
B ie sla n d , heerl. en pold. in de Z.-Holl. gem. Vrijenban, 390 b. gr.
In 1840 telde Biesland 20 inw.
B ie ss en b e ek , beekje in de Overijsselsche gem. Losser, dat in den
Dinkel valt.
B ie ss tr a a t (de), buurt in de N.-Brab. gem. Gilze-en-Rijen, in 1840
met 169 inw.
B ie sstra a t, buurt in de Limb. gem. Heythuizen, in 1840 met 135,
in 1860 met 87 inw. i
B ie st, buurt in de Limb. gem. Hilvarenbeek, in 1840 met 213, in
1860 met 544 inw.
B ie s t, buurt in de Limb. gem. Weert, in 1840 met 279, in 1860
met 333 inw.
B ie ste rp o ld e r , pold. in de Utr. gem. Schalkwijk, 103 bund. groot.
B ie sum , of B ie ssum , buurt in de Gron. gem. Delfzijl, in 1840 met
107 inw.
Biezelinge. d. in de Zeeuwsebe gem. Kapelle (Zuid-Beveland), met
eene Herv. kerk. In 1840 had het 516, in 1860 583 inw.
Bij de stichting van dit dorp lag het aan de Biezelinge, een stroom,
die in 1353 door het bedijken van den Simonspolder werd gesloten. De
kerk was oorspronkelijk de kloosterkapel van het adellijk vrouwenconvent
Jerusalem.
B ie z en p o ld e r , pold. in de Zeenwsche gem. Eede, bedijkt in 1672,
groot 434 bund. Binnen dezen polder zijn de gronden van het voorm.
dorp st.-Baafs ingedijkt.
B ig g ek e rk e , gem. in Zeeland, uit de heerl. Biggekerke en Krommen-
hoeke saamgesteld. Zij wordt in het zuidwesten bespoeld door de Xoord-
zee en is naar de landzijde bepaald door Zoutelande, Melis-en-Mariakerke,
Grijpskerke en Koudekerke. Hare grootte beloopt 942 bund., hare bevolking
in 1822 415, in 1840 509 en in 1870 633 zielen. Men berekende in
laatstgenoemd jaa r het getal Herv. op 612, en dat der Chr.-Geref. op
21. De grond bestaat uit klei, klei met zand gemengd, en längs de zee
(de duinzoom) uit alluvisch zand. Men oogstte er in 1870 3696 mud
tarwe, 940 mnd zomergarst, 560 mud boonen, 2132 mud erwten, 1236
mud stamboontjes, 13,156 mud aardappelen, 783 mud koolzaad en 9000
ned. pond klaverhooi.
Het d. Biggekerke, nagenoeg halverwege Ylissingen en Westkapelle,
had tot 1433 een kasteel, dat toen op bevel van Graaf Klip s I door de
ingezetenen van Middelburg is gesiecht. Het dorp is zeer oud, had in 1840
467 en in 1860 472 inw., van welken de helft woont binnen de kom der
plaats en de helft in den omtrek, voor zoo ver de heerl. Biggekerke reikt,
B ig g e sta r t, geh. in de Gron. gem. Aduard, bij den Ham.
B ijlan d sch e -K an a a l, gedeelte van den Bijn, van 1773 tot 1776 ten
gevolge eener doorsnijding van den Bijlandschen-Waard gevormd. Het is
1900 el lang en 352 el breed, en maakt voor 6/6 het gedeelte der grenslijn
met Pruissen uit, voor zoover deze door den Rijn wordt gevormd. De ontwer-
pers van dit belangrijke kanaal, dat met het oogmerk om overstroomin-
gen te voorkomen, werd gegraven, waren Christiaan Brünings en de Baron
van Hugenpoth van Aerdt.
Bijlandsche -W a a rd, bedijking in de Geld. gem. Herwen-en-Aerdt,
groot 121 bund., meest rijswaarden. De polder ontleent zijn naam aan het
kasteel Bijland, dat Willem Doys reeds in 1275 van den Graaf van Cleve
in leen had, doch in het midden der 18de eeuw door den aandringenden
Bijnstroom in een bouwval werd verkeerd en geheel vermeid. De Bijlandsche
Waard is in 1816 door Pruissen aan Nederland afgestaan. De
gronden van het huis Bijland, 170 morgen groot, liggen nog onder de
Pruiss. gem. Keeken.
B ijle v e ld , waterschap in de prov. Utrecht, bevattende 2407 bund.
onder de gem. Harmelen, Veldhuizen, Linschoten, Ysselstein en Vleuten,
en door de Bijleveld uitwaterende op den Amstel.
B ijle v e ld (de), vaart, die in 1413 werd gedolven tot waterontlasting
der polders van Reijerskop, Bijleveld, Achthoven en Mastwijk. Zij loopt
van het d. Harmelen, door Kockengen, Wilnis en de Ronde- Veenen naar
den Amstel. Door de Joostendammersluis heeft zij gemeenschap met de
Heikoop.
B ijlm e r (de), voorm. d., aan de noord-oostzijde van den Bijlmermeer,
10 uren van Gaasperdam. Het had slechts eene kapel, die in 1634 nog
in wezen was, doch sedert zoo verviel, dat men ten tijde van Koning
Willem I nauwelijks de grondslagen daarvan kon aanwijzen.
B ijlmer la n d en (de), polderlanden ten zuiden van den Bijlmermeer,
onder de gemeenten Weesperkarspel en Ouder-Amstel, en bestaande uit
den Oost-Bijlmerpolder en West-Bijlmerpolder.
B ijlm e rm e e r , voorm. waterplas, die met de omliggende landen door
de Heeren van Amstel van het Bisdom Utrecht werd in leen gehouden
en door den val dier Heeren aan Holland kwam, In of bij dit meer lag
het Reigersbosch, waaruit genoemde Heeren en de Hollandsche Graven
reigers kregen en hout lieten veilen.
Het Bijlmermeer werd tusschen 1622 en 1637 drooggemaakt, bij de
nadering der Pranschen in 1672 ondergezet, vervolgens omstreeks 1678
op nieuw beverscht en in April 1702 andermaal door eene overstroö-
ming aan de golven hergeven. Sedert deed de stad Amsterdam daarin
bagger störten, waardoor de buitenste randen allengs in moesvelden
werden herschapen. Eindelijk is he t Bijlmermeer van 1818 tot 1826
weder drooggemalen.