
K u d e lsta a r t, d. met eene nieuwe R.-Kath. kerk in de N.-Holl. gem.
Aalsmeer. De Herr, of oude parochiekerk, wier naaste omtrek vroeger
als de kom van het d. werd aangemerkt, is in 1863 gesloopt. Kudelstaart
was tot 1798 ter helfte eene Ilollandsche heerl., ter helfte een deel
van de Utrechtsche proostdij van st.-Jan, doch ook het Stichtsche deel be-
taalde aan de verpondingen en gemeene lasten van Holland. Ten tijde
der graven waren hier vele boomgaarden, doch deze waren reeds onder
Keizer Karel V door het inbreken der wateren vermeid, zoodat van
toen af het wolspinnen en het turf maken de eenige middelen van bestaan
bleven. Thans is al het land in het ronde uitgeveend, en sedert den
ontzettenden storm in November 1836 zelfs het voetpad naar den Uithoorn
weggeslagen, zijnde de waterkeering, die de ineenstrooming van het Reg-
meer met de Kudelstaarter plassen verhinderde. Kudelstaart had in
1840 371 inw.
K u y e rp o ld e r , pold. van 169 b. in de N.-Holl. gem. Nederhorst-
den-Berg.
K u i k h o r n o , b. in Friesl., deels onder het d. Bergum in Tietjerkster-
adeel, deels onder Twvzel in Achtkarspelen, deels onder Zwaag-Westeinde
in Dantumadeel. In 1840 had het eerstgeD. deel 95, het tweede 14, het
derde 22 inw.
K u ik h o rn s to r v a a r t, vaart uit het Bergumermeer in noordelijke
richting naar Kuikhorne. De Nieuwe-Vaart is eene verlenging daarvan.
Zij bevordert de gemeenschap tusschen het genoemde meer en de Dok-
kumer Nieuwe-Zijlen, als groot stroomkanaal. De waterstaat heeft haar in
de laatste jaren veel verbeterd.
K u i l a a r t (d e ), meertje in de Friesche gem. Hemelumer-Oldephaert-en-
Noordwolde, nabij de Galamadammen.
K u ile n (de), geh. in de N.-Brab. gem. Wanroy, in 1840 met 41 inw.
K u ileu b u r g , S ta t io n v a n d e n S t a a t s s p o o rw e g , a a n d e z u id -w e s t z ijd e
d e r s t a d Culemborg.
K u in d e r , of T jonger, riv. in Friesland en Overijssel, die nabij de
Drenthsche grens in de Friesche gem. Oost-Stellingwerf ontspringt, met
vele kronkelingen haar loop voortzet en te Kuinre in de Zuiderzee uitloopt.
K u in r e , voorm. graafsch., dat zieh over een deel van het tegenw.
Overijssel, Friesland en N.-Holland uitstrekte, doch waarvan een groot
deel, zoo niet het grootste deel, door de Zuiderzee is overstelpt. Van
Overijssel behoorden daartoe Kuinre en Schokland, van Noord-Holland ürk ,
van Friesland de aanpalende oorden van Stellingwerf. Van de bezitters van
Kuinre, die beurtelings graaf en heer in oirkonden en op munten worden ge-
noemd, is de eerstbekende Hendrik, bijgenaamd de Crane of de Kraan. Hij ver-
lo °r in H95 zijn gebied in een strijd tegen Willem van Holland, Graaf
van Friesland. Willem I I I beleende Heer Jan van Kuinre, den 24 Ju li
1331 met al de goederen, die zijn neef Hendrik van de Graven van
Holland als beeren van Friesland ter leen had gehouden, t. w. de
gerechten van Kuinre, Emmeloord, Urk, Veenhuizen, Monniken-Kuinre
(in Stellingwerf) en het Penningenhure te Oosterzee. Een dertigtal jaren
later waren Urk en Emmeloord van Kuinre gescheiden, en toen heer
Herman van Kuinre deze in 1412 terugkreeg, was hij geen eigenaar
van Kuinre meer: die heerlijkheid was, met zijne toestemming en die
van zijn broeder Hendrik, door zijn vader in 1407 voor 6200 Fransche
Schilden aan het Sticht van Utrecht overgedragen. De Bisschoppen stelden
sedert een afzonderiijken ambtman of kastelein over Kuinre aan, hetgeen
echter ophield nadat Overijssel onder Keizer Karel V was gekomen:
de waardigheid van den Kuinreschen slotvoogd werd met het kastelein-
schap van Vollenhove vereenigd. De naam en heerlijkheid Kuinre bleven
nogtans in de staatsstukken behouden.
K u in r e , gem. in Overijssel, in het westen door de Zuiderzee bespoeld
en vorder bepaald door de Overijsselsche gem. Blankenham, nevens de
Friesche gemeenten West-Stellingwerf en Lemsterland. Hare opper-
vlakte bedraagt 828 bund., alles kleiland en veeweiden. In 1811 had
zij 680, in 1840 870, in 1874 987 inw., in laatstgenoemd ja a r onder-
scheiden in 836 Herv., 2 Ruth., 2 Doopsgez., 135 R.-Kath. en 12
Isr. Zij bestaan meest van veeteelt en handel in vee, boter enz. De gem.,
waartoe onder het Fransche bestuur en nog eenige jaren later Blankenham
behoorde, bevat geene andere plaatsen dan het d. Kuinre.
Het d. Kuinre ligt niet tezelfder stede als de oude hoofdplaats van ’t
graafschap. Deze is met die van het oude slot door de zee overstelpt.
Eveneens is de plaats, waar later de Kuinderschans is gesticht, niet meer
terug te vinden, daar ook die piek door de zee is overstroomd. Het tegen-
woordig Kuinre bestaat uit eene lange, regelmatig bebouwde straat, die
van het zuiden naar het noorden loopt, met eene dwarsstraat, die naar
den Blankenhammerdijk voert. T er wederzijde van deze straat stroomt
eene vaart, ten oosten de Kromme-Rinde, ten westen het Nieuwe-Kanaal.
Het d. maakt eene aangename vertooning. De Herv. kerk, waarvan de
eerste steen den 31 Mei 1678 werd gelegd, heeft geen toren. Daarentegen
siert een hooge spits de R.-Kath. kerk, een nieuw gebouw van 1870.
Het raadhuis werd in 1871 vernieuwd, de haven in 1836 uit een ver-
vallen Staat veel verbeterd.
Te Kuinre landde het Hollandsche leger den 27 Augustus 1396, om
de Friezen te bestoken. Den 17 October 1508 werd het slot en vlek
Kuinre midden in den vrede door Hertog Karel van Gelder bezet. In
den volgenden strijd om de heerschappij over het Sticht en Friesland,
Was deze grensplaats nu eens in handen der Gelderschen, dan in die
der Bisschoppelijken en Bourgondiers. Bij een overval der laatsten in
Januari 1522 werd de plaats in brand gestoken, met het gevolg, dat niet
dan het middendeel behouden bleef, en dat middendeel werd den 4den
Februari daaraanvolgende door de Gelderschen in de asch gelegd. Onder
het bewind van Keizer Karel V, schijnt het slot, dat door de Bisschoppen
geheel vernieuwd was, vervallen en afgebroken te zijn. Toen