
Bergum, kerk. ring der klassis Leeuwarden (Friesl.), bevattende
de 16 gem.: Bergum, Bergumerheide, Boornbergum-en-Korte-Hemmen,
Zuid-en-Noord-Dragten, Dragster-Compagnie, Eernewoude, Garijp, Harde-
garijp, Oenkerk-Giekerk-en-Wijns, Oostermeer-en-Eestrum, Oudega-Nijega ■
en-Opeinde, Oudkerk-en-Roodkerk, Bottevalle, Bijperkerk, Snameer, Sua-
woude-en-Tietjerk, die te zamen door 17 predik. bediend worden.
Bergum, d. in de Eriesche gem. Tietjerksteradeel, dat in de vijf wijken
Bergumerburen of Groote-Buurt, Bergumerdam, het Klooster, Nijestad en
Noordermeer afgedeeld, in 1811 1244, in 1840 2327, in 1870 3187
inw. telde, die van het aanpalend Bergumerheide, Kuikhorne en een deel
van Yeenwoudsterwal medegerekend. E r zijn 2 kerken, eene Voor de
Herv. en eene voor de Christ.-Geref. Voorts vindt men er het gemeente-
huis van Tietjerksteradeel, vele warmoezerijen en boomkweekerijen. In
vorige eeuwen vond men er het Bergklooster, de staten Hillema en het
Hooghuis, op welk laatste Menno van Coehoorn zijn beroemde Vestingtouw
schreef. Wegens de günstige ligging aan drie straatwegen en een groot
kanaal, zoowel als door de sierlijke huizen in de dorpsstraat, is het thans
een even fraai als aanzienlijk dorp.
Bergumerheide, d., dat op de heide bij Bergum (Tietjerksteradeel)
als buurt ontstaan, in 1850 door het bouWen eener Herv. kerk, bij een
armhuis met school, doch vooral door het ontginnen van honderd bunders
heide, van 1849 tot 1852 door D r N. Ypey ondernomen, zijn tegenwoor-
dig aanzien kreeg.
Bergumermeer, meer in de Friesche gem. Tietjerksteradeel, dat
ongeveer 3 uren in omtrek heeft.
Beringen, buurt in de Limb. gem. Helden, in 1840 met 330, in 1860
met 333 inw.
Berk (den), geh. in de N.-Brab. gem. Rucphen.
B e rk d ijk , buurt in de N.-Brab. gern Tilburg, in 1840 met 647, in
1860 met 741 inw.
Berkeindje, geh. in de N Brab. gem. Lierop.
Berkel, buurt in de Limb. gem. Horst, in 1840 met 535 inw.
Berkel, dorp in de N.-Brab. gem. Berkel-Enschot-en-Heukelom, dat
reeds in 1240 onder den naam van Bercle wordt vermeld. In 1840 had het
399, in 1860 409 inw. De R.-Kath. kerk was langen tijd slechts eene kapei.
Berkel, dorp in de Z.-Holl. gem. Berkel-en-Kodenrijs, te midden van
uitgeveende en weder droog gemaakte polders. Men telde er in 1840
binnen de bebouwde kom 339, in 1860 469 inw. E r zijn 3 k e rk en :
eene Herv., eene Rem. en eene R.-Kath. De eerste bevat eene tombe
der Heeren van Berkel.
Berkel, rivier, die op den Bavenberg in de Pruissische provincie
Westphalen ontspringt, längs Coesfeld, Stadt-Lohn en Vreden loopt, bij
Oldenkötte den Gelderschen bodem bereikt, en na de Slinge of Lebbinkbeek
opgenomen te hebben, te Zutphen in den IJsse l valt. De rivier wordt
voor kleine scheepjes bevaarbaar te Vreden, waar de haven juist beneden
een waterval ligt. De Nederlandsche plaatsen aan de Berkel zijn Rekken,
Eibergen, Borculo, Lochern, Almen, Warnsveld en Zutphen.
Berkelaar, buurt in de Limb. gem. Echt, in 1840 met 276, in 1860
met 315 inw.
Berkel-Enschot-en-Heukelom, gem. in N.-Brab., tusschen Uden-
hout, Oisterwijk, Moergestel, Hilvarenbeek en Tilburg. De grond, die
2082 bund. beslaat, is geheel uit diluvisch zand gevormd, met eenig
moeras in het zuiden. In 1822 had deze gem. 886, in 1840 999, in
1870 1121 inw., die in laatstgenoemd jaar allen tot de R.-Kath. Kerk
behoorden. Landbouw en veeteelt zijn genoegzaam de eenige middelen
van bestaan. De gem. bevat de dorpen Berkel en Enschot, benevens de
buurt Heukelom.
Berkel-en-Rodenrijs, gem. in Z.-Holl., die, omringd door Zeg-
waard, Bleiswijk, Bergschenhoek, Schiebroek, Overschie, Vrijenban en
Pijnacker, eene oppervlakte van 1967 bund. beslaat. Het grootste deel
der gem. is laag veen, doch eenige streken, waavvan de veenstof door
uitbaggering is weggevoerd, bestaan nu, na het droogmalen der achter-
gelaten plassen, uit kleigrond. In 1822 had deze gem. 1100, in 1840
1149, in 1870 1562 inw., die meest in de veeteelt en zuivelbereiding
hun bestaan vinden. In 1860 onderscheidde de bevolking zieh in 625
Herv., 6 Rem , 14 Chr.-Afg., 3 Ev.-Luth. en 726 R.-Kath. De gem.
bevat, behalve het d. Berkel, den Voorafschenpolder, den Noordpolder, den
Zuidpolder, den Westpolder en den Berkelsehenpolder, van welke de
beide laatsten zoogenaamde droogmakerijen zijn. De buurt van Berkel in
de richting naar Zegwaard heet het Noordeinde, die naar de zijdc van
Overschie Rodenrijs of het Zuideinde. Een hoek in het zuidoosten, de
Tempel, vormde tot 1855 eene afzonderlijke gemeente, die echter reeds
sinds lang onbewoond was, en nog geene 11 bund. besloeg.
De heerl. Berkel-en-Rodenrijs heeft tijdens Koning Filips aan de Heeren
van Egmond, en van 1600 tot 1618 aan ’s Lands Advocaat Jo an van
Oldenbarneveld toebehoord.
Berkelsche-Meer, meertje in de Z.-Holl. gem. Berkel, c. a.
Berkelsche-polder, pold. in de Z.-H. gem. Berkel c. a. en Pijnacker.
Borkonhosoh, geh. in de N.-Brab. gem. Oploo c. a.
Borkenrode, klein dorp, in de N.-Holl. gem. Heemstede, aan den
straatweg tusschen Haarlem en Hillegom. Men vindt er de groote, schoone
buitengoederen Oud-Berkenrode en Knapenburg, benevens eene R.-Kath.
kerk, wier stichting van 1694 dagteekent. In 1822 had dit dorpje 65, in
1840 72, in 1850 61 inw. Het vormde tot 1857 eene zelfstandige gem.
van 49 bund. oppervlakte, die bij de wet van 13 Ju n i van genoemd jaar
bij Heemstede werd ingelijfd.