
van Beerta is bij de wet van 21 December 1867 gewijzigd, ten gevolge
waarvan de gem. Einsterwolde eerst sedert den 1 Jannari 1868 haar tegenwoor-
digen omvang heeft. De gem. is thans ruim 4623 bnnd. groot, zijnde
het zuidelijk deel zandgrond, waarvan vroeger een deel met hoog veen
was overdekt, het noordelijk deel vette klei. In 1811 had deze gem.
1086, in 1822 1184, in 1840 1630, in 1873 2446 inw ., ten laatstgen. jare
onderscheiden in 2406 Ned.-Herv., 11 Chr.-Geref., 7 L u th ., 3 Doopsgez.,
7 R.-Kath. en 12 Israelieten. De landbouw is nevens de veefokkerij
hnn voornaamste bedrijf. Eenige ingezetenen bestaan van de vischvangst.
Br zijn ook 2 koren- en 2 pelmolens, 1 mostaardmolen, 1 grutterij, 1
leerlooierij en 7 smederijen. De gem. bevat het d. Einsterwolde, de b.
Ganzendijk, de oosthelft der buurt Aekamp, de geh. Einsterwolderhamrik,
Hardenberg, Oudedijk en Veenhuizen, het Meerland en deelen van den
Oostwolderpolder, den Finsterwolderpolder en den Reiderwolderpolder.
Het d. Einsterwolde, in 184Ö met 1067, in 1860 met 1271 inw., was
sedert de Dollard zieh had gevormd, een door het water zeer bedreigd
punt, doch de sedert de 16de eeuw plaats gehad hebbende indijkingen
welke de gem. met zeer rijke polders vergrootten, hebben de vroegere
verliezen dubbel vergoed. De Herv. kerk Staat afgezonderd van den toren,
die to t ingang van het kerkhof dient. In 1584 werd Einsterwolde door
het Staatsche krijgsvolk aan kolen gelegd. -
Finsterwolderhamrik, geh. in de Gron. gem. Einsterwolde.
Finsterwolderpolder, pold. van 1153 bund. in de gemeenten E insterwolde,
Midwolde en Nieuwolda, in 1819 op den Dollard door bedijking
gewonnen.
Firdgum, buurt met dorpsrechten in de Eriesche gem. Barradeei, in
1811 met 83, in 1840 met 119, in 1860 met 149, in 1873 met 205 inw., die
van het geh. Dijkshoek (in 1840 25) daaronder begrepen. Op het hooggelegen
kerkhof vindt men sedert eene reeks van jaren geen kerk meer,
maar wel een stompen toren, die van het vroegere bedehuis getuigenis
geeft. Ook zijn de staten Camstra, Jelgersma, Klein-Eolta en Klein-
Eemia allen afgebroken,
Fiswerd (eene samentrekking van Eranciscusweerd), voorni. nonnen-
klooster bij Leeuwarden, omstreeks 1510 op last van den Saksischen
Hertog afgebroken en binnen de stad overgebracht. Ter plaatse is in
1830 de begraafplaats der stad Leeuwarden aangelegd.
Fitze, geh. onder het Eriesche d. Hantum (West-Dongeradeel).
Fivel, of Fivel-Aa, voorm. riv., die, op de hooge gronden van
Duurswolde ontstaan, noordwaarts stroomde tot Wittewierum en zieh daar
in twee takken deelde, waarvan de een bij Westeremden een thans op-
geslijkten inham der Wadden, de ander oostwaarts van Earmsum de Eems
bereikte. Bij den aanleg van het Damsterdiep, in het laatst der 16de eeuw,
werd de Eivel bf in dat diep opgenomen, bf zoo van wateraanvoer
afgesneden, dat men haar bed op vele plaatsen niet meer kan aanwijzen.
Het landschap Eivelgo ontleende aan dezen stroom zijn naam.
FivelgO, of FivelingO, landstreek in Gron., die reeds in de 9de
eeuw onder den naam Eivilga wordt vermeld. Met Hunsego is zij in de
middeleeuwen, althans somtijds, door denzelfden Graaf vanwege den Heizer
bestuurd geweest. De hoofdplaats der gem. schijnt vödr of in 1057
Garrelsweer geweest te zijn. Eivelgo is in het noord-oosten door de Eems,
in het westen en noord-westen door Hunsego, in het zuid-westen door
het Goregt, in het zuid-oosten door het Oldambt bepaald. In 1659 werd
Fivelgo verdeeld in 3 deelen: het Wolddeel, het Hoogeland en het Oos-
terdeel, die elk 15 kerspelen bevatten. Sinds 1749 onderscheidde men
het in 2 deelen: de Woldstreek, met 32, en Duurswolde, met 11 k e rspelen.
Tot de Woldstreek behoorden: Appingedam, Delfzijl, Earmsum,
Solwerd, Uitwierda, Weiwerd, Heveskes, Oterdum, Meedhuizen, Opwierda,
Siddeburen, Helium, Tjamsweer, Marsum, Jukwerd, Krewerd, Holwierda,
Bierum, Spijk, Losdorp, Godlinze, ’t Zandt, Leermens, Oosterwijtwerd,
Zeerijp, Enum, Loppersum, Wirdum, Westeremden, Garshuizen, Stedum
en Lellens. Tot Duurswolde waren gebracht : Slochteren, Schildwolde,
Kolham, Scharmer, Harkstede, Garmerwolde, Thesinge, ten Boer, Wolter-
sum, Wittewierum en Garrelsweer.
Flaauwers, twee inlagen, of polders in Zeeland, op de zuidkust van
Schouwen, tot de gemeenten Kerkwerve en Serooskerke behoorende. Zij zijn
door het leggen van den Slaperdijk in 1651 ontstaan en 60 bund. groot.
Flait (het), voorm. meer in de Eriesche gemeente Hemelumer-Ol-
dephaert-en-Noordwolde, van 1850 tot 1854 drooggemaakt, ruim 100
bund. groot.
Flanzum, geh. onder het Eriesche d. Imsum, in de gem. Rauwer-
derhem, vöor de Herv. met eene kapel, waar eenmaal ’s jaars een plech-
tige dienst werd gebonden, gevolgd door een vroolijk maal en een
vogelschieten.
Flatterstraat, geh. in de Limb. gem. Hoensbroek.
F le h i t e , middeleeuwsche gouw, die in 855 wordt vermeld, nagenoeg
dezelfde landstreek, die later het Eemland en het Overkwartier van
Utrecht wordt genoemd.
Fleringen, buurt in de Overijsselsche gem. Tubbergen, in 1840 met
334, in 1860 met 329 inw.
Flevo, voorm. meer in den Romeinschen tijd, dat, later door over-
strooming uitgebreid, de Zuiderzee heeft helpen vormen. Door den stroom
Elevo (het Flie of Vlie) had het gemeenschap met de Noordzee. Genoemde
stroom omzoomde in twee armen een eiland, mede Elevo genoemd.
Flieren, b. in de Geld. gem. Gent, in 1840 met 321, in 1860 met
329, in 1872 met 343 inw.
Fliert (de), b. onder het Geld. d. Lunteron, in de gem. Ede, teilende
in 1840 153, in 1860 mede 153 inw.