
Broeders, 1 der Episc. (gecomb. met de N.-Holl. gem. te Amsterdam),
42 der R.-Kath., 4 der Oud-R., 8 der Ned.-Isr.
Utrecht is met betrekking tot het lagere schoolwezen verdeeld in 5
districten. Tot het e e r s t e behooren de scholen : in de gem. Utrecht,
de Bilt, Bunnik, Zeist (te Zeist en Austerlitz). — Tot het t v j e e d e de
scholen in Abcoude-Proostdij (te Abcoude), Abcoude-Baambrugge (te
Baambrugge), Breukelen-Nijenrode (te Breukelen), Kockengen en Laag-
Nieuwkoop (te Kockengen), Loenen, Loosdrecht (te Oud-Loosdrecht en
Nieuw-Loosdrecht), Maarssen en Maarsseveen (te Maarssen), Mijdrecht
(te Mijdrecht cn aan den Hoef), Nigtevecht, Ruwiel (te Nieuwer-ter-Aa),
Vinkeveen-en-Waverveen (te Vinkeveen en Waverveen), Vreeland, Wilnis,
Zuylen. — Tot het d e r de de scholen in de gem. Amersfoort, Baarn
(te Baarn en de Vuursche), Eemnes (te Eemnes-Binnen en Eemnes-
Buiten), Hoogland (in den Ham), Leusden, Maartensdijk (te Maartens-
djjk en Blaauwkapel), Soest (te Soest en Soesterberg), Stoutenburg,
Westbroek-en-Achttienhoven (te Westbroek). — Tot het v i e r d e de scholen
in de gem. Amerongen (te Amerongen en in het Overbergsche), Cothen,
Doorn, Driebergen, Houten, Langbroek (te Over-Langbroek en Ncder-
Langbroek), Leersum, Maarn, Odijk, Renswoude, Rhenen (te Rhenen,
Achterberg en Eist), Rijzenburg, Schalkwijk, Tull-en-’t Waal (te ’t Waal
en Honswijk), Veenendaal, Wijk-bij-Duurstede, Woudenberg (te Woudenberg
en aan den Holevoet). — Tot het v i j f d e de scholen: in de
gem. Benschop (te Benschop en Polsbroekerdam), Harmelen, Jaarsveld,
Jutphaas, Kamerik, Linschoten, Lopik (te Lopik en Lopikerkapel), Mont-
foort, Polsbroek, Vleuten (te Vleuten en de Meern), Willige-Langerak
(te Willige-Langerak en Cabauw), IJsselstein, Zegveld.
In het geheel telde Utrecht in 1875 172 lagere scholen: t.w . 111
voor gewoon lager en 61 voor meer uitgebreid onderwijs. Van deze
scholen waren 84 openbare en 88 bijzondere. E r zijn voorts 2 leerscho-
len voor aankomende onderwijzers, den te Utrecht en den te Amersfoort.
Voor middelbaar onderwijs heeft Utrecht hoogere burgerscholen te
Utrecht en Amersfoort, eene hoogere burgerschool voor meisjes (sedert
1875) en eene burgerdag- en avondschool te Utrecht, benevens
eene burgeravondschool te Amersfoort.
Voor het hooger onderwijs bestaat eene hoogeschool te Utrecht,
een gymnasium te Utrecht en eene latijnsche school te Amersfoort. Eene
veeartsenijschool is gevestigd op Gildestein bij Utrecht, een R.-Kath.
seminarie op Sparrendaal (gem. Driebergen) bij Rijzenburg.
Naar de Berste Karner der Staten-Generaal vaardigt Utrecht 2 leden
af. Voor de verkiezingen van leden voor de Tweede Karner omvat de
prov. het district Utrecht, benevens deelen der districten Tiel, Amersfoort,
Gouda en Gorinchem.
