
B ie r t, d. in de Z.-Holl. gem. Geervliet, op Putten. Het had in den
grafelijken tijd 2 .kerken, en werd toen somwijlen Biervliet genoemd.
In 1840 had het 69, in 1860 61 inw. E r is eene Herv. kerk.
B ie r t-en -S tom p e r t, voorm. gem. in Z.-Holland, die bij de wet van
11 Jn li 1855 bij Geervliet is ingelijfd. Zij was 411 bund. groot, en had
in 1822 72, in 1840 69 inw.
B ie r tsch e -p o ld e r , pold. op ’t Z.-Holl. eiland Putten, groot 225 h.
Bierum, gem. in Gron., tusschen de Eems, Delfzijl, Appingedam en
’t Zandt, 4809 bund. groot, met een vetten kleibodem. Zij bestaat uit de
d. Bierum, Godlinze , Holwierda, Krewerd, Losdorp en Spijk, de buurt
Katmis, en de geh. Hoogwatum, Nansum, Klein-Wierum, Uiteinde, Ban-
sam, Lutjeburen, Oldenklooster, Nyenklooster (ten deele), Arwerd, Twee-
huizen en Yierhuizen, benevens een deel van den Oostpolder. In 1822 had zij
2184, in 1840 8792 en in 1870 3805 inw., voor laatstgenoemdjaar onder-
scheiden in 3219 Hérv., 2 E v .-L u th ., 14 Doopsgez., 560 Chr.-Afgesch.,
5 11.-liath. en 5 Isr. De landbouw is het hoofdbedrijf der ingezetenen.
Het d. Bierum, l f u. ten noorden van Delfzijl, op onderscheidene
wierden gelegen, bevatte in 1840 294 en in 1860 370 inw., zonder die van
het daarbij behoorend Hoog-Watum en der verspreide woningen. Het heeft
2 kerken, een Herv. en een Chr.-Afg. Het behoort tôt de oudste
dorpen van Groningerland, aangezien Bisschop Herbert, die in 1138 tôt
Kerkvoogd van ü tre c h t werd benoemd, er het eerste levenslicht aan-
schouwde. Den 1 - Nov. 1570 leed het veel door de Allerheiligenvloed.
In 1^90 werd het door de Staatschen uitgeplunderd, den 12 November
1686 weder door eene geweldige overstrooming geteisterd, en nog eens
in den Kersavond van 1717.
B ie rum , of B ie rum e r to rp , geh. in de Prièsche gem. West-Don-
geradeel, bij Hantum.
B ie rum en (de), de streek der 3 Friesche d. Oosterbierum, Sex-
bierum en Pietersbierum (Barradeel).
Bierumerzij], sluis in den Eemsdijk, te Bierum.
B ie r v lie t, gem. in Zeeland, zuidwaarts van de Hout, westwaarts van
de Braakman, noordwaarts van Philippine en oostwaarts van Hoofdplaat.
In den grafelijken tijd was zij een eiland, dat door de Wijlingee, den
Braakman, den Beveme en nog een diep (naar de zuidzijde) van het ove-
rige Ylaanderen was gescheiden. In 1282 was dit eiland door bedij-
kingen aan den vasten wal geheeht, doch door den vloed van 16 Nov.
1377 tôt kleiner gedaante teruggebracht. Door vloeden in 1404, 1440 en
1447 werd het telkens weder enger beperkt. Eindelijk bleef van de geheele
uitgestrektheid weinig meer dan he t grondvlak der stad Biervliet over.
