeveensche vaart, h e t Oranjekanaal, het Noord-Willems-
kanaal, het Coevorderkanaal, de Verlengde-Lutter-Hoofdwijk, de Witte-
Wijk en vele andere zijvaarten.
Door de krachtige ontginningen der hooge veenen zijn twee van
Drenthe’s grootste meren geheel verdwenen: het Echtensmeer en het
Bergermeer. Het nog grootere Zuidlaardermeer ligt, even als het
Leekster- of Zuttemeer, ten deele in Drenthe, ten deele in Groningen.
Van minder uitgestrektheid zijn het Zwartemeer, het Zwartewater, het
Mekelermeer, het Elpermeer, het Hoedmeer, het Esmeer, het Lokmeer.
Drenthe had tot in het begin dezer eeuw geen andere wegen dan
zandsporen, veendijken en dergelijken. Onder Koning Willem I is men
met het leggen van groote wegen aangevangen, die nu het gewest in
alle richtingen doorsnijden en steeds vermeerderd worden. De spoorweg
van Zwolle naar Meppel is geopend den 1 October 1867, die van Meppel
naar Heerenveen den 15 Januari 1868, die van Meppel over Assen
naar Groningen den 1 Mei 1871.
Drenthe had in 1796 39,472 inw., in 1808 41,154, in 1811 44,821, in
1815 47,217, in 1822 49,715, in 1830 63,580, in 1840 72,484, in 1850
83,939, in 1860 94,472, in 1870 105,729, in 1872 106,713.
De bevolking was op 1 Jan u a ri 1872 onderscheiden in 88,348 Ned.-
Herv., 5 Waalsch-Herv., 53 leden der Schotsche gemeente, 343 Ev.-
L u th ., 33 He rst.-Luth., 367 Doopsgez., 7 Rem., 9870 Chr.-Ger., 5452
R.-ICatholieken, 1 Oud-Roomsche, 2386 Israelieten en 148 ongenoemden.
E r zijn in Drenthe 50 Ned.-Herv., 1 Protestantsche (te Veenhuizen),
23 Chr.-Geref., 8 R.-Kath. en 9 Isr. gemeenten.
De landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen. Verder veeteelt,
veenderij, koophandel, scheepvaart, ambachten en eenige fabriekarbeid.
De laatste is genoegzaam alleen beperkt tot Meppel, Hoogeveen, Assen