
Tan ieest men: Sutvene. Later in de 12de eeuw
vmdt men den naam ook Sutfene, Sntfeno, Sutphenne en Sntfenne geschreven.
Zutphen >s meermalen vergroot. Het oudste deel bevat de zuidwestelijke
r e S r ’in 1272n , ! f ^ ° “ de 8tad drage“ ' ^ienwe stad of Nieuwstad,
reeds in 1272 (of zelfs vroeger) eene eigene parochie, ligt ten noorden
daarran. De dusgenoemde Voorsteden, op ’teinde der 16e eeuw binnen de
vesten getrokken, beslaan het oostelijk deel. De Oude- en de Nieuwestad
z,jn dicht bebouwd, maar in het gedeelte de Voorsteden, bedekken
groote ^ n e n eene aanmerkelijke oppervlakte. In 1870 telde men binnen
de stad 2647 huizen, als 2417 bewoond, 218 onbewoond en 12 in aani
, ° 3 ' Er.o“ t0en biMen de mUreD 12)839 inSezetenen.is ruim 49 bund. groot. De stadzelve
e e i e ^ h i r ^ gehe<il 6608 fraaie stad‘ Te P « «jde was het
eene belangr.jke vestmg, doch door aanleg der Staatsspoorwegen is zij
deels ontmanteld en nu in een versterkt bruggehoofd herschapen. Een
meuw sperfort wordt thans (1877) gebouwd op den linker-IJsseloever, op
rummenschen grond. Overblijfselen van wallen uit den tijd dat de Nieuwstad
bij de Oude stad werd aangetrokken, vindt men in een schilder-
achtigen bouwval over de Berkel, even als in een ander nabij de Nieuw-
poort. Aan den Zuidwal Staat de merkwaardige Droogenapstoren.
die nlaTt f“ i f Ü f “ IJSSeI W6rden in 1858 SesIooP‘> eD federt zijn op
e plaa s fraaie kaden aangelegd. Deze en de Boompjeswal behooren tot
de bevalhgste wandelwegen.
^ te * * * " ■ " rU)mte achterstaat bij de pleinen, die de
ndere Geld, hoofdsteden, Arnhem en Nijmegen, kunnen aanwijzen, wijkt zij
daarvoor met in schrlderachtig aanzien. Boogvormig doorsnijdt zij het midden
velen at e” 18 k®200“ "1 do ° ^ u iz e n in verschwenden stijl, waaronder
velen met karaktenstieke gevels. Een tweede plein is het zoogenoemde ’s Gra-
venhof, waar oudtijds de bürg der Graven stond. Tot dehoofdstraten behooren de
Hofstraat, de ßijkenhagen, de Turfstraat, de Spiegelstraat, het Oudewand, enz
Het merkwaardigste gebouw van Zutphen is de Groote- of Petrus- en
a burgiskerk, wier stichtmg in zeer vroegen tijd heeft plaats gehad, althans
m n ? " J erd Z1J> Da eeD bel“ g"jken herbouw, op nieuw door den
Utrecbtschen Bisschop Burchard, op verzoek van Graaf Otto, ingewijd. In
h » l, ^ v6 mthoofde de.bliksem in den toren sloeg, zeer zwaar
beschadigd, doch reeds vdör 1499 waren kerk en toren herbouwd. De
toren, die toen eene hoogte had verkregen van 107 meter, behield zijne
verheven spits tot den 29sten Maart 1600, toen hij, andermaal door
den bliksem getroffen, afbrandde. Niet vdor 1637 poogde men de schade
te hersteilen, doch ditmaal werd hij slechts weder tot eene hoogte van
77 meter opgetrokken. Tot de merkwaardigheden dezer kerk, behooren een
zeer schoone koperen doopvont, door meester Gilles van der Eynde ge-
wrocht; een marineren praalgraf der Heeckeren’s ; eene twaalfkantige
ijzeren kroon, die oorspronkelijk boven het graf van Graaf Otto van Zutphen
h ing; en een boekvertrek, waarin de boeken met ijzeren ketentjes
aan de lezenaars zijn vastgehecht.
