
Lekdijk-Benedendams, ged. van den Lekdijk in de prov. Utr., van
het Klaphek bij IJsselstein, waar de IJsse l is afgedamd, tot Schoonhoven.
Het beheer over dezen dÿk en de landen daardoor beschermd is opge-
dragen aan hoogheemraden van bet collegie van den Lekdijk-Beneden-
dams en den IJsselwaard of den Lopikerwaard. Het dijksdistrict is
groot 11,725 bund.
L ek d ijk -B o v en d am s, ged. van den Lekdijk in de prov. Utrecht,
zicb nitstrekkende van Amerongen to t het Klaphek onder IJsselstein. Hit
ged. is onder beheer van de heemraden van het collegie van den Lekdijk-
Bovendams. Het dijkdistr., omvattende al de läge landen ter weder-
zijde van den Krommen Eijn, is 31,273 bnnd. groot.
L ek k e rk e rk , gem. in Z.-Holl., tnsschen Krimpen-aan-de-Lek, Krim-
pen-aan-den-IJssel, Onderkerk, Berkenwoude, Bergambacht, Streefkerk en
Nienw-Lekkeriand. Zij is groot 2378 bund., wordt door de Lek bespoeld
en heeft deels een kleibodem, deels gronden van laag veen. In 1811
had zij 1440, in 1822 1436, in 1840 2054, in 1874 2820 inw. Bij de
telling voor 1870 vond men er 2693 Herv., 6 Bem., 1 Luth., 2 B.-Kath.
en 46 Isr. De middelen van bestaan zijn veeteelt, zuivelbereiding, vis-
scherij, landbouw, het scheepstimmeren, enz. De gem. is een heerl. en
bestaat uit de polders Hoek en Schuwacht.
Het d. Lekkerkerk, aan den Noorder-Lekdijk gebouwd, bevatte
binnen de kom in 1870 928 inw. In eene herberg bewaart men de
afbeelding van een Lekkerkerkschen visseher, Gerrit Bastiaanse de Hals,
die in 1668 overleed en 8 voet 3 duim Bijnlandsche maat (2.6 meter)
groot was.
L ek k e r str a a t, b. in de N.-Brab. gem. Beek-en-Donk.
Lekkerterp, geh. onder het d. Oldeboorn, in de Friesehe gem.
Utingeradeel.
L ek k um , d. met eene Herv. kerk in de Friesche gem. Leeuwar-
deradeel. Het had in 1811 150, in 1840 414, in 1874 516 inw.
De dorpskom alleen had in 1870 387 inw. Onder Lekkum behoort
de b. Snakkerburen. In 1583 werd Lekkum door de Spanjaarden uitge-
plunderd en deels afgebrand.
L e llen s , d. in de Gron. gem. ten Boer, oorspronkelijk een b. onder
Stedum, doch in 1666 daarvan afgescheiden en tevens tot eene eigene
kerkelijke gem. verheven. Met de b. Hemert, Heemert of Heenwerd,
telde he t in 1811 169, in j.840 150, en in 1870 weder 169 inw. Binnen
de kom bedroeg het cijfer der bev. in 1870 72. Men vindt er eene Herv.
kerk en den ouden bürg) Lellens, van waar de vaart de Lellenster-Maar
naar de Stedummer-Maar loopt.
L em e l e , d. in de Overijsselsche gem. Ambt-Ommen. Yroeger eene
b., heeft het door de stichting eener Herv. kerk in den jare 1863 het
aanzien van een d. gekregen. Het had in 1840 258, in 1870 975 inw. die
van het Lemelerveld medegerekend. E r is eene beetwortelsuikerfabriek.
L em e le rb e r g , berg of heuvel in de gem. Ambt-Ommen, 81 meter
boven den zeespiegel. E r ontspringen daarop drie bronnen, die des
winters nooit bevriezen, doch bij feile koude den omtrek in uitgebreide
ijsvlakten veränderen. E r wordt veel leem u it den berg gegraven voor
het vervaardigen van steenen pannen.
L em ie r s, d. in de Limb. gem. Vaals, in 1840 met 150, in 1870 met
200 inw. E r is eene B.-Kath. kapel, de st.-Luciakapel, door de familie
Koch gesticht. Het d. ligt tusschen de Selzerbeek, die hier de grens naar
de zijde van Pruissen vormt, en den grooten weg van Aken naar Vaals.
E r is een fraai kasteel of landhuis. Oudtijds komt deze plaats ook
onder den naam Lamiers en Limmiers voor.
L em m e r , derde kanton van het Friesche arrondissement Sneek,
bevattende de 4 gemeenten : Doniawerstal, Gaasterland, Lemsterland,
Sloten.
L em m e r , voorm. kerk. ring der klasse Heerenveen van de Herv.
Kerk, die sedert körten tijd den naam J o u r e van heeft aangenomen.
Deze bevat de 13 gem.: Lemmer-Follega-en-Eesterga, Akkrum, Goingarijp-
en-Broek, Haskerhorne-en-Oudehaske, st.-Jansga-en-Delfstrahuizen, Joure-
Westermeer - en - Snikzwaag, Langweer- Dijken-ter-Oele-en-Boornzwaag, 01-
deboorn-en-Nes, Oosterhaule-Oldeouwer-en-Nijega, Oosterzee-en-Echten,
Terhorne, Terkaple-en-Akmarijp, Tjerkgaast-Doniaga-st.-Hikolaasga-Idsken-
huizen-en-Legemeer. E r zijn 19 kerken.
L em m e r , of d e L em m e r , vlek in de Friesche gem. Lemsterland,
de meest zuidelijke plaats van Friesland aan de Zuiderzee.
De Lemmer, in 1228 Lenna genoemd, was in vorige eeuwen van
geringer omvang. Het steeg vooral in bloei nadat de haven van Kuinre
in de 17de eeuw door veranderingen in de kust voor de scheepvaart m inder
bruikbaar was geworden. De oorlog, die in 1756 in Europa los-
barstte, was voor de Lemmer zeer günstig, daar de strijd der buitenlanders
den bloei der Lemmersche reederijen bevorderde. De familie AndringadeKem-
penaer (die hier nog vele bezittingen en een aanzienlijk huis, Andringastate,
heeft), moedigde koophandel en vertier aan, door het in de vaart brengen
van beurtschepen, het invoeren van postwagens, enz. De verbetering der
zeesluis in 1838 en het aanleggen van een straatweg over Foliega
naar Sneek in 1845 heeft in onzen tijd den bloei van de Lemmer
nog meer verhoogd. Het voornaamste deel van het vlek breidt zieh uit
längs de Zijlroede. Ook h e t ged. aan den afloop van den dijk naar
den Sneeker straatweg is fraai betimmerd. Men telde er in 1811
1970, in 1840 2581, in 1874 2787 inw. E r zijn kerken voor de Herv.,
Chr.-Geref. en H,-Kath., benevens eene Synagoge. De eerste heeft een
sierlijken toren en een kunstig bewerkten predikstoel. Voorts zijn merk-
waardig : het gemeentehuis en het schoolgebouw. In de Lemmer zijn vele
inrichtingen van volksvlijt, als : scheepstimmerwerven, zeilmakerijen, mas-
tenmakerijen, eene lijnbaan, enz. Van hier varen zee-stoombooten naar
Amsterdam, en binnenbooten naar Sneek en Groningen.