
Jan , Ucrtog van Beijeren, bouwde in 1421 aan de Lemuier een kasteel, dat
echter in 1422 tijdens vriezend weder doordeFriezen werdbemachtigd, waarbij
deSlotvoogd, Heer F loris van Alkemade, w erd doodgeslagen. In 1516 werd de
Lemmer afgebrand, uitgezonderd de kerk. In 1521 liet de Geldersche stad-
honder er een blokhuis oprichten, dat echter in November 1523 door de bezet-
ting, op het nadaren der Bourgondiérs, werd verlaten, waardoor Hertog Karel
van Eginond het laatste bolwcrk zijner m acht in Friesland verloor. De sterkte
werd, op aandrang van den Heer van Wassenaar en George Schenk door
de huislieden onmiddellijk gesloopt. In den oorlog van 1672 liet de
Bisschop van Münster de Lemmer opeischen; doch zijne krijgsbenden
werdeD afgeschrikt door eenige wagens met vluchtende personen, die op
den zeedijk heen en weder reden, maar die zij voor rijtuigen met Soldaten
aanzagen. Zij vertrokken daardoor onverrigterzake. Den 29 September 1799
bezetten de Engelschen, na het vlek hevig beschoten te hebben, de ha-
ven, waarna zij naar den kant van de Tacozijl en de Brekken batterijen
oprichtten en dergelijke versterkingen bij Follega poogden aan te leggen.
Menigvnldige schermutselingen en gevechten met de Bataafsche macht
hadden in den omtrek plaats, tot de Engelschen den 13 October de Lemmer
verlieten. Den 4 Februari 1825 braken de dijken bij de Lemmer op
verschillende plaatsen door.
L em p e rh o ek , b. in de Geld. gem. Borculo. Zij omringt het d.
Geesteren en telde in 1840 454, in 1872 455 inw.
L em se lo , b. in de Overijsselsche gem. Weerselo, in 1840 met 402,
in 1870 met 406 inw.
L em s te rh o ek , landpunt in de Friesche gem. Gaasterland, bewesten
de Lemmer. Er lag daarbij vroeger een d. van denzelfden naam, dat
echter tot Lemsterland behoorde. Dit is in 1410 door den ütrechtschen
veldoverste Frederik van Swieten vernield.
L em ste r la n d , gem. in Friesl., in het zuiden door de Zniderzee be-
spoeld en verder bepaald door de gemeenten Gaasterland, Sloten, Donia-
werstal, Schoterland en West-Stellingwerf in Friesland, en Kuinre in
Overijssel.
De grootte dezer gern, bedraagt 6602 bund., meest laag veen, zoo uit-
gedolven plassen als weilanden. Alleen in het niterste oosten ligt
eenig buitendijksch kleiland. E r zijn vele binnenwateren, namelijk het
Tjeukemeer, de Groote-Brekken, het Brandemeer of Kleine-Sloterineer en
de uitgeseende plassen van het Oostzingerland. Groote stroomen zijn de
Zijlroede, de Rijn en de Lapgesloot, de Follegasloot, de Rijn- of Woud-
sloot, de Dijksloot en de Dijkvaart. De Worstsloot vormt een deel der
Overijsselsche grenslijn.
In 1744 had deze gern/ 1571, in 1748 1657, in 1811 (toen in de
mairien Lemmer en Oosterzee gesplitst) 3029, in 1840 4729, in 1860
4998, in 1874 5076 iüw.f in laatstgen. ja a r onderscheiden in 4553 Herv.,
25 Doopsgez., 17 Chr.-Geref, 8 Ev.-Luth., 1 Rem,, 366 R.-Kath. en 106
Israelieten.
De inw. bestaan voor het grootste deel van de veeteelt, zuivelbereiding,
veenderij, scheepvaart en eenige inrichtingen van nijverheid, welke laatsten
allen genoegzaam alleen in de hoofdpl. der gem., het vlek Lemmer of de
Lemmer, worden gevonden.
De gem. is verdeeld in 5 dorpen: Lemmer, Oosterzee, Echten, Follega
en Eesterga, van welke nogtans de beide laatsten in geographischen zin
slechts bnnrten zijn.
L em ste r -V ijfg a , naam, die vroeger de 5 dorpen Lemmer, Lemsterhoek,
Bandt of Bantega, Eesterga en Follega droegen. Doch terwijl E e s terga
en Follega tot buurten zijn afgedaald, zijn Bandt of Bantega en
Lemsterhoek geheel te gronde gegaan. Bantega is door de zee overstelpt,
Lemsterhoek door een vijandelijken inval vernield.
L en fe rd in g e , landg. in de Drenthsche gem. Eelde. Voor 1795 was
het eene door de Staten erkende havezathe. In 1812 is het haerenhuis
vernienwd, doch op kleiner schaal dan het vorige.
L en g e i, b. in de Geld. gem. Bergh, in 1840 met 253,> in 1870 met
297 inw.
L e n n ish e u v e l, b. in de N.-Brab. gem. Boxtel, in 1840 met 385 inw.
Vroeger heeft er eene R.-Kath. kapel gestaan, die echter reeds voor on-
heugelijke tijden is gesloopt.
L en se l, geh. in de N.-Brab. gem. Asten.
L en sh eu v e l, geh. in de N.-Brab. gem. Reusel.
L en t, d. in de Geld. gem. Eist, aan den Noorder-Waaldijk en aan den
weg van Nijmegen naar Arnhem. Het is zeer aangenaam door zijne bui-
tenverblijven en boomgaarden, warmoezerijen, korenvelden en weiden. Het
telde in 1840 1171, in 1872 1349 inw., ten laatstgen. jare onderscheiden
in 948 R.-Kath., 385 Ned.-Herv., 2 W.-Herv,, 2 Eng.-Herv., 3 Doopsgez.
en 8 Tsr. E r zijn kerken voor de R.-Kath. en Herv. Lent wordt reeds
in 1172 vermeld. E r viel den 11 Dec. 1794 een hevig gevecht voor
tusschen de bondgenooten en de Franschen. De laatsten werden toen,
ofschoon met veel verlies, ternggedreven, doch den 10 Januari 1795
bemachtigden zij den post te Lent. In den nacht van 31 Dec. 1833
op 1 Januari 1834 werd Lent door overstrooming geteisterd.
L e n t (de), geh. in de N.-Brab. gem. Zundert.
L en th e , b. in Overijssel, reeds vermeld in 1133. Vroeger alleen be-
hoord hebbende tot Dalfsen, is het in 1815 gesplitst tusschen Dalfsen
en Heino. Het deel onder Dalfsen had in 1840 672 en in 1870 1071
inw., dat onder Heino was in 1840 door 655 en in 1870 door 661 zielen
bevolkt.
L e om e r ik e , oude naam der Geld, landstreek de Lijmers.
L ep e la a r , pold. in de N.-Brab. gem. Made, in 1839 ingedijkt en
ruim 56 bund. groot.
L ep e ls tr a a t, d. met eene R.-Kath. kerk in de N.-Brab. gem. Hal-
steren. Het had met Kladde of Leemkladde in 1840 727 inw.