De Geertruidapolder en de Kleine-Zoutepolder werden waarschijnlijk ¡n de
16de eeuw bedijkt. De Oranjepolder is in 1618, de Ameliapolder en de
Groote-Zoutpolder in 1639, de Annapolder en de Mariapolder in 1666,
de Helenapolder in 1691, de st.-Pieterspolder in 1699, de Wilhelminapolder
in 1775, de Magdalenapolder in 1780, de Beukelspolder in 1811,
de Thomaespolder en de Paulinapolder in 1845 en de Elisabethpolder in
1865 ingedijkt. Een deel van den Nieuwe-Passgeulepolder (33 hund.) en
een deel van den in 1847 bedijkten Angelinapolder (36 bund.) behooren
mede tôt de gem. Thans is zij, door zoo vele landaanwinningen, tôt eene
grootte van 3285 bund. gestegen.
De gem. telde in 1822 1353, in 1840 1860 en in 1870 1938 inw., in
laatstgen. jaa r onderscheiden in 1332 Herv., 2 Luth, en 604 R.-Kath.
Biervliet is een oude stad. Filips van den Elsass, Graaf van Ylaanderen,
gaf in 1183 zijnen burgeren van Biervliet vrijdom van tollen door
Vlaanderen, en in 1288 ontving de stad van Gravin Margaretha keuren.
Daardoor steeg zij spoedig in aanzien en bezat welhaast 4 poorten, 2
parochiën, een nonnenklooster, een gasthuis en een schuttershof. Zij
bloeide vooral door de haringvisscherij, welke tak van nijverheid door
haar vooral werd uitgebreid, toen een harer inw., Willem Beukelsz., het
haringkaken uitvond.
De Biervlieters namen een werkzaam deel aan de inneming van Kon-
stantinopel in April 1204. In 1338 moesten zij zieh aan van Artevelde over-
geven, doch in 1384 en 1385 sloegen zij de Gentenaren, en in 1488 de
Duitsche benden van Aartshertog Maximiliaan af. In 1572 werd de stad
door de Vlissingers veroverd.
De stad zelve had in 1860 168 huizen en 874 inw. Nog in de vorige
eeuw had zij wallen, zooals uit eene gravure van 1739 blijkt. Deze zijn
echter in later tijd geslecht. Het gemeentehuis dagteekent van 1807. In
de Herv. kerk is een glasraam met eene afbeelding van Willem Beukelsz.
De R.-Kath. kerk in 1856 gesticht, werd in 1858 ingewijd.
De landbouw maakt het hoofdbedrijf der ingezetenen uit. In 1870 be-
droeg de oogst 15,741 mud tarwe (op 477 bund.), 1960 mud rogge (op
70 bund.), 10,350 mud wintergarst (op 230 bund.), 4770 mud zomergarst
(op 106 bund.), 9050 mud haver (op 181 bund.), 9200 mud boonen (op
368 bund.), 624 mud erwten (op 24 bund.), 18,000 mud aardappelen (op
90 bund.), 2,450,000 ned. pond suikerbiet (op 70 bund.), 1025 mud win-
terkoolzaad (op 41 bund ), 22,800 ned. pond gedolven meekrap (op 6
bund.), eene aanzienlijke hoeveelheid vlas (op 238 bund.), 1,085,000
ned. pond mangelwortels (op 31 bund.), 14,160 mud wortels (op 59 b.),
eene groote hoeveelheid wikken (op 18 bund.) en 27,000 ned. pond
klaverhooi (op 60 bund.) Het braakliggend land bedroeg toen 403 bund.
Bies, buurt in de Limb. gem. Schimmert, onmiddellijk sluitende aan
het hoofddorp, in 1840 met 291, in 1860 met 318 inw. Van 1715 tôt
1785 was over de oppermacht dezer buurt verschil tusschen de Vereenigde-
Nederlanden en Oostenrijk, doch in laatstgenoemd jaa r deed Keizer Jozef
zi)ne aanspraken op haar te niet.
B ie s b o s c h (d e ), waterplas vol eilanden in de provinciën Noord-Brab. en
Zuid-Holl. T ôt in het begin van de 16de eeuw maakte dit een gedeelté
nit van den Grooten-Zuid-Hollandschen Waard, die büna ? geographische
uujlen oppervlakte besloeg en door de Oude-Maas werd doorsneden. Maar