
worden. De barön behield de territoriale hoogheid, maar niettemin bracht
zijn rechtsgebied, overeenkomstigeen vordrag van 5 October 1585, eenejaarlijk-
sche bijdrage van f 3000 aan de Unie op. In dezen Staat bleef de baronie
tot de omwenteling van 1795. In 1801 werd IJsselstein bij het departe-
ment Holland gevoegd, doch in 1805 bij Utrecht, welke indeeling bij de
grondwet van 29 Maart 1814 eveneens werd gevolgd.
IJsselstein, prov. kiesdistr. van Utrecht, bevattende de 25 gem.:
IJsselstein, Benschop, Haarzuilens, Harmelen, Honkoop, Houten, Jaars-
veld, Jntphaas, Kamerik, Kockengen, Laag-Nieuwkoop, Linschoten, Lopik,
Montfoort, Ondenrhijn. Polsbroek, Schalkwijk, Snelrewaard, Tull en-’t
Waal, Veldhuizen, Vleuten, Vreeswijk, Willeskop, Willige-Langerak,
Zegveld.
IJsselstein, tweede kant. van het arr. Utrecht, bevattende de 15
gem.: IJsselstein, Oudenrhijn, Jutphaas, Vreeswijk, Jaarsveld, Willige-
Langerak, Lopik, Benschop, Polsbroek, Honkoop, Willeskop, Snelrewaard,
Linschoten, Veldhuizen, Montfoort.
IJ s se lS 'e in , kerk. ring der klasse van Utrecht der Herv. Kerk, bevattende
de 11 gem.: IJsselstein, Benschop, Harmelen, Jaarsveld, J u tphaas,
Linschoten, Lopik-en-Cabauw, Lopiker-en-Jaarsvelder-kapel, Montfoort,
Polsbroek, Vreeswijk.
IJsselstein, of Ysselstein, gem. in Utr., tnsschen Vreeswijk, J u tphaas,
Linschoten, Willeskop, Benschop, Lopik en Jaarsveld (Utr.) en
Vianen (Z.-Holl.). Zij wordt door de Lek in het zuid-oosten bespoeld,
en door den Hollandschen-IJssel doorsneden, heeft een bodem van rivier-
klei en is 2229 bund. groot. In 1796 had zij 2531, in 1811 2632, in
1822 2558, in 1830 3010, in 1840 3380, in 1850 3054, in 1860 3254, in
1874 3005 inw., in laatstgenoemd jaar onderscheiden in 1612 R.-Kath.,
1341 Ned.-Herv., 3 W.-Herv., 10 Doopsgez., 3 Ev.-Luth., 1 Herst.-Luth.,
1 Rem. en 34 Isr. De meeste inw. bestaan van den landbouw en vee-
teelt. Er zijn echter ook twee touwslagerijen, twaalf groote en vele kleinere
hoepelmakerijen, twee leerlooierijen, een steenbakkerij, een bierbrouwerij en
een stoomdraaierij, inzonderheid voor deurknoppen.
De stad IJsselstein ligt op den linkeroever des IJssel’s, waarover hier
eene brug voert. Zij heeft eene gracht, de Haven genoemd, en 9 straten.
Een deel van den wal is tot eene wandelplaats aangelegd. In 1840 telde
men binnen de stad 2249, in 1870 1848 inw.
In de eerste helft der 14de eenw werd IJsselstein door Guyotte van
IJsselstein, de gade van Johan van Egmond, tot eene stad verheven, en
in 13SHP werd het met muren, torens en poorten verstärkt. Waarschijnlijk
heeft het kasteel der heeren van IJsselstein den oorsprong aan de stad
gegeven, die echter eerst in 1310 eene parochiekerk verkreeg.
