
van Cuyk, Beugen en Sambeek ter lielftc aan de pastoors der kerspeleti
en ter helfte aan het st.-Catharinagasthuis te Grave schenk. Kort daarna
kreeg het echter een eigen Heer, die uit den Huize van Buc of Bok
gesproten, zijn naam aan dien van Meer verbond, sedert welken tijd de
heerl. en de hoofdplaats Boksmeer of Boxmeer zijn geheeten. Een tijd
lang was ook de helft van Sambeek, Beugen en Haps daarmede ver-
bonden. Johanna, dochter van J a n Bok, bracht deze heerlijkheid ten
jare 1360 aan Pie te r van Culemborg, die, nadat hij tot zijne schade
in den oorlog tusschen de Hertogen van Brabant en Gelder de zijde
van den laastgenoemde had gekozen, in 1365 verplicht werd, zijn goed
als een leen aan Hertog Wenceslaus van Brabant op te dragen. Uit
den Huize van Culemborg ging de heerl. in of omstreeks 1473 aan
dat van Viertein, en uit dat van Viertein in 1479 aan dat van Eg-
mond over. Door het huwelijk van Anna van Egmond met Willem
van der Bergh kwam Boxmeer aan het Geldersche geslacht Bergh.
In 1538 kwam Boxmeer aan Eloris van Buren, in 1545 aan Oswald
van den B e rg h , in 1713 aan Pranciscus Wilhelm van Hohenzollem-
Sigmaringen. De Heeren van Boxmeer hielden sedert 1365 hun land
van de Brabantsche Hertogen ter leen en brachten hun ook die
hulde nadat Cuyk aan de Staten der Vereenigde-Nederlanden was ge-
komen. Albert Graaf van den Bergh verhief zijn leen te Brussel
den 27 Ju n i 1629, doch nadat in 1653 zijne heerlijkheid Bergh
tot een graafschap was verheven, nam hij het zijne onderzaten ten
hoogste euvel, dat afgevaardigden uit hun midden te Brussel verklaar-
den, dat Boxmeer onder Brabant behoorde. Ofschoon de soevereiniteit
over Boxmeer sedert een betwist punt bleef, betaalden de ingezetenen
geen schattingen of tienden dan aan hun Heer. Tijdens den Spaan-
schen oorlog hadden zij beurtelings aan Spanje en de Staten contribution
moeten opbrengen. In 1794 door de Eranschen in bezit geno-
men, werd de heerl. den 18 Dec. 1797 bij Erankrijk ingelijfd en den
23 Januari 1798 bij het Departement-van-de-Eoer gevoegd. Door het
tractaat van 5 Januari 1800 kwam echter Boxmeer bij de Bataafsche-
Eepubliek, ten gevolge waarvan he t in 1805 bij het Departement Brabant
werd ingelijfd.
Boxmeer, voorm. distr. van N.-Brabant tijdens het bewind van
Koning Willem I. Het bevatte de streek längs de Maas van de Limb,
grcns tot en met de gem. Oijen-en-Teeffelen (zonder de stad Grave),
en in het westen tot en met Berchem, Schayk, Uden en Boekel, in
he t geheel 29 gem.
Boxmeer, Kijks-kiesdistr. voor het afvaardigen van Leden naar de
Staten-Generaal. Het bevat, volgens de wet van 6 Mei 1869, 42 gem.
in N.-Brabant en Limburg, t. w. Boxmeer, Beugen-en-Eijkevoort, Sambeek,
Vierlingsbeek, Maashees-en-Overloon, Oploo-st.-Anthonis-en-Lede-
acker, Oeffelt, Haps, Gassei, Esc'naren, Gemert, Uden, Nistelrode, Boekel,
Linden, Beers, Cuyk-en-st.-Agatha, Wanroy, Mill-en-st.-Hnbert, Grave,
Beek, Velp, Zeeland, — Bergen, Gennep, Mook-en-Middelaar, Ottersum,
Arcen-en-Velden, Horst, Grubbenvorst, Sevennm, Broekhnizcn, Vcnray,
Meerlo, Wanssum, Venlo, Tegelen, Beifeld, Beesel, Kessel, Helden, Maas-
bree. Het had in 1869 88,349 inwoners en 2,367 kiesgerechtigden.
