
uitbreidde. Het bestond toen uit de kantons : ’s Gravenhago I—IV, Alphen,
Katwijk en Voorburg. In 1811 bevatte het 13 m a irien : t. w. Alphen,
Bodegraven, Hazerswoude, Zwammerdam, ’s Gravenhage, Wassenaar,
Katwijk, Voorschoten, Lcidschendam, Rijswijk, Voorburg, Zegwaard,
Zoetermeer.
’s G r a v en h a g e , eerste kant. van het Z.-Holl. arr. ’s Gravenhage, be-
vattende de 2 gem.: ’s Gravenhage en Wassenaar.
’s G ra v en h a g e , klasse der Herv. Kerk in de prov. Zuid-Holland,
verdeeld in 3 ringen: ’s Gravenhage, Delft, Voorburg.
’S G ra v en h a g e , kerk. ring der klasse ’a Gravenhage, bevattende alleen
de Herv. gem. der Hofstad ’s Gravenhage. E r zijn 5 kerken, bediend
wOrdende door I I predikanten.
’S G ra v en h a g e , Ev.-Luth. kerk. ring, bevattende de 7 g em .: ’s Gravenhage,
Leiden, Delft, Gouda, Schiedam, Woerden, Bodegraven.
’s G r a v en h a g e , dek. van het bisd. Haarlem, bevattende de 14 par.
te ’s Gravenhage, Loosduinen, Monster, Naaldwijk, Poeldijk, Rijswijk,
Scheveningen, Voorburg, Wassenaar, Wateringen. Het getal parochien
te ’s Gravenhage beloopt 5. Daarenboven is in deze stad nog eene hulp-
kerk en te Scheveningen eene openbare kapel op de begraafplaats.
’S G ra v en h a g e , district van het Ned. Israelietisch kerkgenootschap,
bevattende de 10 gem.: Alphen, Brielle, Delft, ’s Gravenhage, Heenvliet,
Hellevoetsluis, Leiden, Maassluis, Naaldwijk, Schiedam.
’a G ra v en h a g e , gem. in Z .-Ho ll, in het noordwesten door de Noord-
zee bespoeld en verder bepaald naar het noorden door Wassenaar, op
een enkel punt in het noordoosten door Veur, in het oosten door Voorburg,
in het zuidoosten door Rijswijk en in het zuidwesten door Loosduinen
.
Hare oppervlakte beslaat 2223 bund., meest zandgrond (duin en
geest), verder laag veen, en eindelijk eenige perceelen kleigrond. Zij
bevat de stad ’s Gravenhage, het vlek of dorp Scheveningen, een deel van
het Haagsche-Bosch, eenige polders of deelen van polders, als de Benoor-
denhoutsche-polder, Veenpolder, Noordpolder, Zusterpolder en het Kleine-
Veentje, benevens de bewoonde duinvallei Zegbroek.
’s Gravenhage telde in 1496 1348, of met Scheveningen 1642 huizen,
welke getallen in 1515 tot 1198 en 1410 verminderd waren. In 't begin
der 17de eeuw vond men er 2400, in 1632 3262, in 1732 6163, in 1808
8818, in 1814 8264, in 1840 8953, in 1860 11,245, in 1870 15,833 huizen.
Ten laatstgenoemde jare splitste dit getal zich in 14,465 bewoonde
en 1283 onbewoonde huizen, nevens 85 in aanbouw. E r lagen toen
binnen de gemeente 57 bewoonde schepen.
In 1622 telde ’s Gravenhage 17,430 inwoners. In 1732 schatte men
het getal ingezetenen op 34,000. In 1796 beliep het 41,266 (waaronder
2833 te Scheveningen), in 1811 42,150, in 1830 56,105, in 1840 68,521,
in 1850 66,329, in 1860 78,405, in 1870 91,328, in 1874 94,895.
