
Vliet, heerl. in de Z.-Holl. gem. Haastrecht. Zij was tôt 1 Jannari 1846
eene zelfstandige gemeente van rnim 121 bund. oppervlakte, in 1822 mot
44, in 1840 met 45 inw. De heeren van Vliet zjjn uit een jongeren tak
van het Huis van Woerden voortgesproten.
V l i e t , ridderhofstad in de Utr. gem. Dopik, in het d. Sevenhoven.
Vliet, pold. van ruim 101 bund. in de Z.-Holl, gem. Haastrecht.
Vliet (de), geh. in de Z.-Holl. gem. Zoeterwoude, in 1840 met 77 inw.
Vliet (de), stroom in de Friesche gem. T.ecuwarden, die uit de ver-
eenlging van de Tijnje en het Kurkmeer ontstaat en naar de Friesche
hoofdstad stroomt. Oudtijds stortte deze stroom zich in de Middelzee,
waarschijnlijk door eene breede kom, die, aangeplempt zijnde, thans een
deel der grondvlakte van Leeuwarden uitmaakt.
Vliet (het), voorstad van Leeuwarden, zich in oostelijke richting uitstrek-
kende langs he t kanaal de Vliet. Deze net bebouwde voorstad had in
1840 1670 inw.
Vliet, of Delftsche-Vliet (de), vaart, te Leiden uit den Rijn ko-
mende en langs Voorschoten, Leidschendam en Voorburg geleid tôt
Delft.- Bij de Hoornbrug valt daarin de Haagsche-Vliet, en te Delft
staat de Vliet in gemeenschap met de Schie. De Vliet wordt gehouden
voor een der vaarten, die de Romeinsche veldheer Corbulo hier te lande
heeft doen graven.
Vliet, of Haagsche-Vliet, vaart van de Hoornbrug uit de Delftsche-
Vliet, langs de Geestbrug naar 's Gravenhage.
V l i e t (h e t) , geh. onder het d. Witmarsum, in de Friesche gem.
Wonseradeel, in 1840 met 37 inw.
Vliete, voorm. d. en heerl. op het Zeeuwsche eil. Noord-Beveland.
Het is in de 16de eeuw door watervloeden te gronde gegaan.
V lie t e p o ld e r , pold. in de Zeeuwsche gem. Wissenkerke, in 1627 be-
dijkt en ruim 124 bund. groot.
V lie t e r (de), breed vaarwater in de Zuiderzee, tusschen de platen
den Lutjeswaard en het Breezand. De Vlieter is het verlengde van
den Texelstroom. Hier lag ’s Lands vloot, toen haar bevelhebber Story,
gedwongen door zijne manschappen, die weigerden om de Bataafsche-
Republiek te dienen, haar den 30 Aug. 1799 aan de Engelschen overgaf.
Vhetpolder, pold. van 472 bund. in de Z.-Holl. gem. Naaldwijk.
viietpolder, pold. van 103 bund. in de Z.-Holl. gem. Woubrugge.
Vlietpolder, of Oostvlietpolder, pold. van 144 bund. in de Z.-
Holl. gem. Zoeterwoude.
VlîjmeiL, gem. in N.-Brab., tusschen Bokhoven, Engelen, ’s Hertogen-
bosch, Cromvoirt, Helvoirt, Drunen, Nieuwkuik en Hedikhuizen, eene
oppervlakte beslaande van 1535 bund. In het noorden bestaat de grond
u it klei, in het zuiden uit zand. Te midden van het laatste ligt het
Vlijmensche-Ven, een ondiep meertje o f poel. In 1822 had deze gem.
2197, in 1840 2650, in 1876 3365 inw. Bij de telling voor 1870 onder-
scheidde men e r: 3055 R.-Kath., 85 Herv., 1 Rem., 1 Luth, en 7 Isr.
Zij bestaan meest van landbouw, warmoezerij en veeteelt. De gem. bevat
he t d. Vlijmen en een ged. van het d. Haarsteeg.
Het d. Vlijmen strekt zich ter wederzijde van de Langestraat uit, zijnde
het meest oostelijke deel dezer dicht-bewoonde streek. Het is een der
schoonste d. van dit oord, daar de huizen, die meer verspreid dan in het
meer westelijke deel van de Langestraat liggen, op bevallige wijze door
zwaar geboomte en kreupelhout worden overschaduwd en bezoomd. Men
onderscheidt de deelen met verschillende namen, als de Ham, de Peper-
straat, Schutsboom, de Achterstraat, de Heistraat, Melia, enz. In 1840
telde men er 2408, in 1870 2805 inw. Volgens oude brieven zou Vlijmen
omstreeks den jare 962 door Heer Robert I I I van Heusden zijn gebouwd.
Ofschoon Hertog Wenceslaus en Hertogin Johanna van Brabant in 1356
erkend hadden, dat Vlijmen tot Holland behoorde, beweerden vele B raban-
ters het tegendeel. Dit verschil gaf tot vijandelijkheden aanleiding. Dien-
tengevolge werd deze aangelegenheid aan vijf scheidsmannen opgedragen,
die den 18 October 1372 beslisten, dat Vlijmen met het naburige Engelen
aan Holland behoorde. De Bosschenaars, die het d. in brand hadden
gestoken, werden den 19 Aug. 1374 verplicht, den Hollandschen Graaf
voldoening te geven. In 1543 werd Vlijmen door de Gelderschen in
brand gestoken. Herhaalde malen heeft dit d. veel door watervloeden
geleden, even als door brand. Het vuur vernielde den 2 April 1746 ge-
noegzaam het geheele d. E r zijn kerken voor de R.-Kath. en de Herv.
Vlissingen, tweede kant. van he t arr. Middelburg, bevattende de 8
gem.: Biggekerke, Koudekerke, Meliskerke, Oost-en-West-Souburg, Rit-
them, Vlissingen, Westkapelle, Zoutelande.
Vlissingen, kerk. ring der Herv. Kerk in Zeel., bevattende de 8
gem. : Vlissingen, Biggekerke, Koudekerke, Melis-en-Mariakerke, Ritthem,
Oost-en-West-Souburg, Westkapelle en Zoutelande.
Vlissingen, gem. op Walcheren, in het zuiden door den mond van
de Wester-Schelde en de Noordzee bespoeld, en naar de landzijde inge-
sloten door de gemeenten Koudekerke, Oost-en-West-Souburg en Ritthem.
Vroeger van kleine oppervlakte, is de gem. in 1807 aanmerkelijk uitge-
breid, zoodat zij thans ruim 787 bund. beslaat. De grond bestaat meest uit
klei, meer of min met zand vermengd. In het uiterste westen vindt men
läge duingronden. De gem., bestaande uit de stad Vlissingen en haar
rechtsgebied, telde in 1815 slechts 4538 inw., of veel minder dan in de 17de
en 18de eeuwen. Zelfs in 1795 had de bev., bij veel beperkter grenzen en
zeer afgenomen welvaart, nog 5691 bedragen. In 1822 was de bev. weder
gestëgen tot 6380, in 1830 tot 8029. In 1840 beliep zÿ weder 7871,
in 1850 9926, in 1860 10,764 en in 1864 11,752. Sedert verminderdç