
overstroomde, sedert meermalen werd herwonnen en weder verloren, en het
laatst ten jare 1825 weder is bedijkt. Vroeger van veel grooter uitgestrekt-
heid, heeft hij in zijn tegenwoordigen omvang 18 bund. oppervlakte.
B o on ep o ld e r , pold. in de Zeeuwsche gem. Serooskerke (Walcheren).
B o on e r slu is, sluis in de Z.-Holl. gem. Maasland, dienende om het
overtollige water van Delfland in de Maas te ontlasten.
B o o n e rv lie t, watering van Zouteveen naar' de Boonersluis.
B o o n h il, geh. in de N.-Brab. gem. Steenbergen.
B o o rd (het), moerassige streek van 200 bund. in de N.-Brab. gem.
Gassei.
B o om , riv. in Eriesland. Zij ontspringt tusschen Bakkeveen en Wilp,
stroomt met zeer kronkelenden loop, onder den naam van Koningsdiep, längs
de znidelijke helling van den landrug, waarop Beetsterzwaag en Beets
zijn gebouwd, erlangt dan een wijd en diep bed, waardoor ze voor het
benedenpand voor groote binnenschepen bevaarbaar is, en stroomt ein-
delijk längs Oldeboorn, Nes en Akkrum, naar de Oude-Schonw, waar zij
door de Nieuwe-Wetering afvloeit in het Sneekermeer.
B o o rn b e rgum , d. in de Eriesche gem. Smallingerland, in 1840 met
660, in 1860 met 845, in 1870 met 904 inw. Onder dit dorp behooren
de buurten de Wiigen, Goingahuizen en Smalle-Ee, wier bevolking onder
bovenstaande opgaven is begrepen. Zonder deze buurten had Boornbergum
in 1840 328 inw. Landbouw, veeteelt en veenderij zijn er de hoofdbron-
nen van bestaan. E r is eene Herv. kerk, die in de plaats Staat van een
bedehuis, dat in 1733 door het omvallen van den hoogen stompen toren werd
vermeid.
B o o rn zwa a g , buurt met dorpsrechten in de Eriesche gem. Doniawer-
stal, in 1840 met 68, in 1860 met 75, in 1870 met 102 inw. Vroeger
was het een d., doch de kerk is reeds voor meer dan eene eeuw, wellicht
reeds in den Bourgondischen tijd, gesloopt.
B o o r t, geh. in de N.-Brab. gem. Nuenen c. a.
B o r cu lo , heerl. in Geld., bevattende de gem. Borculo, Eibergen en
Neede. De eerste Heer dien men vermeld vindt, was Hendrik van Borcke-
loe, die in 1140 leefde. Henrica van Borculo liet deze heerlijkheid
n a aan hare zonen Godart en Heimerieh van Borculo van Dooding-
weerde, welke haar in 1397 aan Gijsbrecht van Bronkhorst verkochten.
Gijsbert liet de heerl. na aan een neef, die haar in 1406 in het geheim
aan den Bisschop van Münster opdroeg, ofschoon het oppergebied en de
leenplichtigheid sinds onheugelijke tijden aan den Hertog van Gelder hadden
toebehoord. Uit dien hoofde wilde Bissehop Ernst van Münster, uit den
Huize Beijeren, bij den dood van Graaf Jodocus van Bronkhorst, in 1553,
deze heerlijkheid tot zieh nemen. Doch de Geldersche Staten gaven haar
als een Zutphensch leen aan Graaf George van Limburg-Stirum, wiens gade
de naaste bloedverwant was van den overleden eigenaar. Ofschoon het
kamergericht te Spiers het geschil daarover ontstaan, in 1615 ten gunste
der Geldersche Staten besliste, vernieuwde Bisschop Bernhard, uit den
Huize van Galen, de Münstersche aanspraken in de tweede helft der 17e
eeuw en poogde in 1665 en 1672 de heerlijkheid door wapengeweld te
bemächtigen. Hij slaagde er in, deze streek tijdelijk te bezetten maar bij
den vrede van Cleve, in 1674, moest hij van zijn eisch afzien. In 1726
kwam Borculo door koop aan den Graaf van Elodorf-Wartensleben, ver-
volgens aan den Poolschen Prins Adam Czartorinski en eindelijk in 1777
aan Prins Willem V van Oranje-Nassau.
Borculo, voorm. hoofdschoutambt of distriet, dat onder het bewind
van Koning Willem I opgericht, de schoutambten of gemeenten Borculo,
Eibergen, Lichtevoorde en Neede omvatte.
Borculo, gem. in Geld., ingesloten door Laren, Ruurlo, Eibergen en
Neede (Geld.), en Diepenheim en Markelo (Overijssel). Zij is 5408 bund.
groot en bevat, behalve het steedje Borculo, de d. Geesteren, Gelselaar en
Haarlo, benevens de buurtschappen Lemperhoek, Neder-Biel, Respelhoek.
Kulsdom, Over-Biel, Eietelaar en Heuren. De grond bestaat meest uit
diluvisch zand, doch aan de rivier de Berkel en hare zijtakken, de Slin-
ge, de Blankenborgsche beek en de Bolksbeek, benevens aan de Schipbeek
die de noorder grenzen nadert, liggen kleigronden. In 1822 had de gem. 3121
in 1840 4081, in 1870 5209 inw. Bij de volkstelling van 1860 waren de
ingezetenen onderscheiden in 3560 Ned.-Herv., 1 Waalsch-Herv,, 101 Chr.-
Afg. (Chr.-Geref.), 11 Ev.-Luth., 281 K.-Kathol. en 99 Israelieten. De
landbouw is hun hoofdbedrijf. Men oogstte er in 1870 810 mud tarwe,
13,024 mud rogge, 870 mud garst, 2883 mud haver, 2831 mudboekweit,
440 mud boonen, 96 mud erwten, 361 mud stamboontjes, 30,030 mud
aardappelen, 765 mud koolzaad, 7400 pond vlas. Men fokt er ook vee aan, zoo
paarden, runderen, schapen en varkens als ganzen. Onder het Eransch bestuur,
onder Koning Willem I en Willem II was op het Hof eene belangrijke stoeterij.
Het steedje Borculo, in een bocht van de Berkel gebouwd, had in 1840
1267 en in 1860 1218 inw. Het werd in 1348 op last van J a n van Arkel,
Bisschop van Utrecht, platgebrand, als zoenoffer voor het leed dat Heer
Gijsbrecht van Bronkhorst der stad Goor had toegebraebt. Vroeger was
het Hof het voornaamste gebouw. Van de drie kerken behoort een den
Herv., een den E.-Kathol. en een den Israelieten.
Borg (ter), geh. in de Gron. gem. Vlagtwedde.
Borg-Beuningen, hav. in de Overijsselsche gem. Losser, in de 17de
eeuw door de van Twickel's, en in de 18de door de Sloet’s en van
Rechteren’s bezeten.
Borgel, of B o rg e lo , buurtsch. in de Overijsselsche gem. Diepenveen,
I in 1840 met 156, in 1860 met 338 inw. Het bevat de havezathe Borgel,
die in de 16e eeuw aan de van Brienen’s, in de 17e eeuw aan de van
Haarsolte’s en in de 18e eeuw aan de van Voerst’s toebehoorde. Zij werd