
uit geschriften der 9de en lOde eeuw schijnen mede op Woerden te
moeten toegepast worden. Is deze vooronderstelling juist, dan heeft de
geloofsprediker Bonifacius (f 5 Ju n i 754) er zeven jaren zjjn zetel gehad.
Overblijfselen van gebouwen uit dien verwijderden tijd zijn echter geens-
zins bewaard. Zeifs bezit Woerden weinige huizen, die meer dan twee
eeuwen teilen. Binnen de stad vond men in 1870 547 huizen (waarvan
141 onbewoond) en 2332 inw.
Een der merkw. gebouwen is het Stadhuis, waarvan de voorgevel deels
van 1555, deels (de bovenhelft) van 1617 dagteekent. Men bewaart er eenige
oudheden, o. a. twee „Romeinsche molensteenen”, in 1590 bij het uit-
diepen der stadsgracht gevonden.
De kerken te Woerden zijn 6 in getal: de Herv. kerk (een oud
gebpuw, doch na den brand van 1672 vernieuwd), de Luth. kerk, de
Bem. kerk, de Chr.• G ere f. kerk, de E.-Kath. kerk en de synagoge.
Het kasteel, aan de znidoostzijde der stad, bewaart nog, in enkele
overblijfselen van den ouden bouw, de herinnering aan den tijd van
Godfried van Bhenen. Het grootste deel der sterkte scbijnt echter in
1407 en vervolgens door Ja n van Beijeren, den Elect van Luik, vernieuwd
te zijn. Latere vorsten en bezitters hebben daaraan nog veelvul-
dige veranderingen toegevoegd. Daar zelfs de torens tot läge bastions
zijn ingekrompen, heeft het slot een alles behalve indrukwekkend aanzien.
Oudtijds strekte het tot woning van den bevelhebber der krÿgsbezetting
of van de rentmeester. Sedert heeft het tot staatsgevangenis, artillerie-
magazijn en gevangenis voor veroordeelde vrouwen gediend, en strekt
nu tot een magazijn voor militaire kleeding.
Andere merkwaardige gebouwen zijn het Gemeenelandshuis van het
Groot-Waterschap van Woerden en de Stadswaag, de in 1790 gestichte
Kazerne en verscheidene andere militaire gebouwen. De in 1702 aan-
gelegde vestingwerken, die in 1747 en 1795 nog vermeerderd zijn,
worden niet meer onderhouden.
Tot de historische herinneringen van Woerden behooren: het verdrag tusschen
Graaf Eloris V on Herman van Woerden, in 1287; de aanvallen
der Utrephtenaren, in 1301 en 1374; de deelneming der Woerdenaren
aan den oorlog met de Oosterlingen, in 1439; de overrompeling door
J a n van Montfoort, in 1488 ; de overgave aan den Hertog van Saksen,
Maximiliaan’s Stedehouder, in 1490; het bedreigen der veste door de
Gelderschen in 1517; de prediking van Luther’s leer door J a n de Bakker
(Johannes Pistorius) tot deze leeraar ten marteldood werd afgehaald, van
omstreeks 1520 tot 1525; de verwijdering der beeiden uit de kerk, in 1569 ;
de overgang der stad aan de zijde van den Prins, in 1572; het vruchteloos
beleg door den Graaf van Megen, van 8 September 1575 tot 26 Augustus
1676; de vruchtelooze waarschuwing van den Luth. predikant om den
Koning van Spanje niet a f te zweren, den 9 Augustus 1579; de komst
van gemachtigden der Staten, op het kasteel, den 31 Augustus 1579; de
overgave der kerk, die sedert de omwenteling aan de Luth. had behoord,
aan de Gereformeerden, in 1591; de bezetting door de Pranschen, den
18 Ju n i 1672; de vruchtelooze aanval door het leger van P rins Willem III,
den 11 en 12 October 1672; het aftrekken der Franschen den 7 Nov.
1673; de vergunning der Luth. gem. aan de Herv. om in hare in 1646
gebouwde kerk te prediken, van I I Mei 1674 tot 6 Nov. 1675; de
weigering van vele krijgslieden om den eed te doen aan de Staten van
Holland en hunne verklaring, zieh ontslagen te rekenen van hunne plech-
tige gelofte aan de Generaliteit, in den zomer van 1787; de vlucht van
den Rijngraaf van Salm, den 16 September 1787; het bezetten van Woerden
door de Pruisen, den 21 September 1787 ; het gevangenzetten van den
Eaadpensionaris Pieter Leonard van der Spiegel en den Graaf van Ben-
tinck, in Febr. 1795; de brand eener artillerie-loods, die met het ontplof-
fen van het kruidmagazijn dreigde, den 29 April 1798; de bezetting der
stad door de Oranje-Garde, den 23 November 1813; het binnentrekken
der Fransche Soldaten van Molitor en „de moord van Woerden,” den 24
November 1813; de opening van den spoorweg tusschen Utrecht en Gouda,
den 21 Mei 1855.
W o e rd en soh e -V e r la a t, sluis tusschen de Grecht en de Mijdrecht,
op de grenzen der Utr. gem. Kamerik en de Z.-Holl. gem. Nieuwkoop.
W o e sin k r o t, of W o e sik r ö t, wijk der Geld. gem. Wijchen, in 1840
met 494 inw. Eeeds in 1196 werd van „Wuesik” melding gemaakt.
W o e std u in , fraai landgoed in de N.-Holl. gem. Bloemendaal, aan de
Leidsche trekvaart, in wier nabijheid in het duin ten jare 1851 een begin
werd gemaakt met den aanleg der waterleiding naar Amsterdam.
W o e ste -H o e v e , geh. in de Geld. gem. Apeldoorn, onder Beekbergen,
aan den grooten weg van Hattem naar Arnhem.
W o gm e e r , of Obd am m e rm e e r , in 1607 drooggemalen meer in
N.-Holl., 686 bund. groot. Het grootste deel behoort tot de gem. Hens-
broek, het overige tot Obdam. In 1840 telde men er 229 bew., als 205
onder Hensbroek en 94 onder Obdam.
W o gn um , gem. in N.-Holl., ook wel (doch vroeger meer dan thans)
Wognum-en-Wadway geheeten. De omringende gem. zijn: Hoorn, Zwaag,
Nibbixwoud, Sijbekarspel, Spanbroek en Berkhout. De oppervlakte — in
het geheel 1647 bund. — bestaat uit zeeklei, met eenig alluviaal zand, in-
zonderheid ter plaatse van het d. Wognum. In 1811 telde men hier 705,
in 1822 804, in 1840 1042, in 1876 1575 inw. Bij de telling voor 1870
onderscheidde men de bev. in: 1092 E.-Kath., 463 I-Ierv. en 3 Doopsg.
Veefokkerij en landbouw geven hun een ruim bestaan. De gem. bevat de
beide d. Wognum en Wadway, een deel der b. Zwaagdÿk en de geh.
Noordermeer, de Leek en Zomerdijk.
Het d. Wognum wordt reeds vermeld in eene oorkonde van 28 December
1063 als Woggunghen. Het is eene aanzienlijke plaats, met 2 kerken, een
der E.-Kath. en een der Herv., waarvan de laatstgenoemde met een hoogen,
schoonen toren prijkt. In 1840 had dit d. 717, in 1870 977 inw. Bÿ
handvest van 13 April 1436 hebben de dorpen Wognum, Wadway,