
Beek, d. in de Geld. gem. Ubbergen, op de Pruissische grens en op
de helling der bergketen, die zieh van Cleve tot Nijmegen nitstrekt. Men
telde er in 1840 715, in 1860 897 inw. Het is een verrukkelijk schoon
oord, waar bergen en dalen elkander op het bevalligst afwisselen. Be-
halve de voordeelen, die het verblijf van vele vreemdelingen verschaft,
bestaan de inw. van landbouw, veeteelt, wasschen en linnenbleeken.
De Herv. kerk is zeer oud, de R.-Kath. ruim en fraai. Ten tijde der
Romeinen lagen hier verschillende cohorten in kwartier. Nog in de
14de eeuw was Beek onderhoorig aan Cleve; doch nadat het aan de
Heeren van Groesbeek is gekomen, werd het van de Geldersche Hertogen
ter leen gehonden.
Beek, of Beeken, geh. in de Limb. gem. Venray, nabij Merselo, in
1860 met 59 inw.
Beek (de), prächtig landgoed bij het N.-Holl. dorp Bloemendaal.
Beekbergen, d. in de Geld. gem. Apeldoorn, aan den grooten weg
van Arnhem naar het Loo, welks bew. (in 1860 495) hun bestaan vinden
in landbouw en het vervaardigen van papier. E r is eene Herv. kerk.
Beekberger-boseh, voorm. bosch, waarvan de laatste boom in de
lente van 1871 is geveld. Het bosch was wellicht het eenige natuurwoud
van ons Vaderland, dat het tegenwoordige geslacht kende en beroemd
om de weelderigheid van zijn plantengroei. Slechts met moeite kon men
er in doordringen, daar men gevaar liep om in den weeken, moerassigen
grond te verzinken. Midden tnsschen de hooge olmen, eiken en essen,
tierde in het schoone jaargetijde een overvloed van braam- en bosch-
bezien, frambozen, bloemen en heesters. Hier en daar verhieven zieh zan-
dige hoogten (horsten), en behalve ander gevogelte bouwden reigers, goud-
vinken en nachtegalen er hunne nesten. Het is thans in bouwland her-
schapen. n
Beek-en-Donk, gem. in N.-Brabant, die, door de gem. Erp, Gemert,
Aarle-Rixtel en Lieshout wordt omringd en 1671 bund. oppervlakteheeft. Het
grootste deel is diluvisch zand, doch in het oosten, aan de Aa en Kleine-
Aa ligt klei. In 1822 had deze gem. 1209, in 1840 1272, in 1870 1415
inw., voor laatstgenoemd ja a r onderscheiden in: 1407 R.-Kath. en 8
Herv. De landbouw is het hoofdbedrijf der inge'zetenen. De gem. bevat
het d. Beek, de buurten Donk, Beekerheide en Broekkant.
Beekerheide, buurtschap in de N.-Brab. gem. Beek-en-Donk, in
1840 met 171, in 1860 met 189 inw.
Beokgraaf, beekje dat in twee aderen ontspringt en bij het hnis
Zwanenburg onder Vcghel in de Aa valt.
Beekhuizen, een der beroemdste landgoederen in Nederland, in de
Geld. gem. Rheden, met zijne beken, vijvers, watervallen, bergen en
valleijen, 136 bund. groot.
Beekkant, geh. in de N.-Brab. gem. st.-Michielsgestel, in 1840 met
206 inw.
Beekkant (de), geh. in de Limb. gem. Haelen.
Beekkarspel, naam waaronder het N.-Holl. d. Bovenkarspel soms
voorkomt.
Beekpolder, pold. in de Z.-Holl. gem. Lisse en Sassenheim, 73 b. gr.
Beeksbergen, heuvel bij Spoordonk, in de N.-Brab. gem. Oirschot.
Beekshoek, of Beexhoek, pold. in de Zeeuwsche gem. Vrouwe-
polder, 52 bund. groot.
Beekstraat, zuidoostel. uiteinde van het N.-Brab. dorp Nunen.
Beekvliet, landgoed in de N.-Brab. gem. st.-Michielsgestel, waar se-
dert Nov. 1817 de onderafdeeling van het bisschoppelijk seminarie van
’s Hertogenbosch gevestigd is.
Beemd, geh. in de N.-Brab. gem. Heesch.
Beemd, pold. in de Z.-Holl. gem. Hoog-Blokland, 486 bund. groot,
en in de Hooge-Beemd en Lage-Beemd afgedeeld.
Beemdkant, buurt in de N.-Brab. gem. Lieshout, in 1840 met 199,
in 1860 met 195 inw.
Beemster, gem. in N.-Holl., bestaande uit een voormalig meer met
eenig daarbij ingedijkt land, t. w. Kruisoord. Zij wordt ingesloten door
de gem. Avenhom, Oudendijk, Beets, Oosthuizen, Purmerende, Jisp, de
Rijp, Zuid-en-Noord-Schermer en Schermerhorn, en is 7214 bund. groot.
De grond is een voortreffelijke klei, behalve in het 44 bund. groote
Kruisoord, dat uit laag veen bestaat. Door deze günstige grondsgesteld-
heid wordt de Beemster voor een der vruchtbaarste deelen van Noord-
Holland gehouden, terwijl het uithoofde van zijne velbeplante, meestal
voortreffelijke wegen en schoone boerenhofsteden het oog des reizigers
aangenaam bezig houdt. In 1822 telde zij 2573 inw., in 1840 3000, en
in 1870 3870. Bij de telling van 1860 onderscheidde men deze bev. in
2441 Ned.-Herv., 6 Chr.-Afg. (Chr.-Geref.), 296 Doopsgez., 152 Ev.-
Luth., 3 Herst.-Luth., 737 R.-Kath. en 1 ongenoemde. De meesten vinden
hun bestaan in de veeteelt en zuivelbereiding (het maken van Edam-
mer kaas), voorts in landbouw en tuinderij, wordende de laatste inzonder-
heid in de onmiddellijke nabuurschap van Purmerende gedreven. De
veestapel bestond op ’t einde van 1869 uit 557 paarden, 4 ezels, 5846
runderen, 17,484 schapen, 514 varkens, 109 geiten enbokken. Men deelt
de Beemster voor zijn waterstaat in 4 polders: de Middelpolder, de Kil-
polder, de Arenbergerpolder en den Bovenpolder; voor de administratie
in Middel-Beemster, Noord-Beemster, West-Beemster, Oost-Beemster en
Zuid-Beemster. Te Middel-Beemster Staat het Raadhuis en de Herv. kerk,
in West-Beemster de R .-Kath. kerk, en aan den hoek van Middel- en Ho-
brederweg (bij de Hoornsche-Keet) de Doopsgez. kerk. Openbare scholen