Boxmeer, kant. van het N.-Brab. arr. ’s-Hertogenbosch, bevattende
de 10 gem.: Beugen, Boxmeer, Cuyk-en-st.-Agatha, Haps, Maashees-en-
Overloon, Oeffelt, Oploo c. a., Sambeek, Vierliugsbeek, Wanroy.
Boxmeer, gem. in N.-Brab., ingesloten door Beugen, Oploo c. a. en
Sambeek in N.-Brab. en Bergen in Limb. Zij heeft eene oppervlakte van
1172 bund., die grootendeels uit diluvisch zand, en alleen in het oosten,
längs de Maas, uit een strook rivierklei bestaat. In het oosten en mid-
den is de grond met vlijt ontgonnen en vormt een bevallig landschap, m et
veel geboomte. In het westen ligt veel moerassige heide, nevens uitgestrekte
boschgrond, b. v. het Brestbosch. De voornaamste oogst is die van rogge
en aardappelen, voorts garst, haver, boekweit, tarwe, erwten, vlas, tabak,
doch in geringe hoeveelheid. De veestapel bestond in 1870 uit 81 paarden,
2 ezels, 585 runderen, 23 schapen, 456 geiten en bokken. De ingezetenen
waren in 1822 1808, in 1840 2067, in 1870 2089 in getal. Zij splitsten
zieh in laatstgenoemd ja a r in 1991 E .-K a th ., 44 Ned.-Herv., 2 Waalsch-
Herv., 2 Luth. en 47 Isr.
Behalve het vlek Boxmeer bevat de gem. de buurten Over-Biest en Holsteeg.
Het vlek Boxmeer is eene wijduitgestrekte plaats, waarvan het middel-
ste gedeelte een stoedsch aanzien heeft. Andere wijken bezitten een meer
landelijk voorkomen, b. v. ’t Zand in het noordoosten, en de Bagijnen-
hoek in het zuid-westen; zij komen nogtans te dicht bij he t middelpunt,
om haar als afzonderlijke buurten te beschouwen. Behalve vele renteniers
en landbouwers, wonen te Boxmeer ook ouderscheidene industrieelen, zoo
als bierbrouwers, fabrikanten van kerksieraden en anderen.
De voornaamste gebouwen van Boxmeer zijn de schoone st.-Petrus-en-
Pauluskerk, met de marmeren grafstede van Graaf Oswald van den B e rg h ;
het Raadhuis; het Karmelieter klooster, met het gymnasium; het nonnen-
klooster Elzendaal in den Bagijnenhoek; het kasteel, aan een meer of ouden
stroomarm; de bevallig gelegen Herv. kerk in de wijk het Zand. Voorts
zijn er nog 2 E.-Kath. kapellen. Het kasteel, in de 16de eeuw eene
vestmg, die een aanval der Spanjaarden in 1580 afsloeg, werd in 1784
prächtig herbouwd, doch in het begin dezer eeuw voor meer dan twee
derden gesloopt.
In 1582 zijn vele ingezetenen van Boxmeer door de Spanjaarden op-
gelickt. In 1635 werden zij in hunne huizen door Croaten uitgeplunderd,
n m 1653 door Eransche benden (Lotharingers) zwaar gebrandschat.
Van 1657 tot 1660 plaatsten de Staten der Vereenigde-Nederlanden er
en sauvegarde, waardoor aan de veelvuldige knevelarijen, den ingezetfe-
uen aangedaan, een einde kwam. De Boxmeersche Vaart is een jaar-
markt, die tegelijk met een herinneringsfeest der Kath, Kerk van Box-
®aer, kort na Pinksteren, wordt gehouden.
Boxtel, voorm. distr. van N.-Brabant ten tijde van Koning Willem I,
ßvattende de 26 gem. Boxtel, Alem c. a . , Berkel c. a ., Berlicum c. a . ,