Historische bijzonderheden zijn het beleg van het kasteel door Wolfert
van Borssele, in 1297, waarbij Baarte of Bertha van Heukelum, de gade
van Heer Gijsbrecht, den grootsten heldenmoed aan den dag legde; deaan-
val der Utrechtschen, in 1349; de bedreiging met aanval door Graaf Willem V,
in 1416; de overrompeling door Willem van Egmond, den 10 Ju n i 1417;
het beleg door het Hollandsche leger en de Utrechtenaren, van 11 to t
23 Ju n i 1417; de verwoesting der stad door de Utrechtschen, in 1417 en
1418; de verwoesting door de Gelderschen, in 1466 ; het vruchteloos beleg
der Utrechtschen en Cleefschen, in Augustus 1482; de mislukte aan-
slag der Utrechtschen, in 1510; het beleg en ontzet der stad, in 1511; de
beeldstormerij, den 6 December 1577; de bezetting door de Eranschen,
in 1672 en 1673; de overkomst van Herrnhütters, in of omstreeks 1736,
en het vertrek dier Moravische broeders, in 1746.
De merkw. gebouwen van IJsselstein zijn het slot, de Herv. kerk, de
R.-Kath. kerk en het Raadhuis. De Herv. kerk prijkt met een fraaien
toren en een heerlijk praalgraf van vier vroegere heeren en vrouwen
van IJsselstein. Ook vindt men er eene kleine synagoge en een gasthuis.
IJsselstein-Broek-en-Langenbiezen, pold. van 793 bund. in de
Utr. gem. IJsselstein.
IJsselvere, geh. in de Utr. gem. Snelrewaard.
IJsselveld, pold. van 487 bund. in de Utr. gem. IJsselstein.
IJzendijke, klasse der Herv. Kerk in Zeeland, gesplitst in 3 ringen:
IJzendyke, Sluis, Axel. E r zijn 23 gem. met 23 predik.
IJzendijke, kerk. ring in de klasse van IJzendijke, bevattende de
8 gem.: IJzendijke, Biervliet, Breskens, Groede, Hoofdplaat, Nieuwvliet,
Schoondyke, Waterlandkerkje.
IJzendijke, of Yzendijke, gem. in Zeel., tusschen Philippine, Biervliet,
Hoofdplaat, Schoondijke, Waterlandkerkje en st.-Kruis (Nederl.) en
st.-Margaretha, Waterland-Oudeman en Watervliet (Belgie). De gem. be-
staat u it een groot aantal polders, met een bodem van met zand ver-
mengde klei, ter grootte van 4402 bund. Sedert het midden der 13de
eeuw tot 1789 is hier de strijd der ingezetenen met de zee zoo groot
geweest, dat men beurtelings te zelfder plaatse land en water zag.
Het oude IJzendijke, waarvan reeds in een oorkonde van 984 melding
wordt gemaakt, dat in de 12de eeuw onder de steden werd geteld en in
de 13de een lid der hanze was, bezweek zelve den 16 November 1377
en het weinige dat nog overbleef, werd bij den vloed van 1570 mede
vermeid. Sedert bleef de naam overig in eene nabijgelegen buurt, die de
Hertog van Pama liet verschansen. Deze vesting liet Prins Maurits, na
hare verovering in Mei 1604, uitbreiden. Dit nieuwe IJzendijke lag
in het begin der 18de eeuw nog aan het water, het Jonkvrouwengat,
doch na de bedijking van den Grooten-Jonkvrouwpolder in 1702, en den
Zachariaspolder in 1740 werd het weder eene landstad. De laatste ver-
grooting van haar gebied was de bedijking van de Nieuwe-Passegeule-
polder, in 1789, nadat door het leggen van de Kapitalen-Dam in 1788
voor goed aan de scheepvaart herwaarts een einde was gemaakt.
In 1822 had IJzendijke 1954, in 1840 2447, in 1874 2720 inw., in
laatstgenoemd jaa r onderscheiden in 1840 R.-Kath. en 880 Herv.
Meest alle ingezetenen vinden hun bestaan in den landbouw.