
Schinveld, Oirsbeak, Amstenrada, Schinnen, Jabeek, Spaubeek, Nuth,
Vaesrade, Hoensbroek, Voerendaal, Klimmen, Ileerlen, Nieuwenhagen,
Schaesberg, Sehin-op-Geulle, Strucht, Oud-Valkenburg, Houthem, Wij-
nandsrade, Hulsberg, Berg, Amby, Bysden en st.-Geertruide.
Eenige Heeren van Valkenburg zyn ook Heeren geweest van Heinsberg,
Montjoie, Gangelt, Sittard, Born, Poilvache, Marville, Arancy,
Biitgenbach, Herpen (Bavestein), enz.
In Eransche oorkonden heet de heerl. Eauquemont.
De eerste Heer van Valkenburg, die ons bekend is, was Gozewijn I.
Hij stamt af van de Heeren van Wassenberg en wordt in 1085 vermeld.
Zijne opvolgers w a ren : Gozewijn I I (die de voogdij van Meerssen
bekwam), Gozewijn III, Gozewijn IV, Hendrik (van Wassenberg),
Walrnm I (de Lange, uit den huize van Limburg f 1242), Dirk I (f
15 October 1268), Walram I I (de Roode, f in 1301 of 1302), Dirk II
(f 1305 of 1306), Reinald (t 1332), Dirk III (f 19 Ju li 1346), Jan (f
1352) en Eilippine, echtgenoote van Hendrik van Viaanderen, Heer
van Ninove. Deze, erfgename haars broeders, verkocht de heerlijkheid
aan den Heer van Schoonvorst (Schönforst), die in 1354 door Keizer
Karel IV daarmede werd beleend.
Niet in Staat om de verkregen rechten te handhaven, verkocht
de Heer van Schoonvorst Valkenburg in 1356 aan Hertog Willem
van Gulik, ten wiens behoeve de heerl. in genoemd ja a r to t een graaf-
schap werd verheven.
Maar Keizer Karel IV kwam op de beleening van Valkenburg terug,
en kende het graafschap eerlang toe aan Walram van Born, mits deze
Eilippine van Valkenburg door eene geldelijke uitkeering schadeloos stelde.
Daar Walram van Born aan deze bepaling niet voldeed, verkocht
Eilippine hare rechten aan Hertogin Johanna van Brabant. Deze keerde
boven de koopsom ook aan al de agnaten schadeloosstellingen uit, zoo-
als aan den Hertog van Gulik en Walram van Born. Dien ten gevolge
was sedert 1381 het graafschap Valkenburg een Brabantsch domein.
In 1416 had Hertog Ja n IV Valkenburg verpand aan Graaf Erederik
van Meurs (Mors) en Saarwerden. Om deze verpanding in te lossen eischte
Hertog Eilips de Goede in 1439 eene schatting van de Valkenburgers.
In het Bourgondische tijdvak werd Valkenburg verknocht met hetHer-
togdom Limburg. Dan, ofschoon in de statenvergadering van Limburg
vertegenwoordigd, bleef het graafschap toch zijne eigene staten behouden.
In 1661 werd Valkenburg tusschen de Vereenigde-Nederlanden en
Spanje verdeeld. Dien ten gevolge bestond het Staatsch-Valkenburg uit
het steedje Valkenburg en de 4 banken: Meerssen (met Houthem, Amby en
Limmel), Klimmen (met Hulsberg en Schimmert), Beek (met Berg en
Bemelen), en Heerlen (met Welten, Voerendaal en Nieuwenhagen), benevens
de vrije heerlijkheden Geul, Bunde-en-Ulestraten, Itteren, Borg-
haren en Eysden (met st.-Geertruide).
De Koning van Spanje bekwam de domeinen en heerlijkheden: Nuth,
Oud-Valkenburg, Strucht, Schin-op-Geulle, Wijnandsrade, Geleen, Schinnen,
Spaubeek, Oirsbeek, Jabeek, Brunssem, Schinveld, Hoensbroek, Vaesrade
Schaesberg en Visserweert, benevens de abdij van st.-Gerlach, welk convent
geheel door Staatsch gebied was omringd.
Zeventig jaren, nadat Spaansch-Valkenburg aan Oostonrijk was geko-
men, t. w. bij den vrede van Versailles, den 5 November 1785, stond K eizer
Jozef, de abdij van st.-Gerlach aan de Vereenigde-Nederlanden af,
alsmede de heerl. Schaesberg, Oud-Valkenburg, Strucht en Schin-op-
Geulle. Ook de heerl. EIsloo, in 1661 onverdeeld gebleven, werd bij
dien vrede den Staten toegekend.
In 1794 door de Franschen veroverd, is Valkenburg in 1795 bij de
Fransche-Republiek, t. w. bij het Departement-van-de-Neder-Maas, in-
gelijfd. In 1814 kwam het Staatsche deel en in 1816 het Oostenrijksche
deel aan de Nederlanden terug.
V a lk en b u r g , gem. in het hertogdom Limburg, ingesloten door de
gem. Houthem, Berg-en-Terblijt, Hulsberg, Schin-op-Geulle en Oud-
Valkenburg, door de Geul doorsneden, 461/4 bund, groot, met eene grond-
vlakte van mergel en beekklei. Zij bevat nagenoeg niets dan het steedje
Valkenburg.
Van deze plaats, die vroeger versterkt was, wordt het eerst melding
gemaakt in eene oorkonde van 15 Februari 1041, onder den naam van
Falchenberch. Ofschoon klein van omvang, had deze stad vroeger tal-
rijke poorten: de Birkelpoort, Grendelpoort, Geul- of Molenpoort,
Oliepoort, Meipoort, Nieuwpoort en Drenckpoort.
Men telde er in 1840 121 en in 1870 157 huizen, waarvan in laatstgenoemd
jaar 145 bewoond en 12 onbewoond waren. De bev. beliep in 1822 632, in
1840 735, in 1875 830 zielen, te saamgesteld uit 806 R.-Kath., 9
Ned.-Herv., 2 W.-Herv. en 13 Isr. Behalve landbouw en veeteelt, bestaat
de bev. van eenige kleine fabrieken, van handwerksnijverheid en het
huisvesten van vreemdelingen, die de schoone omstreken gedurende de
zomermaanden bezoeken. Oudtjjds vond men bij Valkenburg een wijn-
berg.
Nevens de Grendelpoort is een waterput, waarvan het zeggen gaat:
„wie niet van den Grendel gedronken heeft, is geen echte V alkenburger.”
Het merkwaardigst gebouw van Valkenburg is het op den berg, zuid-
waarts van de bebouwde kom gelegen slot, thans een schilderachtige
bouwval. Het is overoud, want het werd reeds in 1122 door Hertog
Godfried I van Brabant veroverd. In den oorlog om het bezit van
Limburg tusschen Brabant en Gelder werd dit slot herhaaldelijk door de
Brabanters aangetast. Hun tweeden aanval, in Augustus 1288, moesten
zij opgeven, omdat het Walram van Valkenburg gelukt was, den Bra-
bantschen veldheer de Melin of van Millen te verslaan.
In 1326 werden de stad en het kasteel Valkenburg andermaal door
de Brabanters belegerd, en beiden zouden hebben moeten bukken, zoo
Koning Jan van Bohemen, Graaf van Luxemburg, niet bemiddelend
tusschen Brabant en Valkenburg ware getreden. Nogtans verloor Reinald
van Valkenburg zijne stad, doordien zijn broeder Jan haar onverwacht in
bezit nam.