
Noordwolde, groot, doch tamelijk verspreid d. in de gem. West-
Stellingwerf, nabij de Drenthsche grenzen. Het bevatte in 1811 1130,
in 1840 2126, in 1875 3120 inw., daaronder begrepen die van een
gedeelte der kolonie Frederiksoord, benevens van de geh. Zandhuizen en
Riesberkamp (in 1840 434). De veenderij en landbouw zijn de voorn.
takken van welvaart. In den laatsten tijd is veel gedaan om de hand-
werksnijverbeid onder de bewoners van de op de heide verspreide geb.
uit te breiden. Onder anderen wordt er thans veel mande- en houtwerk
vervaardigd. In de Herv. kerk wordt een oude doopvont bewaard.
Noordwolde, d. met eene Herv. kerk in de Gron. gem. Bednm.
Het telde met de onderhoorigheden in 1840 275 inw. In 1870 beliep
h e t getal ingezetenen binnen de kom 117. Ondtijds lag er de burg
Tedema.
T ío o rdw o ld e r slo o t, vaart in de Ifriesche gem. West-Stellingwerf,
gegraven om de tnrf uit Noordwolde naar de Linde te brengon.
Tíoordwolder-Veenpolder, pold. in de Friesche gem. Hemelumer-
Oldephaert-en-Noordwolde. Hij is in 1835 bedijkt en 860 bnnd. groot.
Tíoordzee, zee in het westen van Europa, tusschen Groot-Brittanje,
Erankrijk, Belgié, Nederland, Duitschland, Denemarken en Noorwegen,
zeer verscheiden van diepte. De diepste plaatsen in het zuiden (bij het
Eanaal of la Manche) hebben weinig meer dan 20 vademen water. De
diepste plaats tusschen den mond van de Maas en dien van de Theems
houdt nog slechts 32 vademen. Doch tusschen Noorwegen en Schotland,
namelijk dichter bij de eerste kust dan bij de laatste, vindt men diepten
van 105 tot 280 vademen. Onder de banken zijn de meest gevreesde de
Onrust op de Haaks en de Razende-Bol bij de Helder, de Noordvaarder
bij Terschelling, de Hinder bij den mond der Maas, de Vlaamsche ban-,
ken voor de Zeeuwsche en Belgische kust en, het Goodwindsand op de
oostkust van Kent, de Kentish-Knock op de kust van Suffolk, het Horns-
Riff op de kust van Jutland, enz. Op de Bree-Veertien staat 14, op
de Doggersbank 18—20 vademen water. De Engelschen noemen de z e e :
German-Ocean of North-Sea, de Eranschen Mer-du-Nord, de Duitschers
Nordsee of Deutsches Meer, de Denen en Noren Wester-Havet.
Noord-Zevender, polderl. ter grootte van 166 bund. in de ü tr.
gem. Willige-Langerak.
Tíoordzijderpolder, pold. in de Z.-Holl. gem. Bleskensgraaf.
Tíoordzijderpolder, pold. van 732 in Z.-Holl., deels in de gem.
Noordwijk, deels in de gem. Noordwijkerhout.
Tíoordzijderpolder, pold. van 661 bund. in de Z.-Holl. gem. Bode-
graven.
Tí oordzij dsehe-polder, pold. in Z.-Holl., deels in de gem. Bleskensgraaf,
deels in Oud-Alblas.
Noord-Zijpe, noord. deel der N.-Holl. gem. Zijpe.
N o o rmanskape l, of O o semanskerke, voorm. d. in (Zeeuwsch-)
Vlaanderen, in Nov. 1377 door overstrooming vernield.
Tíoorthey, buiten in Z.-Holl. gem. Veur, waar in 1820 eenvoornaam
instituut van onderwijs en opvoeding werd gevestigd.
Tíoot (ter), voorm. adel. huís bij ’s-Gravenhage, voor eenige jaren
afgebroken om plaats te maken voor de nieuwe wijk der Hofstad langs
den BezuidenHoutschen weg.
Nootdorp, gem. in Z.-Holl., uit de vroegere heerl. Nootdorp, Nieuwe-
veen en Hoogeveen saamgesteld. Zij wordt ingesloten door de gem.
Stompwijk, Zoetermeer, Pijnacker en Yrijenban, is 795 bund. groot en meest
door laag veen, deels door klei gevormd. In 1822, toen elk der 3
heerl. eene zelfst. gem. vormde, hadden zij te zamen 445, in 1840 (na
haré vereeniging) 591, in 1875 754 inw. Bij de telling voor 1870 vond
men er: 373 R.-Kath., 331 Herv., 2 Luth. en 1 Chr.-Geref. De gem.
bevat, behalve het geh. Hoogeveen, de beide dorpen Nootdorp en Nieuwe-
veen, het eerste met eene Herv., het tweede met eene R.-Kath. kerk.
Het d. Nootdorp telde in 1840 392, in 1870 360 inw. De oudste
oorkonde, waarin het wordt vermeld, is van 1329.
Nootdorp, pold. van 1029 bund. in Z.-Holl., deels in Nootdorp, deels
in Vrijenban.
No rden, b. in de Geld. gem. Putten, in 1840 met 115, in 1872 met
155 inw.
N o r e l, b. in de Geld. gem. Epe, in 1840 met 88 inw.
Norg, gem. in Drenthe, tusschen Roden, Vries, Assen, Smilde,
Oost-Stellingwerf, Opsterland en de Leek, van welke gem. de laatste
tot Groningen behoort, en de twee voorlaatsten deelen van Eriesland uit-
maken. Zij beslaat 11,232 bund. en bestaat bf uit diluvisch zand, bf uit
hoog veen. Langs het Langeloerdiep en het Eenderdiep vindt men ook
laag veen. In 1811 had deze gem. 890, in 1822 920, in 1840 7419, in
1875 3800 inw., in laatstgen. ja a r onderscheiden in 2866 Herv., 119 Chr.-
Geref., 67 Ev.-Luth , 2 Herst.-Luth., 10 Doopsg., 688 R.-Kath., 2 Oud-
R. en 55 Isr. De groote afwisseling in de bevolkingsopgaven van 1811 tot
1875 is het gevolg, dat tot Norg de vroegere kol., thans de rijksgestichten
Veenhuizen, behooren, met eene bevolking, die, eerst sints 1823 derwaarts
gekomen, in 1840 6263, doch in 1875 nog slechts 2056 zielen bedroeg. Devoor-
naamste bronnen der welvaart zijn landbouw, veeteelt en veenderij, in de
rijksgestichten landbouw en fabriekarbeid. De gem. bevat de d. Norg en Een,
benevens de buurten Westervelde, Langelo, Zuidveld, Peest en Norgervaart.
Het d. Norg, welks naam ook Norgh en Norch wordt gespeld, is
beroemd wegens een der voorn. markten der prov., waarop vooral paarden
worden aangevoerd. E r is eene Herv. kerk met een hoogen toren. In
1811 had Norg 363, in 1840 522, in 1870 509 inw.
Norgervaart, vaart en b. in de Drenthsche gem. Norg. De b. had
in 1840 40, in 1870 122 inw.