
780 inw., t. w. 631 onder Rhenen en 139 onder Amerongen. Eerst sedert
1819, toen de kerk werd gesticht, behoort Eist tot de dorpen.
E is t, naam, die het zuidelijk ged. der Geld, buurtschap de Ooy, in de
gemeente Zevenaar, vroeger heeft gedragen *). Dit Eist komt reeds als
Elisa in eene oorkonde der I ld e eeuw voor. Vroeger was er ook het
adellijk huis Eist.
E is t (de), geh. in de- N.-Brab. gem. Beers.
E lste r en, geh. in de Limb. gem. Bergen.
E ls tg e e s te rp o ld e r , pold. in de Z.-Holl. gemeenten Sassenheim en
Voorbnrg, 327 hund. groot.
E lsw o u d , een der schoonste en prächtigste buitengoederen van N.-Holl.
Het ligt in de gem. Bloemendaal en beslaat meer dan 1000 hund.
E l t e n , oude abdij, in 963 door Graaf W ichman van Hameland gesticht
c d den 14 December 973 door Keizer Otto I I bevestigd. Zij is achter-
eenvolgens door 31 abdissen bestuurd en werd in 1811 opgeheven. De
Abdis voerde bet vorstelijk bewind over de d. Ober-Elten en Nieder-Elten,
met het onderboorig gebied. De voogdij over het Stift werd door de Abdis
aanvankelijk naar goedvinden verleend. In den loop der tijden werd het
nogtans erfelijk. Eerst bezaten haar de Vorsten van Gelder, van wien zij
aan Bourgondie kwam, vervolgens aan Cleve en ten laatste aan Pruissen.
Nadat in 1802 het grondgebied aan Pruissen, als schadeloosstelling voor
aan Erankrijk afgestane landen, was overgegeven, deelde het in het lot
der Cieves’che landen op den rechter Rijnoever tot aan Napoleon’s val in
1813. Toen andermaal aan Pruissen toebedeeld, stond dit rijk in 1816
het zuidwestelijk deel aan de Nederlanden af, welk oord nu het noord-
westelijk gedeelte der Geld. gem. Herwen-en-Aerdt uitmaakt.
E lz en (de), buurt in de N.-Brab. gem. Boekel, in 1840 met 142, in
1860 met 143 inw.
E lz e t, geh. in de Limb. gem. Wittern.
*) De buurt met de adellijke huizinge komt voor op de kaarten van Slich-
tenhorst, Tirion en anderen. Het laatst vond ik den naam op eene kaart van
den loop des Rijn’s van Xintz tot Arnhem, door Wiebeking ten jare 1796
in 10 bladen uitgegeven. Toen ik echter in Aug. 1873 in de geheele streek
tusschcn Oud-Zevenaar en het Pannerdensche-Veer navraag deed, wist noch een
Kath. geestelijke, noch een der andere ingezetenen zieh meer te herinneren dat
dit oord eens Eist heette. Wammer men de vraag van den Rijksarchivaris Mr.
X. Ph. C. van den Bergh in Nij/ioff’s Bijdragen N. Reeks S deel bladz. 51,
met de aanteekeningen van de oorkonde N. 152 in Sloet’s Oorkondenboek van
Gelre en Zutfen, 1 deel bladz. 150, overweegt, zal men deze mededeeling geen
belang ontzeggen. Zij toont aan, dat, wanneer van Elisa in Hameland sprake
is, men niet aan Eist in de Betuwe behoeft te denken.
)
Em an u e lp o ld e r , polder in de Zeeuwsche gemeenten Rilland en
Krabbendijke. Zij is in 1865 ingedijkt en ongeveer 95 bund. groot.
E m e lis s e , voorm. d. op het Zeeuwsche eil. Noord-Beveland, door de
overstroomingen van 1530 en 1532 te gronde gegaan.
Em e r (den), buurt in de N.-Brab. gem. Princenhage, in 1840 met
186, in 1860 met 159 inw. Men vindt er het oud-adell. landgoed
den Emer.
Em ic la a r , of Em m ek la a r , heerl. in Utrecht, thans een deel uit-
makende der gem. Hoogland, in 1840 met 142 inw.
Em ilia p o ld e r , pold. in de N.-Brab. gemeenten Made-en-Drimmelen
en Geertruidenberg, in 1645 bedijkt en 1591 bund. groot.
Em m ap o ld e r , nieuw-gewonnen pold. in de Zeeuwsche gem. A xel, van
ongeveer 20 bund. oppervlakte.
Em m e lo o rd , noord. ged. van het eiland Schokland, dat voor de om-
wenteling van 1795 en de verdeeling der Republiek in departementen ten
jare 1798 tot Holland heeft behoord, even als op nieuw van 1801 tot 1807.
In vroegere oorkonden wordt het veelal Emmelwaard genoemd. In 1660
kwam de heerl. Emmeloord aan Amsterdam. In 1632 telde Emmeloord
47 en in 1840 77 huizen, die in laatstgenoemd jaa r door 415 menschen
werden bewoond. De R.-Kath. kerk werd nog in 1842 herbouwd, doch
in 1859 is Emmeloord, even als Ens, ontvolkt. E r wonen nu nog slechts
enkele ambtenaren aan de ruime, tot eene toevluchtsoord bestemde haven.
Em m e n , gem. in Drenthe, die zieh van het Sleenerdiep m het westen
to t de Pruissische prov. Hannover uitstrekt. Op de Nederlandsche
zijde is zij door de gem. Dalen, Sleen en Odoorn (Drenthe), en Vlagt-
wedde (Gron.) bepaald. De oppervlakte beslaat 28,851 bunders, die nog
voor een groot gedeelte onontgonnen liggen, ofschoon de sterk toenemende
bevolking krachtig tot verbetering arbeidt. De grond bestaat bf uit zand,
bf uit hoogveen; zoodat landbouw, veenderij en schapenfokkenj de hoofd-
bronnen der welvaart uitmaken. Emmen had in 1796 1280, in 1811 1547, in
1822 1675, in 1840 2450, in 1860 3817, in 1873 6607 inw., voor laa tstgenoemd
ja a r onderscheiden in 4765 Ned.-Herv., 383 Chr.-Geref., 29
Doopsgez., 4 Rem., 3 Luth., 1335 R.-Kath., 77 Israelieten en 7 onge-
noemden. De gem. bevat de dorpen Emmen, Roswinkel, Nieuw-Amster-
dam, Nieuw-Dordrecht, Erica, (de drie laatsten eerst onlangs gesticht
of in ontstaan), de buurten Noord-Barge, Zuid-Barge, Westenesch, Oranjedorp,
Vastenow, Weerdinge, de Maten, Compascuum en de verlengde
Hoogeveensche-Vaart, benevens de geh. Angelslo, den Oever, Wilhelms-
oord en Bumaveen. Men telt in deze gemeente niet minder dan 9
hunebedden, t. w. drie in het Emmerveld, aan den ouden weg van
Emmen naar Valthe; den nabij het dorp Emmen aan den straatweg naar
Odoorn; een op den esch ten noorden van het geh. Westenesch; twee
nabij elkander in het Barger-Oosterveld, noordoostwaarts van Angelslo;
het negende in de Emmerdennen. Voorts liggen er twee overoude graf