Voor het kiezen van Provinciale Staten is Utrecht in 5 kiesdistricten
verdeeld: Utrecht, Amersfoort, Amerongen, IJsselstein en Breukelen. Het
eerstgen. district benoemt 13, elk der overigen 7 leden.
Voor het rechtswezen bevat Utrecht 2 a r r . : Utrecht en Amersfoort, te
zamen met 7 kantons.
U tr e ch t, rijkskiesd. voor het afvaardigen van leden naar de Staten-
Generaal. Het bevat, volgens de wet van 6 Mei 1869, 27 gem. t. w.:
Utrecht, Jutphaas, Zuylen, Achttienhoven, Maartensdijk, de Bilt, Zeist,
Bunnik, Houten, Loosdrecht, Westbroek, Tienhoven, Maarssen, Maarsseveen,
Breukelen-st.-Pieters, Breukelen-Nijenrode, Ruwiel, Loenen, Vreeland,
Loenersloot, Nigteveciit, Abcoude-Proostdij, Abcoude-Baambrugge,
Laag-Nieuwkoop, Haarzuilens, Vleuten, Oudenrhijn. Het had in 1869
94,832 inw. en 2752 kiesgerechtigden.
U tr e ch t, kiesdistrict voor de Prov.-Staten. Het bevat alleen de gem.
Utrecht.
U tr e ch t, arr. in de prov. Utrecht, in 1811 als vijfde distr. van het
Departement-van-de-Zuiderzee ontstaan. Na de herstelling van Neérland’s
onafhankelijkheid in 1814 zijn grenzen en indeeling meermalen gewijzigd,
doch eerst in 1838 is het zoo verdeeld als het nog heden bestaat.
Als arr. van het Departement-van-de-Zuiderzee bevatte het de 7 kantons:
Utrecht 1, Utrecht 2, Maarssen, Mijdrecht, Woerden, Schoonhoven
en IJsselstein. Van 1814 tot 1838 was het gesplilst in de 6 kantons:
Utrecht 1, Utrecht 2, Maarssen, IJsselstein, Baambrugge en Loenen.
De tegenwoordige verdeeling is in 4 kantons: Utrecht, IJsselstein
Maarssen en Loenen.
U tr e ch t, eerste kant. van het arr. Utrecht. Het bevat de 2 gem.: de
Bilt en Utrecht.
U tr e ch t, klasse der Herv. Kerk in Utr., bevattende 3 ringen, met
26 gem. De ringen zijn: Utrecht, IJsselstein en Mijdrecht.
U tr e ch t, ring der klasse Utrecht, bevattende de gem. Utrecht, Maarssen,
de Meern en Vleuten.
U tr e ch t, klasse der Chr.-Geref. Kerk in Utr., Zuid-Holl. en N.-Holl.,
bevattende de 8 gem.: Baambrugge, Breukelen, Kockengen, Hilversum, Oüd-
Loosdrecht, Utrecht, Westbroek, Woerden.
U tr e ch t, kerk. ring der Ev.-Luth. Kerk, bevattende de 8 g em.: Utrecht,
Arnhem, Amersfoort, Culemborg, Tiel, Zutphen, Doesborgh en Doetin-
chem, benevens de 4 filiaalgemeenten: Loenen (onder Utrecht), Wage-
ningen (onder Arnhem), Nijkerk (onder Amersfoort) en Leerdam (onder
Culemborg).
Utrecht, aartsbisd. der R.-Kath. Kerk. Nadat Willebrord en Boni-
facius als aartsbisschoppen van Friesland waren overleden, werd het
bisdom Utrecht bestuurd door bisschoppen, (die tot 1528 tevens als
wereldlijke vorsten regeerden), totdat in 1559 Utrecht tot een aartsbisdom
werd verheven, met de 5 suffragaanbisdommen van Haarlem, Deventer,
Leeuwarden, Groningen en Middelburg. Dan, door het overgaan van de stad
en de prov. aan de Staatsche zijde veranderde deze Staat van zaken. Eerst