
aan hare onde gcsteldheid, toen meest alles zieh als een wildernis ver-
toonde. Niettemin bevat de streck ook vele zeer schoone, zeer vruchtbare
gronden, in het bijzonder längs de boorden van den Rijn en den IJssel,
en längs de Zuiderzee. E r zijn uitgestrekte bosseben en hooge heuvelen,
waarvan de meest verheven top, die bij den Imboseh, zieh tot 110 meter
boven de zee verheft. De landstreek is thans saamgesteld uit de oude
gouw Peluwe en het westelijk deel der gouw Hameland en wordt het
eerst vermeld in eene oorkonde van 793, waarin de naam Eelaowa wordt
geschreven. In 838 schonk zekere Rodgar goederen op de Veluwe aan
de Kerk van st.-Maarten te Utrecht, en weihaast bekwamen de Bisschoppen
van dat Stift hier zoo veel gezag, dat zij de Veluwe als een
Stichtsch leen den Hertogen van Lotharingen en Brabant opdroegen. De
Brabantsche Vorsten gaven de Veluwe weder als onderleen uit aan de
Graven van Gelder. De eerste, die wij in het bezit daarvan vinden, is
Gerhard, de oudste zoon van Graaf Hendrik I van Gelder, die in 1177
leefde en nog v<5or zijn vader overleed. Na dit overlijden ontstonden
hevige twisten over de Veluwe, die tot een strijd tusschen het Sticht en
Gelder aanleiding gaven. Eindelijk besliste Keizer Hendrik VI, den 6 Maart
1196, dat het graafschap de Veluwe een eigendom der Kerk van Utrecht
zou bly ven, doch dat de Bisschop den Hertog daarmede zou beleenen, en na
deze ’s Hertogs zonen en dochters. Otto van Gelder, Bisschop van Utrecht
geworden zijnde, droeg aan zijn broeder Graaf Gerhard I I I (tusschen
1213 en 1216) de nóvale tienden van de Veluwe in leen op. De leen-
band, die Brabant aan de Veluwe hechtte, werd opgeheven in 1311, toen
Hertog J a n I I de verheffing had verzuimd. Tezelfder tjjd echter be-
leende Bisschop Gwy van Avesnes. Graaf Reinald I onmiddellijk met de
Veluwe en met al de andere goederen, die de Gelderschen als achterlee-
nen van Brabant bezaten. Geen der Brabantsche vorsten heeft zieh, voor
zoo veel bekend is, tegen die gift gekant.
De Veluwe was vö<5r de groote omwenteling van 1795 verdeeld in 5
stemmende steden (Arnhem, Harderwijk, Wageningen, Hattem en El-
hurg), 2 groote ambten (het drostambt van de Veluwe en het richter-
ambt van den Veluwenzoom), 4 kleine ambten (Oldebroek, Nijbroek, Hoe-
velaken en Scherpenzeel), en 2 heerlijkheden (Rozendaal en Doorwerth).
Onder Koning Willem I werd het platteland van de Veluwe gesplist
in 4 hoofdschoutambten: Over-Veluwe, Middel-Veluwe, Neder-Veluwe en
Veluwenzoom, te zamen met 17 schoutambten.
Veluwe (de), pold. in Geld, en Ov., groot 16,539 bund., bevattende
de läge (oostelijke) streken der Geld, gemeenten Heerde, Epe, Apeldoorn
en Voorst, benevens de wijken Welsum, Marie en Wijnvoorde van de
Ov. gemeenten Wyhe en Olst.
Veluwe (de), ged. van de Peel onder Asten, in N.-Brab.
Veluwe, b. in N.-Brab., deels in de gem. Erp, deels in de gem.
Boekel. Het grootste deel, dat onder Erp, had in 1840 95 inw.
Veluwenzoom, voorm. richterambt in Geld. Het bestond tijdens de
Republiek uit de 3 schoutambten: Brummen, Rheden en Renkum.
Veluwenzoom, voorm. hoofdschoutambt in Geld., ten tijde van
Koning Willem I. Het bevatte in 1822 9943 inw., en was gesplitst in
de 5 gem.: Brummen, Rheden, Rozendaal, Renkum en Doorwerth.
Veluwenzoom, landstr. in Geld., waartoe men doorgaans het voorm.
hoofdschoutambt Veluwenzoom, benevens de gemeenten Arnhem en Wageningen
rekent. Het platteland vertoont zich voor het grootste deel ais
een park van groote schoonheid, vervuld met prachtige landgoederen,
bosch, akkers en weiden, en zelfs de overgebleven heiden leveren door
de afwisselende hoogten, dalen en vlakten, deels met purper heidekruid,
deels met bosch bedekt, zeer schilderachtige gezichten op.
Vemde, of Wemde, b. in de Geld. gem Epe, in 1840 met 119, in
1870 met 156 inw.
V e n , b. in de N.-Brab. gem. Goirle, in 1840 met 273 inw.
V e n , b. in de N.-Brab. gem. Veghel, in 1840 met 142, in 1870 met
154 inw.
Ven (de), b. in de N.-Brab. gem. Heeze, in 1840 met 174 inw.
Ven (het), wijk van het N.-Brab. d. Strijp.
Venakker, geh. met eene R.-Kath. kapel in de N.-Brab. gem.
Luyksgestel.
Venbergen, geh. in de N.-Brab. gem. Valkenswaard, oudtijds met
eene kapel.
Venebrugge, of Veenebrugge, of Venebrug, b. in de Ov. gem.
Hardenbergh (ambt), in 1840 met 37, in 1870 met 100 inw. E r was wel-
eer eene havezathe, die in 1500 door Bisschop Erederik van Badén en
Jacob van Uyterwijck werd opgedragen.
Venerijter-Zljl, sluis in de Ov. gem. Genemuiden, waardoor de
Nieuwe-Wetering in Mastenbroek haar overtollig water afvoert.
Venhuizen, gem. in N.-Holl., in het oosten en zuidoosten door de
Zuiderzee bespoeld en naar de landzijde ingesloten door de gemeenten
Bovencarspel, Grootebroek, Hoogcarspel, Westwoud, Blokker en Wijdenes.
De grond — 1964 bund. — is gevormd door zeeklei. In 1822 had deze
gem. 1305, in 1840 1569, in 1876 1938 inw. Bij de telling voor 1870
onderscheidde men er: 1332 Herv., 13 Luth., 3 Doopsg., 1 Chr.-Geref.
en 613 R.-Kath. Ilun voornaamste bedrijf is de veeteelt, doch zij beoefe-
nen ook den landbouw. De gem. bevat de d. Venhuizen en Hem, benevens
de geh. Tersluis, de Weer, Elba, de Hout en Hofmolen.
Het d. Venhuizen splitst zich in verschillende wijken, ais Oostergouw,
het Oostend, de Middenbuurt, de Hoogebuurt, de Westerbuurt, de Kerk-
weg, de Westerkerk en Weyver. Het telde in 1840 815, in 1870 1166
inw. Het Raadhuis, de Herv. en de R.-Kath. kerken zijn de hoofd-
gebouwen.
V e n lo , prov. kiesdistrict in Limb., bestaande uit de 10 gem.: Arcén