
partijen der Heeckeren’s en Bronkhorst’en voortbrachten. Na elf jaren
strijds zwichtte Beinald, ten gevolge van den veldslag bij Tiel, op den
25 Mei 1361, voor de wapenen zijns brooders, die zieh terstond daarop
als hertog liet huldigen.
Beinald I I I , na Eduard’s doodelijk wonden in den veldslag van Baesweiler,
op den 22 Augustus 1371, uit zijne gevangenschap op het slot
Nijenbeek ontslagen, hernam slechts voor körten tijd de teugels van het
bewind. E er drie maanden om waren, werd hij ziek en stierf, slechts
acht-en-dertig jaren oud.
Met dezen vorst was de laatste mannelijke spruit uit het oude huis
der Geldersche graven overleden. Zijn halve zuster Machteld, die met
Jean de Blois, graaf van Chatillon, was gehuwd, maakte nu aanspraak
op de hertogelijke waardigheid en werd daartoe door eene der nog steeds
twistende partijen (de Heeckeren’s) ondersteund. De Bronkhorst’en echter
gaven de voorkeur aan Willem, den zoon van Maria, eene andere
halve zuster van Beinald en Eduard, en de gemalin van Willem van
Gulik (Jülich). Natuurlijk gaf deze verdeeldheid den strijd tusschcn
de binnenlandsche partijen nieuw voedsel, doch eindelijk gelukte het
Hertog Willem I om de strijdenden te bevredigen en zieh alom te
doen huldigen (1378).
Willem I toonde dat hij grooter macht kon uitoefenen dan zijn
voorganger. Hij bewerkte, dat vele tot hiertoe nog vrije heeren hem
als opperheer erkenden. Tot deze nieuwe vassallen behoorden o. a. de
heeren van Eienden, Ammerzoden, Oijen en Cuyk. In 1400 kocht de
Hertog de heerlijkheid Born, met de steden Sittard en Susteren, nadat
hij reeds vroeger den burgvoogd, die noch hem noch zijne tante Machteld
had willen erkennen, door geweld van wapenen, tot overgave ge-
dwongen, en van den Graaf van der Mark de verpande Lijmers met
het huis Zevenaar ingelost had. Als een der grootste helden van zijn
tijd geroemd, overleed hij op acht-en-dertig jarigen leeftijd te Arnhem,
den 16 Eebruari 1402.
Beinald IV, Willem’s jongere broeder, voerde de teugels van het bewind
gedurende drie-en-twintig jaren. Minder strijdlustig dan zijn voorganger,
deedhij reeds in 1402 afstand van de stad Emmerich aan Graaf Adolf
van Cleve, waarschijnlijk om daardoor eene schuld te kwijten, door zijn
broeder aangegaan. Ook gaf hij, toen de Aartsbisschop van Keulen in een
verschil over de grenzen, Graaf Adolf in het gelijk stelde, in 1406 aan den
Cleefschen Hertog de Lijmers over. Hij moest het Land van Arkel, dat hem
was overgedragen, aan Holland laten en voor de Landen van Grave en Cuyk
hulde doen aan B rabant. Niettemin gelukte het hem toch eenige domeinen
bij Gelder in te lijven, namelijk Batenburg in 1413 en de heerlijkheid
Acquoi in 1415. Hij verleende Nijkerk stedelijke rechten (1413) en bevor-
derde, daar zijne steeds uitgeputte schatkist hem tot nieuwe beden dreef,
de opkomst der landstenden of staten.
Beinald’s opvolger, Arnold, was de eerste Hertog uit het stamhuis van
Egmond. Dit oorspronkelijk Hollandsch geslacht bekwam de heerschappij
in Gelderland uithoofde Willem’s en Beinald’s nicht Maria van Arkel (de
dochter hunner zuster Johanna) met Heer J a n van Egmond in den echt
getreden, aan genoemden Arnold het leven had geschonken.
Hertog Arnold van Egmond had door de hulp der edelen cn steden
gezegevierd over zijne beide mededingers naar de hooge waardigheid: Jan
van Loon, Heer van Heinsberg, en Adolf, Hertog van Berg. Ongelukkig was
hij een zwak vorst, die door partij te kiezen voor zijn neef, Sweder van
Culemborg, verkozen Bisschop van Utrecht, zijn land groote onheilen
berokkende. Wel stonden zijne onderdanen hem met goed en bloed bij,
want de mildheid der ridderschap en der andere geerfden in den Tielerwaard,
in ßeest en Bhenoy, die voor hun Hertog de heerlijkheid D alem aankochten
(1425), verloochende zieh ook bij hen en de overige onderzaten gedurende
den Stichtschen oorlog niet. Zoo brachten de Gelderschen grondstoffen
en alle benoodigdheden bijeen 'om aan de Zuiderzee Hulkestein tot een
hechten voormuur van de Veluwe te maken. Doch de strijd liep niet tot
Arnold’s voordeel uit. Al verzoende hij zieh, op niet ongunstige voor-
waarden, met Budolf van Diepholt, Sweder’s tegenstander, te Wagenin-
gen, in Mei 1429, terwijl zijne krijgsbenden aan de Geldersch-Stichtsche
grenzen tegen de Utrechtschen streden, was zijn hertogdom Gulik door
den Hertog van den Berg veroverd, en hadden de ingezetenen van dat
gewest den indringer als heer erkend en gehuldigd. Om Gulik terug te winnen,
zag Hertog Arnold zieh gedwongen, het grootste deel van zijne eigen
domeinen te verpanden. Doch dit was nog het orgste niet. Daar de
steden de nadeelen van den oorlog het meest ondervonden, en de
onmatige lasten haar handel aan banden leiden, begonnen zij Arnold
hare hulp en medewerking te ontzeggen. Zij drongen, nevens de ridderschap,
op eene dagvaart in April 1436, aan op het wegnemen
van hare grieven en van de talrijke gebreken, die zij in het lands-
bestuur aantoonden. Vorst en volk vervreemdden zieh van elkander, cn
terwijl de Hertog voortging eene kostbare hofhouding te voeren — hij had een
gevolg van 280 personen en van 100 tot 150 p a a rd en— waren eerlangzelfs
schier alle tienden, tollen en andere opbrengsten verpand. Adolf van den
Berg, gesteund door den Keizer, die Hertog Arnold in den ban had gedaan,
sloeg den Gelderschen in November 1444 te Linnich, waardoor de Staat
der geldmiddelen zoo verergerde, dat Arnold de zoo belangrijke Duffel
aan Cleve moest verpanden.
Door gedurige verschillen met zijne onderzaten in de k lem ' gebracht,
laaddo Hertog Arnold ook den toorn op zieh van den mächtigen Hertog
Eilips de Goede, toen de Gelderschman de verheffing van ’s Bourgondiers
zoon David tot Bisschop van Utrecht tegenwerkte. Eindelijk bereikte Arnold’s
verlegenheid haar toppunt, toen zijn zoon Adolf zieh aan het hoofd
der misnoegden plaatste (1459). Schijnbaar verzoenden vader en zoon zieh
met elkander, maar in den nacht van den 9 Jan u a ri 1465 nam Adolf
zijn vader te Grave gevangen en liet den grijsaard in het holst van den
kouden winternacht welbewaakt wegvoeren, eerst naar Lobith en vervol-
gens naar Buren.
Een burgeroorlog was het gevolg van deze schandelijke daad. De ridderschap
en steden splitsten zieh in twee partijen, van welke de eene