
Delf (de), watering in N.-Holl., tusschen de gemeenten Bloemendaal
en Yelsen eenerzijds, Haarlem en Schoten c. a. anderzijds.
Delf, of Departement van den Delf, département der Bataafsche-
Republiek, gevormd hij de Staatsregeling van 1798, en in stand gebleven
to t 1801. Het splitste zieh in 7 ringen, en bevatte het middeldeel van
het tegenwoordig Zuid-Holland en het zuid-westerdeel van Utrecht. De
hoofdplaatsen der ringen waren : ’s Gravenhage, Delft, Schiedam, Rotterdam
(2 ringen), Gouda en Oudewater.
D e lfg a a uw , buurt in de Z.-Holl. gem. Vrijenban, in 1840 met 322
inw. Wanneer de spoorweg van Zoetemeer-Zegwaard naar Monster tot
stand komt, waarvoor den 13 Ju li 1872 eene voorloopige concessio is
verleend, wordt hier een halt geplaatst.
Delfland, voorm. baljuwschap van ’t graafschap en de prov. Holland,
tusschen Rijnland, Schieland,de Maas en de Noordzee. Oorspronkelijk een deel
van Koord-Holland, is het in later’ tijd tot Zuid-Holland gerekend. Het
had nagenoeg dezelfde uitgestrektheid als het hoogheemraadschap Delf-
land. Alleen vormde Rijswijk een afzonderlijk baljuwschap.
Delfland, hoogheemraadschap in Z.-Holl., ruim 30,000 bund, groot,
in het westen door de Noordzee en in het zuiden door de Maas bespoeld.
Het is verdeeld in de West-Ambachten en Oost-Ambachten.
T o t de West-Ambachten behooren : Monster, met den polder Achter-den-
dijk en Klein-Hof-van-Delft; Wateringen, met Zegbroek en H aag-Ambacht;
Voorburg, met Tedingerbroek, ’s Gravesande-buiten en ’s Gravesande-
binnen ; Naaldwijk, met de Lier, Westkamp en Oostkamp ; Maasland, met
den Dijkpolder, den Achterburgersdijk en Achter-de-Gaag ; Ylaardingen,
met Hoogstad of Broek, Zouteveen en Aalkeet; Rijswijk; Schipluiden,
met Hodenpijl, Woud-Harnasch en Aalkeet.
T ot de Oost-Ambachten: Vrijenban, met Babberspolder; Hof-van-Delft,
met Poortland; Pijnacker, met Ackersdijk ; Berkel, m et Schieveen ; Kethel,
met Nootdorp.
De zetel van het bestuur is te Delft.
Delfshaven, gem. in Z.-Holland, tusschen de gemeenten Overschie,
Rotterdam, Katendreeht en Schiedam. Zij beslaat 487 bunders, wordt
door de Nieuwe-Maas doorsneden en heeft een vetten kleibodem. In
1811 had deze gem. 2806, in 1822 2823, in 1830 3090, in 1840 3032,
in 1850 3203, in 1872 8271 inw. Bij de telling van 1860 was de bevol-
king onderscheiden in : 2742 Ned.-Herv., 6 Waalsch-Herv., 10 Rem.,
46 Chr.-Afg. (Chr.-Geref.), 3 Doopsgez., 74 Ev.-Luth., 1 Herst.-Luth.,
4 E p is c ., 6 Leden der Schotsche gem., 3 P re sb ., 1268 R.-Kath., 10
Oud-Roomschen en 9 Isr.
De gem. bestaat uit de stad Delfshaven, de buurt Schoonderloo en
verscheidene nieuwe wijken, die in de laatste jaren op de grens naar de
zijde van Rotterdam zijn aangelegd, zoo als de Gouvernestraat, de Kool-
straat en de Adrianastraat. Het platteland, meest weiland, behoort tot
den Koolschen-polder, den Boschpolder, den Nieuwe-Matthenesse-polder,
de Ruigeplaat in de Maas en de buitendijksche oeverlanden. Het zuid-
oosterdeel der gem. is een boschrijk oord. Men vindt er namelijk het
Park, de westelijke openbare wandelplaats der stad Rotterdam en enkele
sierlijke buitenverblijven. In genoemd P a rk p n jk t het marmeren standbeeid
van den dichter Hendrik Tollens Cz.
De ingezetenen vinden meest hun bestaan in koophandel, scheepvaart,
fabrieken, handwerken en winkelnering. Men telt er o. a. 6 scheepstim-
merwerven, verscheidene branderijen, die te zamen 200 menschen werk
verschaffen, 1 suikerraffinaderij inet ruim 220 werklieden, 1 leerlooierij,
1 bierbrouwerij, 1 glasblazerij, eenige mouterijen en kuiperijen, 1 pak-
kistenmakerij, 1 zeepziederij, 1 gasfabriek, enz.
De stad Delfshaven is ontstaan ten gevolge van een octrooi van 1389,
waarbij Graaf Albrecht van Holland, uit den Huize Beijeren, den Delfte-
naars vergnnde, om eene haven naar de Maas aan te leggen. Bij den
mond dier haven ontstaan, werd Delfshaven allengs grooter, zoodat het
ten tijde van Eilips van Bourgondie reeds de gedaante van een vlok
had verkregen.
Delfshaven behoorde tijdens het Grafelijk bewind en de Republiek der
Vereenigde-Nedcrlanden onder Delft, waarvan bet eene bijzondere wijk
uitmaakte, doch bij de omwenteling van 1795 wilden de ingezetenen het
gezag der Delftsche regeering niet meer erkennen. De stad Delft gaf
dien ten gevolge hare rechten op Delfshaven prijs. Doch de nieuwe ge-
meente kreeg eerst bij een besluit van Koning Willem I, den 31 Ju li
1825 gegeven, den naam van stad.
In weerwil dezer rangverheffing kwijnde Delfshaven in de daarop vol-
gende jaren, zoodat de gemeente zelfs, ofschoon vruchteloos, aanzoek
deed om bij het naburig Rotterdam ingelijfd te worden. Doch met de
uitbreiding van deze naburige koopstad ontstond voor Delfshaven een
günstiger tijd, zoodat de bevolking in de laatste twaalf jaren meer dan
verdubbeld is.
De stad Delfshaven, die door de buurt Schoonderloo als met R otterdam
vereenigd is, ligt aan de Nieuwe-Maas, wier hooge vloeden
hier door eene sluis in de Delfshavensche-Schie en den Zeedijk, den
Havendijk en den Mathenessedijk wordt gekeerd. De huizen, ten deele op
en aan deze dijken gebouwd, hebben daardoor een zeer verschillend
grondvlak. De fraaiste deelen der stad zijn de Oude-Haven en de Nieuwe-
of Achterhaven. De laatste was in vorige eeuwen grooter dan thans, nu
het noorderdeel daarvan is gedempt en in belommerde wandelpaden
herschapen.
Tot de historische herinneringen dezer stad behooren onder anderen:
de verwoesting door de Hoekschen in 1488, de overrompeling door
den Graaf van Bossu in den nacht van 10 April 1572, en de watervloed
•van 14 November 1775.
De voornaamste gebouwen der stad Delfshaven zijn het Raadhuis, de
.Hervormde kerk en de R.-Kath. st.-Anthoninskerk. Eene tweede R.-Kath.
kerk Staat in de nieuwe wijken op de noordoostgrens by Rotterdam*