
Wijkersloot, Bisschop van Cnrium, eene inrichting voor middelbaar on-
derwijs en opvoeding gesticht.
Katwijk-aan-Zee, of Katwijk-Buiten, d. aan de Noordzee in de
Z.-Holl. gem. Katwijk, een der oudste dorpen van Holland. Het had in
1514 145, in 1632 187, in 1732 294, in 1874 591 huizen. De bevolking
beliep in 1811 2740, in 1840 3254, in 1870 3386 zielen. Zij bestaan
meest van de vischvangst en daarmede verwante bedrijven. Vroeger was
er ook een gradeerwerk. E r zijn 2 kerken, eene voor de Herv. en eene
voor de Chr.-Geref. — Verder heeft inen er eene zee-badinrichting, eene
vnurbaak en twee instellingen van weldadigheid. Even ten noorden van
het d. zijn de sluizen, waardoor de Bijn (hier het Katwijksche-Kanaál) in
de zee uitloopt. Dat de Bomeinen zich in de nabunrschap van E atwijk ge-
vestigd hadden, bewijzen de in 1520 gevonden overblijfselen van Britten-
bnrg. In 1571 werd het d. door vrijbuiters uitgeplunderd, in 1572 in
brand gestoken, in 1574 door de Spanjaarden bezet, en tusschen 1690
en 1695 door de Franschen meermalen gebrandschat. Herhaalde malen
heeft het d. ook door hooge zeevloeden geleden. Men vindt opgeteekend,
dat eens 70, een andermaal 79 huizen te zelfder tijd werden weggespoeld.
K a tw jjk sch e -K an a a l, kanaal in Z.-Holl., van 1804 tot 1807
gegraven om den Bijn, welks mond sedert de 9de eeuw verstopt was,
nadat een in 1571 en 1572 gegraven uitloozing weder was ver-
nietigd, eene uitloop in de Noordzee te verschaffen. Het kanaal is in
1840 en 1841 toen de droogmaking Van het Haarlemmermeer werd aan-
gevangen, veel verbreed en landwaarts in verlengd. Eene kapitale buiten-
slnis, eene dnikerslnis en twee buitensluizen dienen om hooge zeeen te
keeren. Zij worden daarentegen bij een oostenwind geopend om Bijnland
van overtollig water te ontlasten.
K a tw o ld e , kleine pold. in de Overijsselsche gem. Zwolle.
Katwoude, of Kadwoude, gem. in N.-Holl., in het oosten door
de Zuiderzee en in het zuiden door het Monnickendammergat .bespoeld,
terwijl zij naar de landzijde door de gem. Edam en Monnickendam wordt
bepaald. Zij beslaat 709 bund., alies laag veenland, dat door dijken
ingesloten, tot weiden is aangelegd. In 1822 had zij 151, in 1840 182,
in 1874 228 inw. Bij de telling van 1870 onderscheidde men er 143
Ned.-Herv., 15 Ev.-Luth., 3 Doopsgez. en 52 B.-Kath. De gem. bevat
geen dorp, maar 4 gehuchten, ais aan den Hoogendijk (in 1870 met
75), Zedde (met 61), Katham (met 44) en Lagendijk (met 33) inw.
Kauter, Hollandsche-Kauter, Zeeirwsche-Kauter, of Nieuw-
N am en , d. in de Zeeuwsche gem. Clinge, vlak op de Belgische grens.
Het was tot 1858 slechts eene b., wier inwoners in het kerkelijke met
die van het aanpalende Vlaamsche-Kauter onder de par. Kieldrecht in Oost-
Vlaanderen behoorden. In genoemd jaa r 1858 werd het eenige zelfstandige
kerk. gem., waaraan den naam van Nieuw-Namen werd gegeven, en die na eerst
alleen eene „noodkerk” bezeten te hebben, in 1860 en 1861 eenfraai kerkge-
bouw bekwam. In 1840 had de K auter 701, in 1870 823 inw. De inw. bestaan
van visscherij, het vlotten van schoraarde voor de dijken en smokkelhandel.
Kauwenberg, of Koudenberg, wijk van het N.-Brab. dorp Aarle.
Kauwers-Inlage, of Cauwers-Inlage, pold. van ongeveer 12
bund. in de Zeeuwsche gem. Zierikzee, in 1726 bedijkt.
K aw ijk s c h e - I iO O p , beekjo in N.-Brab. dat uit de Peel naar de
Bakelsehe-Aa vloeit.
K ed ich em , gem. in Z.-Holl., tussehen Leerdam, Heukelum, Arkel en
Nieuwland, rüim 999 bund. groot. Langs de Linge, die de zuid- en
oost-grens vormt, bestaat de grond uit klei, meer in bet noorden uit
laag veen. De gem. had in 1822 362, in 1840 595, in 1874 705 inw.
Bij de telling van 1870 (toen er 747 inw. waren) vond men er 735 Herv.,
10 Chr.-Geref. en 2 B.-Kath. De meeste inw. vinden een bestaan in
de veeteelt, deels ook in den landbouw. De gem. bevat de beide dorpen
Kedichem en Oosterwijk.
Het d. Kedichem, aan den Noorder-Lingedijk gebouwd, had in 1840
met den polder 381 inw. Men heeft er eene Herv. kerk. Volgens de
overlevering is Kedichem omstreeks den jare 1000 door Heer Fop van
Arkel gesticht. In 1479 werd het door de Gelderschen, onder de leiding
van een verrader, Klaas van Haaften, verbrand. Door doorbraken en
overstroomingen heeft het herhaalde malen geleden, zooals den 21 Januari
1726, den 3 Januari 1741 en in Januari 1820.
Kediohemsohe-polder, pold. van 380 bund. in de Z.-Holl. gem.
Kedichem.
Kedingen, voorm. richter-ambt in Overijssel, omvattende de tegen-
woordige gem. Wierden en Markelo.
Keegen (de), hooge buitengronden langs de Wadden in de Friesche
gem. Ferwerderadeel.
Keel (de), vaarwater in den mond der Ooster-Schelde (Zeeland).
Keelaf, plek in de Geld. gem. Kerkwijk, nabij Delwijnen, waar volgens
de overlevering een klooster der Tempeliers heeft gestaan.
Keen, kleine stroom, in N.-Brab., die langs Klundert loopt en in de
Dintel valt. Vroeger was dit water veel breeder en tot in de tweede
helft der 18de eeuw bevaarbaar.
Keenenburg, of Kenenburg, heerl. in Z.-Holl.; thans e en d eeluit-
makende der gem. Schipluiden, afdeeling st. Maartensregt. Zij is bijna
8 bund. groot. De heerl. bevatte weleer het slot Keenenburg, dat in de
l ld e eeuw een der hoofdsterkten van Maasland uitmaakte. Het werd
in 1046 door Keizer Hendrik I I I belegerd en ingenomen, doch door
Graaf Dirk IV van Holland bijna onmiddellijk hernomen. Meermalen
verbouwd, is het in 1798 afgebroken.
Keene-polder, polderland in de N.-Brab. gem. Fijnaart.