
werken ter wederzijde, het verzwaren der dijken en den aankoop van
gronden heeft de brug bijna / 3.200,000 gekost.
Het eerste kasteel van Culemborg stond ten westen der stad, doch
werd op last van Heer Ja n door een ander, aan de oostzijde, vervangen,
dat door grootte, sterkte en menigte van torens boven bijna alle sloten
aan de Lek nitblonk. Het bleef in welstand tot 1672, toen het de in-
legering van onbescbofte Eransche krijgsbenden moest verduren. In 1735
werd het opperhof, en in 1812 het laatste overblijfsel, de Witte Toren,
gesloopt.
De middelen van bestaan der Culemborgers spruiten ten deele voort.uit
handel en scheepvaart, landbouw en veeteelt, visscherij en markten, deels
nit handwerken en fabrieken. Men telt te dezer stede 1 geweerfabriek,
10 stoelenmakerijen, 13 klompenmakerijen, 1 distilleerderij, 1 steenbakke-
rij, 2 tabaks- en 3 sigarenfabrieken, 1 bierbrouwerij, 1 azijnmakerij, 1
kurkfabriek, 2 houtzaagmolens en eenige kleinere inrichtingen van
volksvlijt.
Cunerabergje, henvel, 4 min. ten znidoosten van Ehenen, aan den
weg längs den voet des Heimenberg’s, met een prächtig uitzicht op den
Eijn, de Betuwe, de stad en den bergwand.
Cuyk, Kuik, of Land-van-Cuyk, voorm. baronie aan de Maas.
Zij was omringd door Gelderland, Brabant en Cleve, en omsloot de
baronie van Boxmeer. Het Land was verdeeld in het Over-Ambt en Neder-
Ambt, waarvan het eene de dorpen Maashees, Vierlingsbeek, Groenin-
gen, Vorthem, Sambeek, Beugen, Overloon, Oploo en Eijkevoort bevatte,
terwijl het tweede gevormd werd door de stad Grave, het vlek Cuyk, en
de d. Neer-Loon, Escharen, Gassei, Beers, Mill, st.-Hubert, Wanrooy,
Groot-Linden, Haps en st.-Agatha.
De oorsprong der heerlijkheid Cuyk is even onzeker als van de meeste
heerschappijen die in de middeleeuwen ontstonden. Historische zekerhejä
begint eerst met Heer Herman I, die naar h et schijnt in 1068 overleed. Hij en
zijne eerste opvolgers werden veelal m et den titel van Graaf aangeduid, von
moedelijk omdat zij Burggraven te Utrecht waren. Zijne opvolgers waren:
Hendrik I, tot in of omstreeks 1108; Herman I I, tot in of omstreeks
1170; Hendrik II, tot in of omstreeks 1204 ; Albert, w a a r s c h ijn lijk tot
1233; Hendrik III, tot 1265; Ja n I, tot 1308; Otto, tot 1350; Jan II,
tot 1352; Jan I II, tot 1364; J a n IV , tot 1382; Wenemar, tot 1390;
J a n V, tot 1394.
De zuster van Heer Jan V, Johanna, die op de rij der Heeren uit het
oude Cuyksche Huis volgde, bestierde haar land slechts tot 15 December
1400, toen zij ten behoeve van Willem I, Hertog van Gelder, afstand
deed van het benedendeel van hare heerlijkheid, nevens de stad Grave,
en zieh tevens tot leenhulde verplichtte voor het overige .deel, be
land dat zieh van de Oeffelterbeek opwaarts längs de Maas uitstrekt.
De heerlijkheid Grave-en-Cuyk bleef nogtans verplicht tot -de k®'
hnlde tegenover de Hertogen van Brabant, die daartoe reeds sinds lang
h e t recht bezaten.
I Bij eene oorkonde op 26 November 1481 scheidde de Aartshertog
Kaximiliaan de stad Grave en ’t-Land-van-Cuyk van Gelderland af, om
beiden ten nauwste aan Brabant te hechten. Doch den 10 Augustus 1485
S-erklaarde dezelfde Vorst, dat Cuyk voortaan noch tot Brabant, noch tot
Gelderland zoude behooren, maar een neutraal domein van zijn Huis
bitmaken.
I Deze onzijdigheid duurde slechts tot 1549, toen Keizer Karel V een
¡open brief uit+aardigde, waarbij hij vaststelde, dat de stad Grave en het
Land-van-Cuyk op nieuw bij het Hertogdom Brabant zouden ingelijfd
feijn, om er niet meer van gescheiden te worden. I Inmiddels (in 1517) was deze heerlijkheid door Karel verpand aan
bloris van Egmond, Graaf van Buren, vervolgens (in 1539) door erfenis
aan diens zoon Maximiliaan van Buren gekomen, en sedert körten tijd
¡(1549) ten deel gevallen aan Anna van Egmond, die twee jaren later de
igade werd van Prins Willem I van Nassau-Oranje.
K Karel V loste het pandschap van Grave-en-Cuyk in, doch Koning F illips
II verpandde den 6 Mei 1559 de heerlijkheid op nieuw. Pandheer
¡was Willem van Oranje, die als zoodanig in 1560 gehuldigd werd.
I' Prins Maurits ontving dezelfde hulde den 28 September 1602; doch
[bij resolutie der Staten-Generaal van 9 December 1611 werd bepaald,
[dat het pandschap, ’twelk de Prinsen van Oranje over Grave en Cuyk
¡bezaten, in een wettig eigendom zou overgaan.
■ Sedert heeft het Land-van-Cuyk den naam van baronie gedragen, en
[is aan het Huis van Nassau-Oranje en de erfgenamen daarvan gebleven
[tot op de groote omwenteling van 1795.
E Cuyk, dek. van het bisdom ’s-Hertogenbosch, bevattende 18 paro-
Ichien en 1 rectoraat. De par. zijn; st.-Antonis, Beers, Beugen, Boxmeer,
Cuyk, Gassei, Grave, Groot-Linden, Haps, st.-Hubert, Ledeakker, Maashees,
Mill, Oeffelt, Oploo, Over-Loon, Eijkevoort, Sambeek en Vierlings-
Beek. Het rectoraat Vortum, met eene bijkerk te Mullum, behoort tot
[de par. Sambeek.
! Cuyk, of Kuik, fraai vlek in N.-Brab. in de gem. Cuyk-en-st.-Agatha.
Eet ligt aan de Maas en is van hoogen ouderdom, naardien het reeds
ten tijde der Bomeinen is bewoond geweest. Menigvuldige oudheden,
jaldaar opgedolven, strekken daarvan ten bewijze. Vermoedelijk noemden
pe Latijnen het Cevecum *). De oude bürg van Cuyk is waarschijnlijk door
loverstrooming van de Maas verwoest. Cuyk had binnen zijne kom ten
■jare 1860 842 ingezetenen. E r zijn 2 Christenkerken; de st -Martinuskerk
»er Katholieken, wier stichting tot ver verwijderde tijden opklimt, en de
¡m 1810 gebouwde Herv. kerk. Ook is er eene Synagoge. Het Eaadhuis,
(een nieuw, sierlijk gebouw, prijkt in den voorgevel met het standbeeid
■¡an Heer Jan I van Cuyk. Het vlek heeft verscheidene fabrieken, name-
:
P
I Waarschijnlijk is de naam Cevelnm op de Komeinsche reiskaart Tabula
'ingeriana door eene schrijffout ontstaan.
|Peuti