
Rietvinkschepolder, pold. van 42 bund, in de Z.-Holl. gem. Veur.
Rietwijk, of Rijk, voorm. d. in de Holl, landstreek Rijnland, tus-
schen Sloten en Aalsmeer, doch door het afkabbelen der landen aan
het Haarlemmermeer allengs vermeid. Het bevatte eene kapel en telde
in 1514 20 huizen. In 1632 waren er nog 18 huizen, doch in 1732
niet meer dan 12. De plaats waar de kapel stond, is tusschen 1610 en
1647 door het water overstelpt. Het geringe overblijvend deel van Rietwijk
is bij Sloten ingelijfd, doch het overige werd onder Koning
Willem I eene zelfst. gem., Rietwijkeroord genoemd.
Rietwijk, voorm. adel. huis in de N.-Holl. gem. Egmond, het stam-
huis der heeren van Rietwijk, sedert heer Dirk in 1203 bekend. Het
huis is in 1315 door de Friezen vernield.
Rietwijk, of Reewijk, voormalig adel. huis in de N.-Holl. gem.
Heemskerk. Het is, nadat het van 1750, benevens de omringende
gronden, met Assumberg was vereenigd, afgebroken.
Rietwijkeroord, of Rijkeroord, ged. der gem. Nieuwer-Amstel,
doch van 1817 tot 1854 eene zelfstandige gem., die in 1822 64, in 1840
84 inw. telde.
Rietwijkeroorderpolder, pold. van 333 bund, in de N.-Holl. gem.
Ñieuwer-Amstel. Door den storm van 29 Nov. 1836 werd deze polder
onder water gezet.
Rijckedane, voorm. b. op het Zeeuwsche eil. Walcheren, bij Oost-
kapelle, reeds in 1526 veel veranderd, doch sedert geheel gesloopt.
Rijckholt, of Ryckholt, gem. in Limb., tusschen Gronsfeld, Êysden
en st.-Geertruid, 122 bund, groot, bestaande de bovengrond uit mergel.
Zij telde in 1822 187, in 1840 185, in 1875 227 inw., allen R.-Kath. en
op geringe uitzondering na, landbouwers. De gem. was oudtijds eene
rijksheerh, die o. a. door de geslachten Rijckholt, Vlodrop en Lijnden
is bezeten, doch in 1795, na de veroveringen der Franschen in de
Nederlanden, haar zelfstandig bestaan verloor. De gem. bevat niets
dan de b. en het kasteel Rijckholt.
Rijon, d. met eene R.-Kath. kerk in de N.-Brab. gem. Gilze-en-Rijen,
waar van 1831 tot 1838 een groot deel van het Nederl. leger een kamp
had betrokken. Het telde in 1840 279 inw.
Rijkebuurt, geh. in de Zeeuwsche gem. Stavenisse;
Rijkerswoerd, b. in de Geld. gem. Elst, in 1840 met 155, in 1872
met 151 inw.
Rijkevoort, of Rijckevoort, d. met eene R.-Kath. kerk in de
N.-Brab. gem. Beugen-en-Rijkevoort. Het had in 1840 463 inw.
Rjjke-Waver, b. in de N.-Holl. gem. Ouder-Amstel, in wier nabuurschap,
doch op den 1 grond van Vinkeveen-en-Waverveen in 1875
het stoomwerktuig is geplaatst tot het droogmaken der Ronde-Veenen.
Rijkswald, of Roichswald, uitgestrekt bosch in de Nederl. prov.
Gelderl. en de Pruiss. kreits Cleve, waarvan Nederland een deel, namelijk
het Neder-Rijkswald, bezit.
Rijk van Nijmegen, voorm. ambt in Geld., vddr 1795. Het bevatte
7 kerspelen: Wijchen, Niftrik, Beuningen, Ewijk, Rijks-Winssen,
Weurt en Ooy. Daarin lagen ook de hooge heerlijkheden Beek, Ubbergen,
Groesbeek, Heumen, Malden, Ooy en Persingen.
Rijk van Nijmegen, voorm. hoofdschoutambt in Geld, onder Koning
Willem I. Het telde in 1822 11,481 inw. in de 9 schoutambten: Beuningen,
Ewijk, Ubbergen, Millingen, Groesbeek, Heumen, Overasselt, Wijchen, Balgoy.
Rijk V a n Nijmegen, dijksdistrict in Geld., bevattende de volg plaat-
sen: Hees, Neerbosch, Beuningen, Ewijk, Wijchen, Balgoy, Keent, Overasselt,
Neerasselt, Heumen, zonder de onbedijkte uiterw. en hooge gronden,
te zamen groot 9870 bund.
Rijks-Winssen, oost. deel van het d. Winssen in de Geld. gem. Ewijk.
Rijlst (de), geh. onder het d. st.-Nicolaasga in de Friesche gem.
Doniawerstal, in 1840 met 41 inw.
Rijn (de), riv. in Zwitserland, Duitschland en Nederland, die
nit verschillende bronnen in ’t kanton Graubünden ontstaat, door de
Bodensee stroomt, den prächtigen waterval bij Laufen in het kanton
Schaffhausen vormt en de Aar, de Birs, de 111, de Neckar, de Main, de
Nahe, de Lahn, de Moezel (Mosel), de Ahr, de Sieg, de Wupper, de
Erft, de Ruhr, de Emscher en de Lippe opneemt. De Rijn bereikt
Nederl. bij het Spijk en bezoomt het eerst de zuidzijde der Geld. gem.
Herwen-en-Aardt, langs de Tolkamer onder Lobith. Langs Millingen,
van^waar de Rijnoevers zoowel ten noorden als ten zuiden tot Nederland
behooren, loopt de Rijn naar Pannerden, waar de stroom zieh verdeelt
in twee armen, waarvan de zuidelijke den naam van Waal draagt. De
noorderarm, die den naam van Rijn blijft voeren, stroomt naar Wes-
tervoort, waar de stroom zieh andermaal verdeelt, in den IJssel (den
noordelijken arm) en den Rijn (den westelijkeü arm). Langs Arnhem,
Wageningen en Rhenen vloeiende, bereikt de Rijn Wijk-bij-Duurstede,
waar de hoofdarm zijn loop voortzet in het bed van de Lek. Slechts
een smalle arm — doch vroeger de hoofdstroom — behoudt den naam
van Rijn, veelal de Kromme-Rijn genoemd, en bereikt met vele bochten
Utrecht, waar de stroom zieh op nieuw deelt, in Yecht en Oude-Rijn.
De Vecht loopt naar de Zuiderzee. De Oude-Rijn voert lange Woerden,
Bodegraven en Alphen naar Leiden. Van Leiden stroomt de Rijn in
noordwestelijke richticg tot Katwijk, waar hij zieh eeuwen achtereen in
het zand verloor, tot het bouwen der Katwijksche sluizen, in 1806,
het Rijnwater weder afvoer in de Noordzee verleende.
De loop van den Rijn is door overstroomingen, afleidingen en velerlei
kunstwerken Voortdurend veranderd. Van hier, dat sommige panden van den
Bjjn gegraven kanalen zijn, terwijl anderen geheel of te deele zijn opgeslijkt.