JJehalve dit kerkgebouw, hebben de Herv. nog eene, kerk, de Broerenkerk
geheeten. Voorts zijn er kerken der Lutherschen, Doopsgez., Chr.-
Geref. en B.-Kath. Die der laatsten, de Nieuwstads- of st.-Janskerk, prijkt
mede met een hoogen toren. De Synagoge dagteekent van 1814.
Het Stadhuis en het gebouw der Arrondissements-Regtbank verdienen
opmorking, maar nog meer he t Stads-Wijnhuis, het sieraad der schoone
Markt. Het dient thans hoöfdzakelijk tot waag en hoofdwaeht. Uit onder-
scheidene opschriften blijkt dat de poort dezer waag in 1618, de toren in
1627 en eene fraaie ballustrade in 1660 gebouwd zijn. Het fraaie klok-
kenspel is van de broeders Hemony.
Zutphen heeft verscheidene liefdadige inrichtingen, waarvan eenige
fraaie gebouwen bezitten. Daaronder behoort het Krankzinnigengesticht,
dat in 1842 eene nieuwe inrichting ontving. De begraafplaats der Chris-
tenen ligt buiten de Larepoort, aan den weg naar het naburige d. Warnsveld;
zij prijkt met prächtig geboomte.
Als de voornaamste inrichtingen van onderwijs komen in aanmerking:
het gymnasium en de hoogere burgerBchool. Oudtijds was er ook eene
illustre of doorluchtige school, die in 1686 door de Staten van het kwar-
tier Zutphen werd gesticht, doch reeds spoedig te niet ging.
Zutphen bloeit door handel, scheepvaart en marktverkeer. Ook zijn
er verscheidene fabrieken, als steenbakkerijen, leerlooierijen, lijmfabrieken,
meubelmakerijen, touwslagerijen, tabakskerverijen, meubelfabrieken, eene
geweermakerij, eene papierfabriek, molens, boek- en steendrukkerijen, enz.
Tot de historische herinneringen behooren: de erkenning van stads vrijhe-
den en rechten door Graaf Otto van Gelder, in 1190 of 1191; het belegen
de inneming der stad door den Utrechtschen Bisschop Dirk van der A hr, in
1202; het schenken van tolvrijheid door Graaf Otto, in 1203; het verwerven
van tolvrijheid te Kaiserswerth, den 8 Maart 1206; de hevige brand, die een
groot deel zoowel der Oude als der Nieuwe stad verwoestte, in 1284; de
vereeniging der Nieuwe stad met de Oude stad, onder een bestuur, in 1312;
de strooptocht naar Lochern, in 1314; het privilegie door Koning E rik van
Denemarken aan de Zutphensche kooplieden te Skanor in Skane (Schonen)
verleendin 1316; de afstand van de Marsch en v a n ’s Graven toi, visscherij,
molen, en weerd aan de stad, door Gra af Reinald II, in 1318 en 1319;. de zoen
tusschen Graaf Reinald I I en de stad in 1330; de aankoop van Helbergen,
om een nieuw IJsselpand te graven, in 1356 (1357); de afstand,
van het hof, door Hertog Eduard, den 21 October 1357 ; het beleg en de
slooping van het slot Sinderen bij Voorst, in 1362; de huldiging van
Mechteld, den 5 Februari 1375; de terugkeer in Zutphen onder de heer-
schappij van Hertog Willem, den 7 Mei 1378 ; de schaden door de Holländers
en Friezen den Zutphenschen kooplieden toegebracht, van 1397 tot
1406; het verbond met de andere Geldersche hoofdsteden, in 1418; de
huldiging van Hertog Arnold, den 20 Ju n i 1423; de nederlaag d e rZu t-
phenaren in een gevecht met de Deventerschen, te Brummen, den 21 Mei
1427; de tochten der Zutphenaren tegen Amersfoort, in 1427 en 1428 ; de
tocht naar Buren, in 1434; het verbond tegen Hertog Arnold, in 1436; het
inslaan van den bliksem in den st. Walburgstoren, in 1446; de geduchte m acht
door het veemgericht te Zutphen uitgeoefend, vooral tusschen 1449 en 1490 ;