Bij de telling van 1870 onderscheidde men de bevolking i n : 52,600
Ned.-Herv., 1192 Waalsch-Herv., 37 Eng.-Presb,, 3270 Ev.-Luth., 53
Herst.-Luth., 748 Christ.-Ger., 397 Rem., 145 Doopsgez., 57 Episc., 7
Leden der Schotsche Gemeente, 1 Herrnhutter, 27,486 R.-Kath., 124
Oud-Roomschen, 21 Grieken, 3471 Ned, Isr., 148 Port. Isr. en 520 onge-
noemden.
De stad ’s Gravenhage ligt aan het wester uiteinde van den Haagschen
Vliet en den voet van den duinzoom, waardoor de noordwestelijke wijken
een zand-, de oostelijke en zuidwestelijke een veengrond hebben.
’s Gravenhage, waar Graaf Floris I I den 15 Ju n i 1097 eeneoorkonde
bezegelde, schijnt weinig meer dan een grafelijk jachthuis geweest te zijn,
toen Graaf Willem II, de Roomsch-Koning, er in 1250 een begin maakte
met de stichting van een trotsch Hofgebouw. Naar aanleiding hiervan
vestigden zich hier vele edelen met hun gevolg, hetgeen de overkomst van
eene menigte winkeliers en handwerkslieden en de opkomst van een dorp ten
gevolge had. Onder Hertogin Maria van Bourgondie in 1481, vindtmen
de Hage o f ’s Gravenhage eene stede genoemd, en als stad werd h e t ter
zitting der Hollandsche Staten geroepen in 1584. Nogtans bleef de naam
van stad, met dien van dorp en vlek afwisselen tot op den tijd van Koning
Lodewijk Napoleon. In 1620 werd ’s Gravenhage met grachten omringd,
om het althans voor alle onverwachte aanvallen te verzekeren.
Tot de merkwaardigste herinneringen uit *s Gravenhage’s geschiedenis
behooren : het wegvoeren van Graaf J a n I door Wolfert van Borssele, in
Ju li 1299; het vermoorden van Aleide van Poelgeest, in den nacht van
21 op 22 September 1391; het vredesverdrag met de Friezen, op 30
September 1401; de plundering van het Hofgebouw, ten gevolge van m oeie-
lijkheden tusschen de valkeniers van den Stadhouder Wolfert van Borssele
en eenige Kabeljauwsche edelen, in 1479; het brandschatten door de
soldeniers van Maximiliaan van Oostenrijk in 1489 ; het oproer over den
bier-accijns, in 1524; het martelen van den Woerdenschen prediker J a n
de Bakker (Johannes Pistorius), op 15 September 1525 ; het plunderen
der stad door de Gelderschen, onder Maarten van Rossem, in den nacht
van 5 op 6 Maart 1528 ; de verwoestingen door de Spanjaarden, in 1572,
1573 en 1574, waardoor ’s Gravenhage met een geheelen ondergang werd
bedreigd; het herstel uit dien betreurenswaardigen staat door P rin s
Willem I, in 1576; de overkomst van 5 Spaansche gezanten, in F e -
bruari 1607; het vermoorden der gebroeders de Witt, op 20 Augustus
1672; de verhefflng van Prins Willem IV tot stadhouder, in A pril 1747; de
plunderingen in Ju n i 1748; de brand op de jaarmarkt, den 9 Mei 1758 ; de
opschuddingen gedurende de burgergeschillen van 1782 tot 1787; de ver-
plaatsing der hooge regeriogscollegien in 1808; het sloopen van meer
dan 600 huizen in het tijdperk van 1810—1813; het afkondigen der
proclamatie die de terugkomst van het Huis van Oranje beloofde, door
van der Duyn van Maasdam en Hogendorp, op 21 November 1813.
De oudste deelen van ’s Gravenhage zijn de naaste omstreken van het
Hofgebouw, en wel die naar het westen, zuidoosten en noordwesten. Naar
het oosten, of den Boschkant, vindt men, bij de stichting der Neder