
op. Zij heeft 14 straten, eene haven met een kolk en een fraai plein
aan de noordzijde der Herv. kerk. Van de oude vesten en poorten is
niets meer dan de geheugenis over. Binnen de stad vond men in 1872
3717 inw.
Het Stadhuis, aan de Kolk, voert nog in den mond des yolks den naam
van Ambtshuis. De Herv. kerk is een aanzienlijk gebouw, met een
toren. Drie andere gestichten voor den openbaren godsdienst zijn de
kerken der Chr.-Geref. en R.-Kath., henevens de Synagoge.
In 1410 werd Ny kerk door de Holländers en Amersfoorters gebrand-
schat. In 1494 legerde er de groote garde van Maximiliaan van Oosten-
rijk, die niet dan met groote moeite door Karel van Egmond van daar
werd verdreven. In 1510 werd het door de Staatschen, en in 1629 door
de Croaten, in dienst van den Spaansehen koning, uitgeplunderd. Nijkerk
heeft door overstroomingen veel geleden, vooral in November 1775 en
Eebruari 1825.
Nijkerk, of Ooster-Nij köik, d. met eene Herv. kerk in de Eriesche
gem. Oost-Dongeradeel. Het telde met het geh. Bollingwier in 1811 475,
m 1840 695, in 1875 801 inw. Oudtijds vond men er het klooster Sion.
Van Nijkerk wordt reeds in 1224 melding gemaakt.
Nijkerk, of Wester-Nijkerk, d. met eene Herv. kerk in de Eriesche
gem. Berwerderadeel. Het had in 1811 231, in 1840 260, in 1875 257
inw., daaronder begrepen die van Kopkewier (in 1840 32). Oudtijds lag
er de state Jeppema. Thans vindt men er nog de Tjallinga-zathe,- nit
wier inkomsten zes weezen worden onderhouden.
Nijkerk, geh. op de Pruissische grens in de Geld. gem. Eibergen.
Nijkerkerbeek, beekje op de Veluwe, die door de stad Nijkerk loopt
en de haven dier stad voedt.
Nijland, of Nieuwland, d. in de Eriesche gem. Wymbritseradeel,
bijna rondom door de dijken der voorm. Middelzee ingesloten. Het
had in 1811 351, in 1840 464, in 1875 670 inw. Van de stichting der
kerk, waaraan Taco Sibrands in 1580 als eerste Herv. leeraar werd aan-
gesteld, bestaat eene veelverbreide_ legende. Oudtijds stond hier, nevens
andere adell. verblijven, de vermaarde state Botnia of Hottinga.
N l j l a n d e , geh. in de Drenthsche gem. Holde, in 1811 met 43, in
1840 met 51, in 1870 met 46 inw.
Nijmegen, rijks-kiesdistr. voor het afvaardigen van leden na'ar de
Staten-Generaal. Het bevat, volgens de wet van den 6 Mei 1869 de 26
gem.: Nijmegen, Millingen, Ubbergen, Groesbeek, Heumen, Overasselt,
Balgoy, Wijchen, Beuningen, Ewijk, Druten, Horssen, Eergharen, Baten-
burg, Appeltern, Bemmel, Gent, Pannerden, Herwen-en-Aerdt, Zevenaar,
Duiven, Angerlo, Didam, Wehl, Bergh, Gendringen. Het had in 1869
89,876 inw. en 2413 kiesgerechtigden.
Nijmegen, prov. kiesdistrict in N.-Holl., bevattende de 4 gem.: Nijmegen,
Ubbergen, Millingen, Beuningen.
Nijmegen, graafschap aan de W a a l, dat in oorkonden van de
12de eeuw voorkomt. Doch het is veel ouder en bestond reeds ten
tijde van Keizer Karel de Groote. De graaf oefende de rechtsmacht binnen het
keizerlijk hof en was tevens burggraaf. In 1247 en 1248 werd Nijmegen
door den Roomsch-Koning Willem van Holland aan den Gelderschen
Graaf verpand, sedert welken tijd Nijmegen aan Gelderland verbleven is.
Nijmegen, voorm. kwart. van het hertogdom en van de prov. Gelderland,
bevattende de steden Nijmegen, Tiel en Zalt-Bommel; het ambt ’t-Rijk-
van-Nijmegen, met de heerlijkheden Beek, Ubbergen, Groesbeek, Heumen,
Maiden, Ooy en Persingen; het ambt Over-Betuwe, met de heerlijkheden
Hemmen, Gent, Pannerden, Millingen, Zeeland, Indoornik, Homoet, Loe-
nen, Wolferen, de Praast of Meinerswijk; het ambt Neder-Betuwe, met
de heerlijkheden Zoelen, IJzendoorn, Lienden en de Marsch; het ambt
Maas-en-Waal, met de heerlijkheden Balgoy-en-Keent, Hernen, Leur, Ba-
tenburg, Horssen, Dieden, Oijen en de vrijheid van Maasbommel; het
ambt Tielerwaard; het ambt Bommelerwaard, met de heerlijkheden Hedel,
Well, AmmerzodeD, Pouderoijen en Neder-Hemert; het ambt van Beesten
Rhenoy.
Nijmegen, kwartier van het departement Gelderland tijdens het voorm.
koninkrijk Holland, van 1806 tot 1810. Het bevatte het voorm. eerste kwartier
van Gelderland, benevens de voorm. graafschappen Culemborg en Buren.
In April 1808 kwamen daarbij Huissen-en-Malbergen en Hulhuizen en
het voorm. hert. Cleve.
Nijmegen, arr. van het Departement-van-de-Monden-van-den-Rijn, tijdens
het Eransche keizerrijk en den eersten tijd van het Souv. vorsten-
dom der Yereenigde-Nederlanden. Het bevatte 39 mairien.
Nijmegen, tweede arr. van Gelderland. Aanvankelijk bestond het
alleen uit de kant. Nijmegen, Druten en Wijchen. In 1838 kwam daarbij
het oostelijke deel van het arr. Tiel, sedert welken tijd het arr. Nijmegen
in 4 kantons is afgedeeld, t. w. Nijmegen, Wijchen, Eist, Druten.
Nijmegen, eerste kanton van het arr. Nijmegen, bevattende de 4
gem.: Groesbeek, Millingen, Nijmegen, Ubbergen.
Nijmegen, klasse der Herv. kerk, verdeeld in de 3 ringen: Nijmegen,
Batenburg, Eist. Zij bevat 36 gem.
Nijmegen, ring der klasse Nijmegen der Herv., bevattende de 9
gem.: Nijmegen, Over-en-Neder-Asselt, Beek-en-Ubbergen, Beuningen-Ewijk-
en-Weurt, Neerbosch, Hees-Hatert-en-Balgoy, Groesbeek, Heumen-en-Mal-
den, Ooy-en-Persingen.
Nijmegen, dek. van het bisd. ’s Hertogenbosch, bevattende de 19 par.
Balgoy-en-Keent, Beek, Beuningen, Groesbeek, Hatert, Heumen, Keker-
dom, Leuth, Maiden, Millingen, Neerbosch, de vier par. van Nijmegen,
Ooy-en-Persingen, Over-Asselt, Weurt, Wijchen.