
op het platteland (het ambt) en 851 binnen de stad Zevenaar. De
Lijmers is eene zeer vrnchtbare streek, doch bij hooge vloeden en
dijkbreuken aan overstroomingen blootgesteld. Deze hebben vooral in
Februari 1799, in 1809 en Januari 1820 het land zwaar geteisterd.
L ijm e r s, dijksdistr. in Geld, omvattende 6127 bund, laag land in de
Geld, gemeenten Zevenaar, Dniven, Westervoort, Angerlo en Didam.
L y n d o n k , b. in de N.-Brab. gem. Ginneken c. a., in 1840 met
113 inw.
L ijsk em e e r , meertje in Nederl. en Prnissen, namelijk ter helfte in de
prov. Groningen, ter helfte in de prov. Hannover.
Lirnbr ieht, gem. in Limb., ingesloten door de gemeenten Sittard,
Born en Nieuwstadt, hebbende eene oppervlakte van 913 bnnd. De
grond bestaat nit Limb. klei. In 1822 had deze gem. 1168, in 1840 1496,
in 1875 1197 inw. Zij belijden alien den R.-Katb. godsdienst en bestaan
hoofdzakelijk van den landbouw. De gem. bevat 3 d .: Lirnbrieht,
Einighausen en Gnttekoven, benevens de buurt Varkenheidstraat. Lim-
bricht is een oude heerl., waarvan de eigenaars het recht oefenden, schat-
tingen vorderden en het jagtrecht bezaten. Zij heeft o. a. behoord aan
de geslachten van Merode, Breyl en Bentinck.
Het d. Lirnbrieht bevatte in 1840 554, in 1870 502 inw. Het is zeer
oud, zoo als o. a. blijkt nit de in 1817 opgedolven steenen doodkist, die
met de daarin gevonden merkwaardigheden in het museum Wallraf te
Keulen wordt bewaard. Zoowel de R.-Kath. kerk als het kasteel zijn
merkwaardige gebouwen.
L im b u rg , voorm. hertogdom, dat aanvankelijk uit eenige goederen in
het Vesdredal en de nabuurschap bestond, door Frederik van Luxemburg,
Hertog van Neder-Lotharingen in de l ld e eeuw vermaakt aan zijue doch-
ter Judith, die met Walram I, Graaf van Arlon, in het huwelijk was
getreden. Walram I (ook Udo genoemd) werd opgevolgd door Hendrik
I, die het eerst den hertogelijken titel voerde, van omstreeks
1082 tot 1119; Walram I I , van 1119 tot 1139; Hendrik II, van 1139
tot 1167; Hendrik I II, van 1167 tot 1221; Walram III, van 1221 tot
1226; Hendrik IV, van 1226 tot 1247; Walram IV, van 1247 tot
omstreeks 1279; Ermgarde van Limburg die met Graaf Reinald van
Gelder was gehuwd, van omstreeks 1279 tot 1283.
Na den dood van Ermgarde, poogde Reinald zieh in het bezit
van Limburg te handhaven, doch dit mislukte hem, daar Adolf
van den Berg, de neef der Limburgsche Hertogin, zijne rechten deed
gelden en die aan Hertog Jan I van Brabant verkocht. E r ontstond
dien ten gevolge over het bezit van Limburg een bloedige oorlog, die,
nadat Reinald den slag van Worringen, den 5 Ju n i 1288, had verloren,
met een verdrag op den 15 October 1289 eindigde, ten gevolge waarvan
Limburg aan den Brabantschen Hertog bleef.
De Brabantsche Hertogen, die Jan I opvolgden, hebben alien ook
Limburg bezeten. Doch ten gevolge van den oorlog door de Yereenigde
Nederlanden met Spanje gevoerd, werd Limburg in 1632 ten deele door
de Republiek gewonnen, zoodat men Limburg sedert dien tijd in een
Staatsch- en Spaansch-, en sedert 1713—1795 in een Staatsch- en Oos-
tenrijksch-Limburg onderscheidde.
Het Hertogd. Limburg bestond voor deze verdeeling uit 4 deelen: he t
eigenlijke hertogdom Limburg, het graafschap Valkenburg, het graafschap
Daalhem en de heerlijkheid ’s-Hertogenrade.
Het eigenlijke Limburg was verdeeld in de hoofdstad Limburg, de
4 bannen: Baelen, Walhom, Monzen en Herve, benevens de heerl.
Sprimont, la Chapelle, Esneux, Villers la Tour, Tavier en Bognee.
Nadat in 1785 eene nieuwe grensregeling tusschen de Vereenigde en
de Oostenrijksche Nederlanden was bepaald, waarbij vooral Limburg
betrokken was, werd dit hertogdom in 1794 door de Franschen ver-
overd. Het werd toen ten deele gebracht onder het Departement van de
Ourthe, ten deele onder h e t Departement van de Neder-Maas.
L im b u r g , prov. van het Koninkrijk der Nederlanden. Het werd op-
gericht in 1815 uit bijna het geheele departement van de Neder-Maas en
een deel van het departement van de Roer, zoodat h et een klein deel van h et
oude hertogdom Limburg bevatte, benevens een groot deel van het Over-
kwartier van Gelderland, eenige strooken van de voorm. hertogd. Brabant,
Gulik en Cleve, bijna de geheele vorstelijke abdij Thom, een deel van het prins-
bisdom Luik, de graafsch. Wittern en Gronsfeld, de baronie Rijckholt,
de heerl. Stein, Wijlre, Cartiels, Dalenbroek en Mesch, benevens een ged.
der heerl. Pietersheim. Bij de grensregeling met Pruissen in 1816 en 1817
kwam daarbij nog een uithoek van het Akensche d. Laurensberg.
De prov. Limburg was groot 465,055 bund, en verdeeld in 9 steden
en 313 plattelandsgemeenten. Zij had in 1822 307,177, inw. die op
het einde van 1830 tot 338,168 waren toegenomen.
De omwenteling van 1830 had ten gevolge, dat Limburg in 2 deelen
werd gesplitst: het hertogdom Limburg, dat de elfde provincie van Noord-
Nederland werd, en de provincie Limburg, die een der negen Belgische
gewesten uitmaakt.
L im b u r g , hertogdom en elfde provincie des Rijks, in het noorden
bepaald door Gelderland, in het noordwesten door Noord-Brabant, in het
zuidoosten door de Belgische provincie Limburg, in het zuiden door de
Belgische provincie Luik, in het oosten door de Pruissische Rheinprovinz.
Het uiterste zuidoostpunt raakt ook het onverdeelde gebied vanMoresnet.
Het is groot 223,821 bund., of ruim 40,61 □ mijl.
De grond van Limburg is zeer verscheiden. In zijne grootste afmeting
van het zuiden naar het noorden door de Maas bespoeld of doorsneden,
vindt men längs deze rivier en in de dalen der Geul, (waarin de Gulp uitloopt)
de Geleen, de Roer, de Neer en de Niers rivier- of beekklei, doch reeds
op körten afstand van den stroom bedekt diluvisch zand, afgewisseld
met hoog veen en zavel, den bodem. In het zuiden van Limburg, waar
de voorbergen der Ardennen zieh verhelfen, bestaat de bovengrond meest
uit Limburgsche klei, met vuursteendiluvium, Hervesch zand, enz., rus