
1873 164 inw. Bij de opgave van 1840 telde men 86 inw. binnen het
d., 40 in de geh.
G o in g a r i jp s t e r -P o e len , meeren onder het Friesche d. Goingarijp.
Goins, of Geins, geh. onder het Friesche d. Wommels (Hennaar-
deradeel).
G o irk e (Het), noordelijke wijk der stad Tilburg, bestaande u it de b.
Veldhoven, Hoeven, de Beid, Hasselt, Stokhasselt, Oost-Heikant en West-
Heikant.
Go ir le , gem. in N.-Brab., tusschen Alphen-en-Biel, Tilburg, Hilva-
renbeek en de Belgische gem. Poppel. Zij beslaat 2544 bund., alles di-
luvisch zand, en bevat het d. Goirle, of Kerkbuurt, de buurten Yen en
Abcoven, benevens de geh. Nieuwkerk en Bakervond. De ingezetenen
bestaan grootendeels van den landbouw; deels ook van het weven
van grof linnen en damast. Zij maakten in 1822 een getal uit van
1097, in 1840 van 1225, in 1860 van 1223, in 1873 van 1492 zielen.
Bij de volkstelling van 1870 onderscheidde men er 1441 B.-Kath. en 17
Hervormden.
Het d. Goirle, in 1840 met 246, in 1870 met 396 inw., ligt aan de
noordzijde van de Lei, aan den weg van Tilburg naar Poppel. De kerk
Staat op den zuidkant van den grooten weg, waar deze een spitsen hoek
vormt. In 1586 is Goirle door Staatsche, in 1702 door Fransche troepen
geplunderd.
G ok k em ab u rg , of G a a ik em ab u rg , voorm. bürg in de Gron. gem.
Oldehove, bij de buurt Gaaikemawier. Een vermaningshuis der Doopsgez.,
dat aan de westzijde van dit geh. stond, is in het begin der 19de
eeuw afgebroken.
G o ld h o rn , voorm. d. in de Groninger Ommelanden, dat ten gevolge
van het ontstaan van den Dollard is verdronken. E r is echter een deel
van overgebleven, dat thans een geh. van de gem. Finsterwolde uitmaakt.
E r heeft daar eene kommanderij van st.-Jan gestaan.
G o lep o ld e r , pold. van 27 bund. in de Zeeuwsche gem. Groede.
G o llen (de), geh. onder het Friesche d. Wijkel (Gaasterland).
Go rnmelburg, voorm. bürg in de prov. Groningen, tusschen Farmsum
en Meedhuizen.
Gornmerskerspel, voorm. d . in Drechterland, ter plaatse waar
thans het westelijk deel van Enkhuizen wordt gevonden.
G o o d sv lie tp o ld e r , pold. van 120 bund. in de Zeeuwsche gem. st.-
Krnis, in 1660 ingedijkt.
G o g e rp o ld e r , pold. van 277 bund. in de Z.-Holl. gem. Alkemade, in
1718 bedijkt.
Gooi, d. of buurtschap in de Geld. gem. Hengelo, in 1840 met 677,
in 1860 met 636, in 1872 met 644 inw. Deze buurtschap bevat de B.-
Kath. kerk der parochie Keijenberg.
Gooi, d. in de Utr. gem. Honten, in 1840 met 274, in 1860 met 334,
in 1870 met 383 inw. De oude kapel alhier, later to t eene kerk verheven,
werd nog na de Herv. tot godsdienst gebezigd, doch, in de vorige eeuw
vervallen zijnde, is zij sedert afgebroken. In of omstreeks 1866 is er eene
nieuwe B.-Kath. kerk gesticht. Oudtijds stond er het vermaarde slot ten
Goije, dat reeds in 1126 als riddermatig bekend stond. Het is in 1317
door den Utrechtschen Bisschop Gwy, en in 1354 door Bisschop J a n van
Arkel ingenomen. Thans ligt in de näbuurschap het fraaie landgoed
Wikkenburg.
Gooiland, of hot Gooi, landstreek in N.-Holland, oudtijds Nardin-
gerland of Naardingerland genoemd. Waarschijnlijk was het de uiterste
westhoek van het Saksenland, nadat de stam der Saksen zieh naar den
Bijn had uitgebreid. Aan Graaf Wichman van Hameland gekomen, schonk
deze het in vruchtgebruik aan de Abdij van Elten, hetgeen door Keizer
Otto I, den 3 Augustus 970, werd bevestigd. Tn de 13de eeuw werden
eenige Gooische leenen bezeten door den Heer van Amstel, doch de
Abdis van Elten stond in 1280 hare rechten op Gooiland af aan Floris V,
Graaf van Holland. De Amstelsche goederen in dit oord verwierf de
Graaf in 1285.
Waarschijnlijk heeft Gooiland zieh aanvankelijk tot de Yecht uitge-
strekt, zoodat dan het kasteel van Mniden op Gooischen grond is gesticht.
Ook schijnt Gooiland meer oostelijke grenzen gehad te hebben, althans
over die oostelijke limieten zijn tot 1719 verschillen geweest.
Sedert zijn tot Gooiland gerekend: Naarden, Bussum, Huizen, B larienm,
Laren, Hilversum en Muiderberg.
De grond is, met uitzondering van eenige landen aan het Naardermeer
en de Maatlanden längs de Zuiderzee, hoog en heuvelaehtig, vol bekoor-
lijke afwisselingen van bosch, korenveld, heide, weiden en wateren, de
laatste öf meertjes te midden der heide, öf waterleidingen tot het ont-
ginnen der dorre zanden.
Gooijum, of Gojum, geh. onder het Friesche d. Wons (gem. Wonseradeel.
Gooische-Gat, geh. in de N.-Holl. gem. Hilversum.
Goor, voorm. graafschap in Overijssel, waarschijnlijk ontstaan door
eene splitsing van Twenthe, in 970, toen Graaf Balderik Oldenzaal aan
het sticht Utrecht hechtte. Nadat het graafschap Goor nog bijna drie
eeuwen zijne onafhankelijkheid had gehandhaafd, werd het eindelijk in
1248 door bisschoppelijke troepen veroverd en bij de overige bezittingen
van het Oversticht ingelijfd.
Goor, vierde kanton van het Overijsselsch arrondissement Deventer,
bevattende de 4 gem.: Goor, Markelo, Diepenheim, Bijssen.