
E e fd e s ch e -B e ek , R ijs s e ls c h e -B e e k , of P o lb e e k , beek in de
Geld. gemeenten Laren en Gorssel, die in den IJssel uitloopt.
E ek eb u r en , geh. in de Gron. gem. Oldekerk.
Eek en rod e , of E ik en r od e , geh. in de N.-Brab. gem. Aalst.
E ek t, bnurt in de Geld. gem. Oldebroek. Met den Zwarteweg had
zij in 1840 440, in 1872 457 inw.
E ekw e r t, geh. in de Gron. gemeenten Appingedam en Loppersum.
E e ld e , gem. in Drenthe, tusschen Peize en Yries (Drenthe) en Harén
en Groningen (Groningen). Haré oppervlakte — in het geheel 2551
bund. — bestaat in het noorden en langs eenige kleine stroompjes uit
laag veen, doch overigens nit zand (diluvium), waardoor zoowel akker-
bouw en veeteelt ais veenderij de hoofdbronnen der welvaart nitmaken.
In 1822 had deze gem. 1122, in 1840 1529, in 1873 1555 inw., in laatst-
genoemd jaa r onderscheiden in 1500 He rv ., 1 L u th ., 4 Doopsgez., 34
Chr.-Geref., 5 B.-Kath. en 4 ongenoemden. Eenige fraaie buitens ver-
hoogen de schoonheid dezer streek. Behalve het d. Eelde, bevat de gem.
de buurt Paterswolde en de geh. Eelderwolde en Oosterbroek. In den
Eranschen tijd was de gem. Peize bij Eelde ingelijfd.
Het d. Eelde, in de middeleeuwen de woonplaats der schulten van
Drenthe, werd daardoor in de twisten der Groenebergen en Gelekingen
gewikkeld, ten gevolge waarvan he t omstreeks het midden der 13de eeuw
door de Groenebergen werd in de asch gelegd. Men vindt er eene Herv.
kerk. In, 1811 had het met Oosterbroek 496, in 1840 700, in 1860
790 inw.
E e ld e rd iep , riviertje, dat de Drenthsohe gemeenten Eelde en Peize
van elkander scheidt en in het Peizerdiep uitloopt.
E e ld e rw o ld e , fraai gelegen geh. in de Drenthsche gem. Eelde.
E e lw e r t, of E e lsw e r t, geh. in de Gron. gem. Appingedam.
E em , riv. in Utrecht, die uit de vereeniging van verscheidene beken
te Amersfoort ontstaat en langs Eembrugge naar de Zuiderzee vloeit. In
eene oorkonde van 776 wordt zij Hemus genoemd.
E em (ter), voorm. kast. te Eembrugge, in U tr., in 1252 het eerst
vermeld, ofschoon van ouder dagteekening. Het werd in 1358, 1458 en
1481 door de Utrechtsche burgers, in 1527 door Maarten van Eossem
en in 1629 door de Spanjaarden onder Montecuculi veroverd. In laatst-
genoemd jaa r had een dappere boer met slechts acht volgelingen de
Spanjaarden er een geruimen tijd tegenstand geboden en voor de over-
gave een eervol verdrag bedongen.
E em b ru g g e , buurt aan de Eem, waarover te dezer plaatse eene brug
voert. Het was op het eind der 12de eeuw eene stad, wier voorrechten in
1364 door Bisschop Jan van Arkel, en door Koning Filips II in 1576
bevestigd werden. Tijdens de laatste plechtigheid was de vroegere welvaart
reeds veel verminderd ten gevolge van een inval der Gelderschen,
in 1527, waarbij de stad geplunderd en zelfs de kerk aan kolen gelegd
was. De stadhouder Lalaing liet wel de kerk herbouwen, doch Eembrugge
kreeg nooit het vorig aanzien weder. Toen de Franschen er in 1672
kwamen, was het reeds tot een dorp ingekrompen, en sedert, in het begin
der 18de eeuw, de kerk werd afgebroken, heeft het slechts het aanzien
eener buurt. In 1840 telde men er 129 inw.
E em d e , voorm. d. in den Zuid-Hollandschen-Waard, den 18 Nov.
1421 door overstrooming vernield. Men vond er het Begulierenklooster
Eemstein.
E em k e rk , voorm. d. in den Zuid-Hollandschen-Waard, bij het ont-
staan van den Biesboseh (18 Nov. 1421) vernield.
E em lan d , voorm. kwartier der prov. Utrecht, rondom de stad Amersfoort,
bevattende de heerlijkheden Isselt, Hoogland, Emmeklaar, Duits
c. a ., Bunschoten, Eembrugge, Baarn, Soest, Eemnes, de Yuursche,
Leusden, Aschat, Stoutenburg, Woudenberg, Maarsbergen en Benswoude.
E em lan d sch e -p o ld e r , pold. in de Utr. gem. Baarn.
E em n e s, gem. in Utrecht, die, 3076 bund. groot, bepaald wordt door
de Zuiderzee in het noorden, en verder door Bunschoten en Baarn
in Utrecht, en door Laren en Blaricum in N.-Holland. In het oosten
door de Eem bespoeld, bestaat de grond in de oosthelft uit klei, in de
westhelft uit diluvisch zand. Veeteelt en akkerbouw maken de hoofdbe-
drijven der ingezetenen uit, wier aantal in 1822 1307, in 1840 1419, in
1873 1288 beliep. Zij splitsten zich in laatstgenoemd jaa r in 783 B.-
K a th ., 512 Herv., 1 Ev.-Luth. en 1 Herst.-Luth. Door den Wakkerdijk
of Wakerdijk wordt het westelijk deel der gem. tegen de hooge vloeden
van de Eem en Zuiderzee beschut. Langs dezen dijk breiden zich ter
lengte van 6000 el de beide dorpen E e m n e s - B i n n e n e n Eemnes-Buiten uit,
die ten jare 1352 en nog lang daarna stedelijke rechten bezaten. Sedert
de middeleeuwen aan het Sticht van Utrecht gehecht, waren de ingezetenen
echter met het bestuur der bisschoppen weinig ingenomen. In
1345 zwoeren zij zelfs den naam Eemnessers a f en namen dien van
Oost-Hollanders aan, waarbij zij Bisschop J a n IV (van Arkel) de ge-
hoorzaamheid opzeiden en zich aan Graaf Willem IV van Holland
onderwierpen. Drie jaren weerstreefden zij genoemden KerkvOrst, tot
aan den veldslag op de Loopers in 1348. Ook onder Eudolf van
Diepholt, in 1438, vielen zoo hoogloopende geschillen met den Bisschop-
pelijken Stoel voor, dat krijgsbenden aanrnkten om de stede tot onder-
werping te brengen. In 1481 werd Eemnes door de Hollanders, in
1527 door de Gelderschen veroverd.
E em n e s -B in n e n , fraai d. met eene Herv. en eene B.-Kath. k erk,in
het zuiden der gem. Eemnes, in 1840 met 465, in 1860 met 415 inw.