
gezinde afdeeling der Uko-Wallisten, die er zich in of omstreeks 1640
vestigden.
M a r ten sh o ek , levendige en neringrijke b. in de Gron. gem. Hooge-
zand, langs de vaart van Groningen naar Winschoten, in 1840 met 570 inw.
Marum, gem. in Gron., ingesloten door Grootegast, Oldekerk en de
Leek binnen de Groningscbe grens en Opsterland in Friesland. Zij beslaat
nagenoeg 6230 bnnd. en heeft een zeer afwisselenden bodem yan zand,
hoogyeen (dat meest is afgegraven) en laag veen. In 1811 had deze
gem. 1339, in 1822 1535, in 1840 2972, in 1875 3820 inw., in laatstgen.
ja a r onderscheiden i n : 3266 Herv., 536 Chr.-Geref., 16 Doopsgez.,
1 R.-Kath. en 1 ongen. De landbouw maakt hun hoofdbestaan uit. De
gem, bevat de dorpen Marum, Niebert, Nuis, Wilp en Noordwijk, de b.
Lukaswolde, beneyens de gehuchten Linde, de Haar, Trimunt, Malijk.
Het d. Marum is eene fraaie, landelijk gelegen plaats, met eene Herv.
en eene Chr.-Geref. kerk. Het had in 1840 794, in 1870 1004 inw.
Ma rw ird, geh. onder het Friesche d. Wirdum, in de gem. Leeuwar-
deradeel.
Mastbosch, fraai bosch in N.-Brab., tusschen de dorpen Princenhage
en Ginneken, ruim 300 bund. groot.
Mastenbroek, pold. in Overijssel, deels in de gem. Zwollerkerspel,
deels in IJsselmuiden, deels in Genemuiden, deels in Grafhorst, deels
in Wilsum, deels in Zalk-en-Veecaten, alies ter grootte van 8771
bund. Het was tot in de 14de eeuw eene moerassige streek, die
nagenoeg woest en onbewoond lag. De Utrechtsche bisschop J a n
yan Diest ontwierp in 1330 het plan om dit oord te Jmdijken, doch
door den tegenstand der edelen kon hij het niet volbrengen. Bisschop
Ja n van Arkel vatte in 1362 het plan weder op en deed het door den
landmeter Hendrik Stouwen in 1363 voltrekken. De polder is door de
Bisschops-Wetering, de Oude-Wetering en de Nieuwe-Wetering in vier
deelen van bijna gelijke grootte en verder door de Dwars-Wetering,
Kamper-Wetering en Kerk-Wetering in blokken afgedeeld. De uitwatering
geschiedt door zeven sluizen. De landhoeven liggen wijd uiteen. De kerk
van Mastenbroek, nagenoeg in het midden, staat binnen Zwollerkerspel,
doch schier even eenzaam ais de inceste boerderijen. Den 7 October
1736, in 1799 en den 4 Februari/1825 is de polder door overstrooming
ondergevloeid.
M a stg a t (het), stroom tusschen Duiveland en Tholen, die door
de Keeten met de Ooster-Scheldej, door het Zijpe met de Grevelingen en
door de Mosselkreek met de Eendragt gemeenschap heeft.
M a stwijk , heerl. en pold. in de Utr. gem. Linschoten. Men telde
er in 1840 44 inw.
M a ten (de), b. in de Drenthsche gem. Emmen. Zij had in 1870
234 inw. Even over de Gron. grens ligt nog een klein deel, dat to t de
gem. Vlagtwedde behoort, in 1840 met 9 inw.
M a ten a , b. in de Z.-Holl. gem. Papendrecht, vroeger een afzonderlijke
heerl. Zij had in 1840 98 inw.
M a th en e sse , N ieuw -M a th en e ss e , of R iv ie r e , voorm. kasteel,
tegenover de oostzijde der stad Schiedam, waarvan nog een bouwval over-
gebleven is. Het heeft in de eerste helft der 14de eeuw van Frederik
van Mathenesse den tegenw. naam verkregen.
M a th en e sse , of Oud-Ma thene sse , voorm. kasteel aan de Maas bij
Schiedam, in de 12de eeuw door Jacob van Wassenaar gesticht. De
erfgenamen van gemelden heer hebben zich naar dit huis genoemd, dat
daardoor het stamhuis der Mathenesse’s werd. Het is geheel vervallen.
Aan de beide kasteelen Mathenesse ontleent de voorm. gem. Oud-en-
Nieuw-Mathenesse haar naam.
Ma tilo , of M a tillo , onde Bataafsche of Romeinsche nederzetting nabij
den Rijn, tusschen Lugdunum en Albiniana, waarschijnlijk omstreeks het
tegenw. Groenendijk te zoeken.
M a ts lo o t, watering in het Westerkwartier van Groningen, die in het
Hoendiep uitloopt.
M a tslo o t, watering of beek in de Drenthsche gem. Roden, dat in het
Leekstermeer uitloopt.
Matsloot, geh. in de Drenthsche gem. Roden, in 1840 met 61, in
1870 met 48 inw.
Matten, streek oud land binnen den Schermeer, in de N.-Holl. gem.
Zuid- en Noord-Schermer, bijna 47 bund. groot.
M a tten b u rg , pold. in N.-Brab., in 1526 bedijkt en 166 bund. groot,
deels in de gem. Nieuw-Vossemeer, deels in de gem. Steenbergen c. a.
M atth jjse in d , geb. in de N.-Brab. gem. Bakel-en-Milheeze.
Maurik, gem. in Geld., ingesloten door de Geld. gemeenten Lienden,
Tiel, Zoelen, Burén en Beusichem, en door de Utr. gemeenten Wijk-bij-
Duurstede en Amerongen. Zij beslaat ruim 3950 bund. — alies voor-
treífelijke kleigrond — en telde in 1822 2166, in 1840 2917, in 1875
3496 inw. Bij de telling voor 1870 vond men er: 3166 Ned.-Herv., 2
Doopsgez., 1 Episc. en 289 R.-Kath. De gem. is saamgesteld uit de
heerlijkheden Maurik en Eck-en-Wiel, benevens de dorpen Ravenswaay en
Rijswijk. De inw. bestaan meest van veeteelt, land- en ooftbouw.
Het d. Maurik, in 1870 met 236 inw., bevat eene Herv. en eene R.-
Kath. kerk. Het komt in een oorkonde van 1139 voor, onder den naam
van Meldrika. Sommige oudheidkundigen hebben vermoed, dat Maurik
het Mannaritum is uit het Reisboek van Keizer Antonius. In volgende
eeuwen hebben er verscheidene burgen of kasteelen gebloeid, zijnde het
slot van Maurik in 1409, toen het aan Heer Hubrecht van Culemborg
toebehoorde, verwoest. Op verschillende tijden zijn hier Romeinsche oud