
Behalre de stad Groningen met hare voorsteden, bevat de gem. ook
de buurt de Hoornsche-Dijk. De stad en hare voorsteden hadden in 1840
81,782, en de Hoornsche-Dijk 117 inw. In 1870 rekende men 33,540
innen de kom der gem., 3216 in de voorsteden en in ’t overige der
stadstafel, benevens 1248 op de schepen.
De stad Groningen ligt aan het voreenigingspunt van verscheidene
vaarten, die haar eene voortreffelijke scheepvaart n a ar alle deelen des
Rijks en ook naar andere landen verzekeren. Wogens hare ligging op het
uitemde van den Hondsrug ligt de zuiderhelft veel hooger dan de noor-
delijke. Binnen de stad zijn thans 3 sluizen: de Damsterkolk, de Groote-
Spilsluis en de Kleine-Spilsluis. Even buiten de stad aan het Noord-
WiUemskanaal ligt nog een Tierde sluis. Zoodra de afsluiting van het
Keitdiep bij Wetsinghe en Zontkamp, waaraan thans wordt gearbeid, zal
tot stand zijn gekomen, hebben de Spilsluizen uitgediend.
Van de villa Crmninga wordt ten jare 1040 in den giftbrief des
Roomsch-Konings Hendrik III aan de ütrechtsche Kerk melding gemaakt.
Welke uitgestrektheid die villa had, is onbekend. Doch zeventig jaren
ater (1110) werd de stad Groningen, welke tot dien tijd slechts door
een honten wal was ingesloten, door een steenen mnur, met Sterke torens
en poorten, en door eene bnitengracht omringd. Daar die nienwe vesting-
werken echter waren opgericht zonder voorkennis van den Utrechtschen
Bisschop Gondebald, beval dezein 1112 hen wedertesiechten. Een nienwe
mnur werd in 1255 aangevangen, die een omtrek van 2600 schreden bin-
nensloot. Eene niet onbelangrijke nitbreiding kreeg de stad in 1469, toen
snj op nieuw werd versterkt met een geweldigen wal, met zes zware torens
en eene nienwe diepe gracht, werken, waartoe de Ommelanders krachtig
bijdroegen. Werden die versterkingen in den Gelderschen oorlog (1514 — 1536)
nog nitgebreid, allerbelangrijkst was de vergrooting en versterking der
stad, die onder den Stadhonder Willem Lodewijk van Nassau in 1608
werd aangevangen en in 1624 voleindigd. Daardoor kreeg Groningen
eene zeer regelmatige gedaante, met 17 boiwerken of dwingers. Sedert
achtte men de stad eene der sterkste vestingen des Lands, vooral
sedert Menno van Coehoorn in 1698 de Nienwe Werken bij Helpen had
aangelegd. Bij de wet van 18 April 1874 is echter de ontmanteling van
Groningen aangenomen.
Tot de historische herinneringen van Groningen behooren: de langdu-
n ge strÜd der Gelkingen tegen de Groenenbergen, de eersten tegenstanders
des Utrechtschen Bisschops, de laatsten ’s Kerkvoogds aanhangers, welke
twisten reeds in 1115 groote onheilen aanrichtten; de strijd der Gronin-
gers tegen Bisschop Herbert van Bierum in 1143 en Bisschop Godfried
van Bhenen, in 1164; de plechtige ontVangst van Bisschop Boudewijn,
in 1187; het m den ban slaan der Groninger burgerij door denzelfden
Bisschop, omdat de burgerij de oude et.-Walburgskerk had versterkt, in
1195; de verovering van Groningen door Burggraaf Egbert en de daarop
gevolgde aanval van Rudolf van Coevorden, in 1226; de vernicuwde
strijd der Gelkingen en Groenenbergen, van 1241 tot 1255; de toene-
mende bloei van handel en scheepvaart, in de tweede helft der I3de
eenw; de beslechting der zwevende geschillen met Bisschop Johannes, in
1328- de oorlog in 1333 door de Ommelanders Groningen aangedaan;
het verdrag van Selwerd met de Ommelanders, in 1338; de vreeselijke
pestziekte, „de zwarte dood”, die in alle gesuchten ronw bracht, doch
wellicht eene verzoening bewerkte met de naburige Drenthen, die
vijanden der stad geworden waren, in 1350; het sloopen van het
kasteel het Kortinghuis, in 1360; het verbond met al de Eriesche
landen van Westergoo tot Broekmerland, in 1361 ; het verbond tegen
Hertog Albrecht van Beijeren, Graaf van Holland, in 1381 en 1382;
de verpachting van het Gooregt aan de stad, in 1392; het verdrag
met Bisschop Erederik van Blankenheim, den 19 Februari 1399;
de verovering van het kasteel te Sanwerd door de Groningers, in
1400 ; het oprichten der sterkte Blankeweer tegen de Groningers, door
den Utrechtschen Bisschop Erederik, in den herfst van 1400; de
verovering der bürgen bij Appingedam, te Earmsum en Termunten, door
de Groningers, en het beleg van Groningen door Bisschop Erederik, in
1401- het vredesverdrag van September 1405, waarbij de betrekkingen tus-
schen den Utrechtschen kerkvoogd en de stad geregeld werden ; de bestor-
ming van het Groninger Kaadhuis door de Schieringers of Hikhorsters,
den 23 October 1413; de verrassing der stad door den hoofdeling Keno
ten Broeke, op 14 September 1415; het opdragen van het bewind over
Groningen aan Bisschop Erederik, den 15 Mei 1419; de nederlaag der
Groningers in een gevecht tegen Focko Ukcna te Oterdum, in 1427,
het „eerste verbond” met de Ommelanden, op 1 Augustus 1428; de
strijd met de Hamburgers van 1429 tot 1439; de manmoedige houding
van den raadsheer Warner Smit, in een geschil over de wijze van verkoop
van aangevoerde koopwaren, in 1454 ; de eisch van K arel de Stoute, dat Groningen
zich aan zijne heerschappij zou onderwerpen, in 1469; het verkrijgen
van het staatkundig overwicht der stad ton gevolge der burgeroorlogen in
Friesland en de Groninger Ommelanden; he t onderhandelen met den Keizer
over het verwerven voor de stad van het potestaatschap over F rie sland,
in 1479; het sluiten van het groote verbond, in 1482; de slag van
Kropswolde, waar de Groninger ridder F o x en zijne krijgsknechten ge-
slagen werden, op 22 Ju li 1499 ; de vruchtelooze aanval der Groningers op
Appingedam, en het beleg der stad door Hertog Albrecht van Saksen in
1500; de slag van Jukwerd tegen de Oost-Eriezen, waarbij de Groningers
hunne banier verloren, den 15 Ju n i 1501; de plundering der voorsteden
doov de Saksische benden, in Ju li 1501; de stad door de Saksers
en Oost-Eriezen nauw ingesloten, en door den Roomsch-Koning Maxi-
miliaan in den rijksban gedaan, in 1505; de plechtige ontvangst van
Graaf Edzard van Oost-Eriesland als beschermheer, den 1 Mei 1506; de
komst van Hertog Karel van Gelder te Groningen, den 7 Ju li 1514; het
huldigen van dien Hertog op 3, 5 en 6 November 1522; de oproeren
ten gevolge der stedelijke belastingen, in 1525 en 1527; de huizen
voor de Poelpoort door de Denen van Meindert van Ham in brand
gestoken, op 13 April 1536; de overkomst van George Schenk van
Toutenburg, in Ju n i 1536; liet brengen van krijgsvolk binnen de stad