
Het d. Zeist is eene der belangrijkste plaatsen van het, platteland der
prov. Het ligt in eene bekoorlijke streek, in het midden van Utrecht, aan
den grooten weg van de bisschopsstad naar Amersfoort. De kom breidt zieh
meest längs den straatweg en den weg naar Soesterberg uit en sluit zieh
by villa’s en grooto buitengoederen aan, die met rijke boerenhoven afwisselen.
Tusschen den Arnhemschen weg en het kasteel van Zeist is een ruim
plein, waaraan ter wederzijde de woningen eener kolonie van Moravi-
sche broeders of Herrnhütters liggen. Prächtig geboomte versiert alom
het schoone dorp, dat in 1870 binnen de eigenlijke kom 3393 inw,
telde. De Herv, kerk, die in 1841 tot 1843 werd herbouwd, is een
der fraaisten ten platte lande. De kerk der Broedergemeente werd
in 1767 en 1768, die der R.-Kath. in 1843 gebouwd. Ook is er sedert
1842 een kerk der Chr.-Geref. De Herrnh. hebben eene bloeiende kost-
school. De fabrieken van Zeist leveren metaalwaren, kagchels, lint, lam-
penkousjës, zeep, enz. H e t kasteel, in 1677 aangevangen, is een prächtig
gebonw met schoonen turn.
Zeist wordt reeds vermeld in eene oorkonde van 838, waarbij het
vruchtgebruik dezer plaats door Bisschop Alfrik aan Graaf Rotgarins
werd geschonken. In dit stuk van 838, even als in oorkonden van 1028,
1050, 1152 en nog eenigen tijd later wordt de naam dezer plaats steeds
Seyst geschreven. Ten tijde der bisschoppen ontvingen deze, bij hnn komst
aan het bewind, hier de hnlde der bew. van het platteland.
T o t de historische herinneringen behooren : de verwoesting door de
Gelderschen, in 1420; de dagvaart der Staten, in Ju n i 1479; het kamp
van Louis XIV, in 1672; de komst der Herrnhiitters of Moravische
Broeders, in 1746 ; het oprichten der piramide ter herinnering aan den
slag hij Austerlitz, in 1804, door Nederlandsche en Eransche krijgs-
lieden, die op de naburige heide een kamp hadden betrokken. Op deze
waren reeds in 1787 Nederlandsche troepen gelegerd geweest, en dit is
tot op onzen tijd vele malen herhaald.
Z e ist-en -D r ieb e rg en , voorm. heerl. in Utr., die het grootste deel
der gem. Zeist, benevens de gem. Driebergen omvatte. Heeren van Zeist
waren reeds in de tweede helft der l ld e eeuw bekend. In 1767 is de
heerl. in twee deelen gescheiden : de heerl. Zeist en de heerl. Driebergen.
Z e k v e ld (bet), duinvallei van 30 bund, in de N.-Holl. gem. Zand-
voort.
Zeldam, b. in de Ov. gem. Delden (ambt), in 1840 met 480, in 1870
met 449 inw.
Z e ld e r , geh. in de Limb. gem. Ottersum, in 1840 met 35, in 1870
met 42 inw.
Z e ld e r sch e -H e id e , geh. in de Limb. gem. Ottersum, in 1840 met
78, in 1870 met 147 inw.
Z e ld e r t, b. in de Utr. gem. Hoogland, in 1840 met 180 inw.
Z e l e n , b. in de Limb. gem. Helden, in 1870 met 187 inw.
Z e lh em , gem. in Geld., tusschen de gem. Hengelo, Riiurlo, Lichten-
voorde, Wisch, Ambt-Doetinchem, Hummelo e. a. en Steenderen. Zij
beslaat 8099 bund., meest diluviasi zand en voor een klein ged. (in het
zuidwesten) uit klei. In 1811 had zij 2218, in 1822 2555, in 1840 3290,
in 1876 3666 inw., in laatstgen. jaa r onderscheiden in: 2898 N.-Herv.,
1 W.-Herv., 19 Chr.-Geref., 1 Doopsgez., 1 Luth., 734 R.-Kath. en 12
Isr. Zij bestaan meest van den laudbouw, houtteelt en handel in veld-
producten. De gem. bevat de d. Zelhem en Halle, benevens de b. Hei-
denboek, Wassink, Veeninkbroek, Winkelshoek, Velswijk en Oosterwijk.
Het d. Zelhem is eene onde plaats. Het wordt h e t eerst vermeld in
eene oorkonde van 1152, waarin de naam Selehem wordt gespeld. Het
behoorde te dien tijde tot h e t graafschap Lohn of Loon, doch kwam in
het midden der 13de eeuw aan Graaf Otto I I van Gelder. Niettemin
bleef de Miinstersche Bisschop (de leenheer der Lohnsche graven) nog
lang in het bezit van den hof aldaar. In 1840 had Zelhem 546, in 1872
577 inw. E r is een Herv. kerk.
Z e lk èp o ld e r , pold. van ruim 9 bund, in de Zeeuwsche gem. Zie-
rikzee.
Zolle, of Celle, voornaam landgoed in de Geld. gem. Hengelo.
Z em e lp o ld e r , pold. van 44 bund, in de Z,-Holl. gem. Lisse.
Z en d e r en , of S en d e r en , d. met eene R.-Kath. bijkerk in de Ov.
gem. Borne, in 1840 met 1232, in 1870 met 1364 inw., aan den straatweg
van Almelo naar Hengelo.
Z en n ew ijn en , heerl. in de Geld. gem. Ophemert, 314 bund, groot,
met eene gelijknamige buurt aan den Waaldijk. Deze heerl. is zeer oud,
zijnde Zennewijnen reeds in de 9de eeuw bekend geweest, want in eene oorkonde
van 12 Aug. 850 wordt het als Suminum vermeld. In of omstreeks
1229 werd er een adel. vrouwenklooster van de orde van Premontré
gesticht, waarvan de gebouwen in 1379 afbrandden. Zennewijnen had in
1840 171, in 1872 225 inw. De heerl. Zennewijnen vormt een bijzonderen
polder.
Z e s-Q eh u cb ten , gem. in N.-Brab., ingesloten door de gem. Tongelre,
Geldrop, Heeze, Aalst en Stratum. Zij beslaat 1534 bund., meest diluviseli
zand, doch in h e t noordoosten en het zuidoosten, waar de
Dommel vloeit, vindt men klei. Een groot deel is nog onontgonnen
heide, waarin vele poelen. In 1822 had Zes-Gehuchten 856, in 1840 919,
in 1876 1076 inw. Bij de telling voor 1870 vond men er geene dan
R.-Kath. ingezetenen. Zij bestaan meest van den landbouw. De gem.
bevat het d. Hoog-Geldrop en de b. Hout, Hulst, Riel en Genoenhuis,
benevens de geh. Papevoort en Gijzenrooy of Geizenrooy.
Z e sb o e v en , polder], in de Utr. gem. Maartensdijk.
Zesmorgen, -pold. van ruim 5 bund, in de N.-Brab, gem. Emmik-
hoven.