
Leeuwarden, Eijks-kiesdistrict voor het afvaardigen van Leden naar
de Staten-Generaal. Het bevat, volgens de Wet van 6 Mei 1869, de 10
gemeenten: Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Menaldumadeel, Franeker,
Franekeradeel, Harlingen, Barradeel, ’t Bildt, Baarderadeel, Idaarder-
deradeel. Het had in 1869 90,663 inw. en 2887 kiesgerechtigden.
L e euw a rd en , district in Friesl., voor het kiezen van Prov. Staten, be-
vattende de 5 gemeenten: Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Idaarderadeel,
Menaldumadeel, Tietjerksteradeel.
L e euw a rd en , eerste arr. van de prov. Friesl., saamgesteld uit bijna
de geheele landstreek Oostergoo, het noordelijk deel van Westergoo,
benevens de heerl. Ameland en Schiermonnikoog. In 1811, toen voor het
eerst een arr. Leeuwarden werd gevormd, was het anders saamgesteld;
o. a. bevatte het toen ook de Holl, eilanden Terschelling en Vlieland.
Het was destijds gesplitst in de 10 kantons: Bergum, Buitenpost, Dokkum,
Dronrijp, Franeker, Hallum, Holwerd, Harlingen, Leeuwarden eerste
kanton en Leeuwarden tweede kanton. In 1814 werden Terschelling
en Vlieland daarvan gescheiden. In 1838 werd de uitgestrektheid en
verdeeling van het arr. aanmerkelijk gewijzigd. Hennaarderadeel ging
over tot het arr. Sneek, doch Baarderadeel, Eauwerderhem en Idaarderadeel
werden daarentegen met Leeuwarden vereenigd. In plaats van 10
had het arr. sedert 7 kantons: Leeuwarden, Berlikum, Holwerd, Dokkum,
Bergum, Eauwerd, Harlingen.
L e euw a rd en , eerste kanton van het Friesche arr. Leeuwarden,
bevattende de 2 gem. Leeuwarden en Leeuwarderadeel.
L e euw a rd en , klasse der Herv. Kerk in de prov. Friesland, verdeeld
in 4 ringen, Leeuwarden, Stiens, Bergum en Wirdum, te zamen met 48
gemeenten en 57 predikanten,
L e euw a rd en , kerkel. ring der klasse van Leeuwarden, bevattende de
8 gemeenten: Deinum, Engelum, Goutum-en-Swichum, Hempens-en-
Teerns, Huizum, Leeuwarden, Lekkum-en-Miedum, Marsum.
L e euw a rd en , klasse der Chr.-Geref. Kerk, bevattende de 9 gemeenten:
Beetgum, Boxum, Britsum, Hallum, Leeuwarden, Marrum, Oenkerk,
st.-Annaparochie, Suawoude.
L e euw a rd en , deken. van het aartsb. Utrecht, waaronder in 1853 al
de par. uit het noorden en midden van Friesl. gebracht werden. Toen in
1873 echter een deken. Sneek werd'Opgericht, is het aantal par. in het
dek. Leeuwarden van 17 tot 11 verminderd. Zij zijn thans: Ameland,
Dokkum, Dronrijp, Franeker, Harlingen, Imsum, Leeuwarden (2 par.),
Oosterwierum, Warrega, Wijtgaard.
L e euw a rd en , of in ’tF riesch L ieuw e rd , gem. in Friesl., palende
in het noorden aan Leeuwarderadeel (Noorder-Trimdel), in het oosten aan
Tietjerksteradeel, in het zuiden aan Leeuwarderadeel (Zuider-Trimdel), in
het westen aan Menaldumadeel.
De oppervlakte beslaat 1660 bund., bestaande in de westelijke helft
(het Leeuwarder-Nieuwland) uit zeer vruchtbare klei, in de oostelijke helft
eveneens uit klei, doch meer of min met zand vermengd. Verschillende
vaarten doorsnijden de gem., meerendeeis gegraven kanalen. De Ee
of Trekvaart op Dokkum, die sints onheugelijke jaren bestaat, voert
van het middelpunt der gem. naar het noordoosten, de trekvaart naar
Harlingen (in 1507 gegraven) naar het westen, de Potmarge en het
Vliet, welke laatste verderop de Tynje wordt genoemd, naar het oosten.
Op de oostgrens stroomt het Ouddeel. Die wateren zijn meerendeels
breed en diep, zoodat zelfs schepen van ongeveer 2 el diepgang Leeuwarden
kunnen bereiken.
Het getal huizen beliep in 1840 4208, in 1870 4599, in ’t laatstgen.
jaa r gesplitst in 4183 bew., 408 onbew. en 8 in aanbouw. Bij de telling
voor 1870 waren er ook 268 bewoonde schepen.
In 1714 bevatte Leeuwarden 15,686 inw. Dit getal was in 1744 tot 13,462
verminderd, doch in 1748 was het weer tot 14,270 geklommen. In 1796
had de gem. 15,525, in 1811 16,504, in 1822 18,380, in 1830 20,938,
in 1840 23,400, in 1850 24,456, in 1860 25,384, in 1870 26,036, in 1875
27,003 inw., in laatstgen. jaa r onderscheiden in: 18,422 Herv., 100W.-Herv.,
5 Engel.-Herv. (Presb.), 889 Doopsgez., 692 Ev.-Luth., 29 Herst.-Luth.,
564 Chr.-Geref., 14 Rem., 2 Angl., 5127 R.-Kath., 1 Oud.-R., 1119 Ned.-
Isr., 5 Port.-Isr. en 34 ongenoemden.
Het hoofdged. der gem. bestaat uit de stad Leeuwarden, met hare voorste-
den het Vliet, Grachtswal, Oud-Galileën, Camstraburen en Potmargewal.
De buurt Achter-de-Hoven begint aan de zuidzijde der stad en strekt zieh
van daar in zuid-oostelijke richting uit. Kleijenburg en Schilkampen
zijn voortzettingen van het Vliet. Noordwaarts van het eerste ligt Cam-
buur, oostwaarts van het laatste Wilaard. Naar het noorden liggen de
gehuchten Bilgaard en Taniaburen. Het Nieuwland heeft verstrooide boe-
renplaatsen en woningen.
De stad Leeuwarden, die binnen de stadsgracht ruim 80 bunders
beslaat, behoort tot de fraaiste en meest welvarende steden van Nederland,
daar bij de ontwikkeling, die nagenoeg overal plaats grijpt,
zij eene voorname plaats inneemt. Tot bare schoonste deelen behooren :
het Raadhuisploin, Hofplein en Gouverneursplein (die te zamen een
brugplein van nagenoeg 200 meters lengte beslaan), de Nieuwstad, het
Zaailand en het Ruiterskwartier, de Wirdumerdijk, de st.-Jakobsstraat,
de Groote-Kerkstraat, de Eewal, de Voorstreek, de Kelders, de
Tweebaksmarkt, de Tuinen, de Weaze, enz. De oude poorten zijn
in de laatste jaren allen afgebroken, en de ingangen der stad vermeer-
derd, o. a. door de Prins-Hendriksbrug, in het midden der nieuw-
aangelegde Willemskade. De voormalige wallen zijn aan de noord- en
westzijde der stad in aangename wandelwegen herschapen, en in den Prin -
sentuin bezit Leeuwarden een schilderachtig park met lommerrijke dreven,
bevallig plantsoen en holderen vijver. Deze tuin, de vroegere lusthof der
Friesche Stadhouders, is in 1648 door Willem Frederik van Nassau aan-
gelegd en in 1819 door Koning Willem I aan de stad hergeven. In twee